Pijnappel, Maria Barbera (1870-1950)

 
English | Nederlands

PIJNAPPEL, Maria Barbera, vooral bekend als Marie Boissevain-Pijnappel (geb. Amsterdam 10-7-1870 – gest. Blaricum 24-11-1950), feministe en politica. Dochter van Menso Johannes Pijnappel (1830-1906), advocaat en politicus, en Helena Catharina Justina Brugmans (1837-1876). Marie Pijnappel trouwde op 19-2-1891 in Amsterdam met Charles Ernest Henri Boissevain (1868-1940), fabriekseigenaar en politicus. Uit het huwelijk werden 4 zoons en 6 dochters geboren.

Marie Pijnappel, oudste van vijf kinderen in een gegoed Nederlands hervormd gezin, bracht haar eerste levensjaren door aan de Keizersgracht (nr. 249). De vader was advocaat en zat daarnaast als conservatief-liberaal in de Amsterdamse gemeenteraad en de Tweede en Eerste Kamer. In maart 1876, enkele maanden nadat de familie naar de Herengracht (nr. 164) was verhuisd, stierf de moeder bij de geboorte van haar vijfde kind. Maria ging van haar dertiende tot haar zeventiende naar kostschool Oosterwolde in Velp. Blijkens het Amsterdamse bevolkingsregister werd zij ergens tussen 1887 en 1891 remonstrants.

In 1891 trouwde Marie Pijnappel met patriciërszoon Charles Boissevain, eigenaar-directeur van ammoniakfabriek Van der Elst & Matthes in Driemond. Hij zou vanaf 1905 als vrijzinnig democraat in de gemeentelijke en later de provinciale politiek zitten, en was een bekende figuur in toonkunstkringen. Tussen 1892 en 1910 werden tien kinderen geboren. Het echtpaar woonde eerst aan de Vondelstraat (nr. 92), tussen 1895 en 1902 aan de Roemer Visscherstraat (nr. 42) en erna in een grote villa aan de Van Eeghenstraat (nr. 92), in opdracht van Boissevain gebouwd door Eduard Cuypers. Daar ontvingen ze gasten van naam, onder wie Gustav Mahler en Willem Mengelberg.

Vrouwenkiesrecht

Als getrouwde vrouw richtte Marie Boissevain-Pijnappel zich aanvankelijk vooral op haar gezin. Wel had zij af en toe zitting in liefdadigheidscomités, zoals die ten behoeve van het Dirkje Koningfonds (1899), het Sanatorium voor Borstlijders (1903) en de Vereeniging Huisverzorging (1904). In 1907 werd zij lid van de juist opgerichte Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht (NBV), een afsplitsing van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Haar motivatie vond zij naar eigen zeggen in het feit dat zij als kostschoolmeisje eens een lerares aan een tuinman had horen uitleggen hoe hij stemmen moest, terwijl zij zelf geen stemrecht had. Boissevain-Pijnappel ontpopte zich al snel tot een bevlogen spreekster voor het vrouwenkiesrecht. Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck herinnerde zich later hoe Boissevain-Pijnappel na de geboorte van haar tiende kind (1910) alleen spreekbeurten hield op plaatsen die met een motorbootje bereikbaar waren: daarin wachtte een baker met het kind, zodat dat onmiddellijk na de spreekbeurt gevoed kon worden. Tussen 1912 en 1916 was Boissevain-Pijnappel voorzitster van de NBV en in het kader van de tentoonstelling ‘De vrouw 1813-1913’ (Den Haag 1913) was zij vice-presidente van de subcommissie voor Kiesrecht.

Op de Vrijzinnige Landdag van juni 1913 in Arnhem betoogde Marie Boissevain-Pijnappel dat het vrouwenbelang ook algemeen belang was en dat vrouwen de kans moesten krijgen mee te werken aan wetgeving. Toch bedankte zij toen de Liberale Unie haar in 1917 vroeg zich kandidaat te stellen voor het Tweede Kamerlidmaatschap. Ze meende dat zij als Kamerlid noch haar gezin, noch de vrouwenzaak, noch het land een dienst zou bewijzen. Ze liet bovendien weten het actieve kiesrecht voor vrouwen veel belangrijker te vinden dan het passieve. In juli 1919 werd Boissevain-Pijnappel wél lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, eerst voor de Economische Bond en vanaf 1921 voor de Vrijheidsbond. Als Statenlid nam zij in 1921 zitting in de Commissie van de Provinciale Ziekenhuizen.

