Benschop, Nelly Anna (1918-2005)

 
English | Nederlands

BENSCHOP, Nelly Anna (geb. Den Haag 16-1-1918 – gest. Arnhem 31-1-2005), dichteres en lerares. Dochter van Gerrit Benschop (1878-1955), hovenier, en Elisabeth Krijnen (1879-1962). Nel Benschop bleef ongehuwd.

Nel Benschop werd in Den Haag geboren als één-na-jongste in een gereformeerd gezin met zeven kinderen. De vader van Nel had in 1912 met tegenzin afscheid genomen van zijn bomen- en struikenkwekerij in Boskoop. Een vaste en conjunctureel minder kwetsbare baan vond hij in Den Haag, waar hij hovenier van de plaatselijke Plantsoenendienst werd. In het gezin heersten godsvertrouwen, soberheid, en meer dan eens geldgebrek. Haar vader bracht haar liefde voor natuur en muziek bij. Het was niet de blijmoedigheid van haar vader, maar de opofferingsgezindheid van haar moeder die de stemming in het gezin bepaalde.

Een dichtende schooljuffrouw

Nel bezocht een hervormde lagere school, de mulo en vervolgens de kweekschool. Ze schreef toen al gedichten. Als zeventienjarige opende zij een gedicht met de bekentenis: ’Ik voel mijn leven veilig in Gods hand’. In 1937 vond zij als kwekeling met akte een baan op de Abraham Kuyperschool in de Scheldestraat, het hart van de Haagse rosse buurt. Juffrouw Benschop, die zich op de school onderscheidde door haar smaakvolle, kleurige kleding, nam declamatieles en ging naar declamatieavondjes. Ook schoolde ze zich in grafologie en studeerde ze voor de hoofdakte en de akten Engels en Frans.

Na de bevrijding werd Nel Benschop benoemd aan het instituut Coolsma, een mulo-internaat voor meisjes in Driebergen. Ook de onderwijsgevenden waren er intern. In deze drukkende atmosfeer slaagde zij erin om haar mo-akte Frans te behalen. Zij raakte er bevriend met haar collega Bep Velberg, een vriendschap die stand hield. Haar overstap in 1948 naar de christelijke mulo ‘Molenbeke’ in de Parkstraat in Arnhem was een hele opluchting, maar liefdesperikelen wierpen in de eerste Arnhemse jaren tegelijkertijd een schaduw over haar leven. Op haar dertigste raakte ze verliefd op een getrouwde collega. De relatie beperkte zich tot een briefwisseling, maar dat was voor de echtgenote van de collega reden om te eisen dat alle contact werd verbroken. Een latere relatie, opnieuw met een getrouwde man, liep op een vergelijkbare teleurstelling uit. Benschop zag hierin de hand van God.

Na de eerste grote teleurstelling in de liefde vond Nel Benschop troost in het dichten. In honderden gedichten schreef zij over de dwaasheid van ‘een verliefde vrouw’, bij wie ‘het hart het altijd weer van haar verstand’ won. In deze in 2011 gepubliceerde gedichten vond het hart een schuilplaats, terwijl het dagelijks leven in en buiten school juist op haar verstand een beroep deed. Vanaf 1953 publiceerde ze, op verzoek van wijkpredikant Willemse, gedichten in het kerkblad. In haar lessen ging zij onconventioneel te werk – ze behandelde chansons als ‘Ne me quitte pas’, weidde uit over haar held Charles de Gaulle en maakte met haar uitbundige en gewaagde kleding indruk op leerlingen en ouders. Bijna liefkozend noemden oud-leerlingen haar ‘tante Nel’ of ‘de juffrouw’.

In 1961 verhuisde Benschop van Boulevard Heuvelink 144 in Arnhem naar een huis in Schaarsbergen: Kemperbergerweg 41A (later hernummerd tot 215). Daar bood ze in de periode 1962-1967 onderdak aan Dick Smits, een leerling die na zijn mulo-eindexamen het internaat waar hij woonde, moest verlaten. Ook haar vriendin Bep Velberg trok bij haar in. De komst van de jongen, die zij als pleegzoon aannam en tot verdere studie aanzette, zorgde voor roddel en achterklap waar Nel Benschop zich niets van aantrok.

Meest geciteerde dichteres van Nederland

Benschop dichtte intussen voort en zocht naar bevestiging van haar talent en mogelijkheden tot uitgave. In 1951 legde zij haar werk voor aan de criticus P.H. Ritter jr., die zijn waardering uitsprak, maar haar ook waarschuwde voor de moderne letterkundige kritiek, die genadeloos kon zijn. Niet duidelijk is of zij dit oordeel van Ritter als aanbeveling gebruikte bij haar pogingen om haar poëzie gepubliceerd te krijgen bij uitgeverij Kok in Kampen. In 1958 weigerde Kok haar vriendelijk, onder verwijzing naar ’factoren, die verband houden met het commerciële beleid in ons bedrijf’.

Pas in 1967 verscheen Benschops eerste dichtbundel: Gouddraad uit vlas. De bundel was door enkele uitgevers afgewezen en uiteindelijk was het toch uitgeverij Kok die het aandurfde, nadat de Arnhemse boekhandelaar Bert Oranje zich voor tweehonderd exemplaren garant had gesteld. In de titel klonk Benschops ambitie door om van het dagelijks leven iets bijzonders te maken en uit vlas gouddraad (gedichten) te spinnen. De bundel werd een groot succes: in vijftien jaar tijd gingen er ruim honderdduizend exemplaren over de toonbank. Onmiddellijk ook was er kritiek, zoals Ritter voorspeld had. In de jaren dat critici hamerden op de troost die lag in de literaire vorm, reikte Nel Benschop verzen aan die onmiddellijk en effectief troostten. Voor haar telde de inhoud, niet de vorm.

In Een boom in de wind (1970) nam Benschop ook vroege gedichten op. Deze bundel evenaarde het succes van de debuutbundel niet, maar haalde net als Een vlinder van God (1973) moeiteloos oplagen die de tweehonderdduizend naderden of overschreden. In Een vlinder van God was de ik-figuur, in vergelijking met vorige bundels, minder aanwezig: de dichteres sprak minder over zichzelf, minder tot God, maar veel meer met de ander over God. Troost werd niet meer gezocht, maar geboden. Honderdduizenden lezers lazen de gedichten van Nel Benschop, putten moed en bemoediging uit de regels en gebruikten haar verzen in advertenties van overleden vrienden en familieleden. In rouwadvertenties werden haar dichtregels meer dan eens verhaspeld. Haar poëzie was eigendom van haar lezers geworden.

Benschop beweerde geen literaire pretenties te koesteren – haar gedichten waren gesprekken, van hart tot hart, van mens tot God –, maar feit is dat zij door de zelfbenoemde smaakpolitie van de literatuur meer dan eens onheus is bejegend. Haar succes werd haar misgund; zo beschuldigde de criticus Wam de Moor haar in 1979 zelfs van ‘lonend dilettantisme’. Heel wat grootmoediger stelde de columnist Nico Scheepmaker zich op: hij waardeerde de vormvastheid en de natuurlijke eenvoud van haar poëzie en riep haar zonder een spoor van jaloezie uit tot de meest geciteerde dichteres van Nederland.

Na een loopbaan van 28 jaar aan wat inmiddels de christelijke mavo ‘Molenbeke’ heette en na de voltooiing van een mo A en B-opleiding Nederlands, maakte Nel Benschop in 1975 de overstap naar het Christelijk Lyceum in Veenendaal. Zij gaf er Nederlands en besprak op ruimhartige wijze literatuur waarin afstand genomen werd van haar geloof, al verloochende ze haar eigen levensbeschouwing niet. In 1981 ging zij met pensioen.

Nel Benschop bleef altijd trouw aan de kerk van haar jeugd, al werd ze steeds losser. Toen de gereformeerde gemeente, waartoe ze behoorde, overging naar de Samen op Weg-kerk, ging zij mee. Zij voelde zich thuis in de mystiek van de rooms-katholieke kerk en bezocht graag kloosters.

De laatste maanden van haar leven verbleef Benschop in een tehuis in Renkum. Op 16 januari 2005 vierde zij haar 87-jarige verjaardag, in gezelschap van haar vriendin Bep, haar pleegzoon Dick, diens vrouw en dochter. In de ochtend van 31 januari overleed Nel Benschop. Zij werd ter aarde besteld op begraafplaats Vredenoord in Schaarsbergen.

Waardering

De gedichten van Nel Benschop blijven herdrukt en verkocht worden. Er zijn ook Spreukenkalenders, Nel Benschop-agenda’s, grammofoonplaten en wandtegels met haar gedichten. Nel Benschop was een merk geworden, haar werk raakte in de greep van de ‘merchandising’. Lezers vonden in haar werk woorden die hen hielpen op hun levensweg. In zekere zin zette zij daarmee de traditie voort van eenvoudige troostpoëzie, die in de Vlaamse dichteres Alice Nahon in het begin van de 20ste eeuw een vertegenwoordigster kende.

In 2006 kwam Benschop in het nieuws toen er plannen waren om haar niet-gepubliceerde liefdesgedichten op CD te laten verschijnen. Met een rechtszaak wist Dick Smits dit te verhinderen. Daarbij speelde een rol dat de dichteres in het televisieprogramma van Rik Felderhof had verklaard dat zij openbaarmaking van deze gedichten niet wenste. Desondanks verschenen de gedichten in 2011, onder de titel Echte liefde kan niet sterven. Met gevoel voor sensatie gaf de uitgever op de voorkant en in de ondertitel aan dat het hier om 'de geheime liefdesgedichten' ging.

Naslagwerken

BWG.

Publicaties

  • Verzamelde gedichten (Kampen 2006) [met een nawoord van Dick Smits].
  • Echte liefde kan niet sterven. De geheime liefdesgedichten (Utrecht 2011).
  • Zie voor een overzicht van haar werk DBNL.

Literatuur

  • Hans Werkman, Van harte: Nel Benschop, haar leven en haar werk (Kampen 1987).
  • Necrologieën in Het Parool en NRC Handelsblad, 1-2-2005; Algemeen Dagblad en Brabants Dagblad, 2-2-2005.
  • Nederlands Dagblad, 2-6-2011.

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Uitgeverij Kok, Utrecht).

Auteur: Peter Altena

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 957

laatst gewijzigd: 14/05/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.