Blaricum 

Marie Boissevain-Pijnappel verhuisde begin jaren twintig met haar man en jongste kinderen naar villa ’t Witzand in Blaricum, eveneens voor hen gebouwd door Eduard Cuypers en omgeven door aangelegde tuinen en natuur. Ook vanuit Blaricum bleef zij volop aanwezig in het Amsterdamse maatschappelijk leven. Ze was onder andere de (eerste) voorzitster van de Unie voor Vrouwenbelangen (1920-1926), de vereniging Pro Senectute (1922-1924) en de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (ca. 1920-1922) en was actief in de Vrouwengroep van de Vrijheidsbond. Tussen 1924 en 1937 was ze lid van de Nederlandsche Vrouwenclub. In oktober 1927 vertrok Boissevain-Pijnappel voor een aantal maanden naar Nederlands-Indië, waar dochter Maria Cornelia woonde (en in december een zoon kreeg). Ze hield er in Batavia een lezing voor de Vereeniging voor Vrouwen-Kiesrecht.

Nadat de man van Boissevain-Pijnappel ten gevolge van zakelijke problemen in 1937 failliet was verklaard, liet het paar een groot deel van de inboedel veilen en verhuisde naar het veel kleinere Oost Witzand. In 1939 stopte Boissevain-Pijnappel als Statenlid, omdat de gezondheid van haar man achteruitging. Hij stierf een jaar later. Zij lijkt zich daarna verder uit het publieke leven te hebben teruggetrokken. Wel sprak zij in juni 1943 nog op de begrafenis van haar partijgenote, voormalig Tweede Kamerlid Johanna Westerman.

Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Boissevain-Pijnappel verschenen er artikelen in het Algemeen Handelsblad en het orgaan van Vrouwenbelangen. Vier maanden later, op 24 november 1950 stierf Marie Boissevain-Pijnappel. Zij werd op de 28ste te Driehuis-Westerveld gecremeerd. Hierbij spraken vertegenwoordigers van onder andere Vrouwenbelangen en de VVD. In lokale en regionale kranten verschenen korte berichten, waarin zij werd herdacht als ‘een van de vooraanstaande figuren uit de strijd om het vrouwenkiesrecht hier te lande’ (Algemeen Handelsblad, 25-11-1950).

Reputatie en betekenis 

Boissevain-Pijnappel speelde in de eerste decennia van de twintigste eeuw een belangrijke rol in de strijd voor vrouwenbelangen in het algemeen en het vrouwenkiesrecht in het bijzonder. Als liberaal politica zette zij zich ook in voor gezondheidszorg, volkshuisvesting en onderwijs. Maria Boissevain-Pijnappel moet een charmante vrouw en een begenadigd spreekster zijn geweest, met een ‘diepe muzikale stem’ (W.W. F.-D.). Frederik van Eeden noemt haar in zijn dagboek ‘een flinke geestige vrouw’. Als moeder van tien kinderen en societyfiguur met standing wist zij ook mensen voor de vrouwenzaak te winnen die weinig op hadden met de feministische beweging. Bij een enquête in 1950 liet ze als haar ‘richtsnoeren en stelregels’ optekenen: ‘rechtvaardigheidszin en strijd tegen de lauwheid’.

 

Archivalia

Atria, Amsterdam: Archief Maria B. Boissevain-Pijnappel, toegang IIAV00000312; Veteranendoos [Enquête, 29-6-1950].

Publicaties

‘De vrouw in de Provinciale Staten’, in: Huldeblijk aan H.M. de Koningin van de Amsterdamsche vrouwen (Amsterdam 1938) 19-23.

Literatuur

  • Arnhemsche Courant, 9-6-1913.
  • ‘Mevr. Boissevain-Pijnappel en het Kamerlidmaatschap’, De Standaard, 11-12-1917.
  • ‘Onze spreeksters’, De Nieuwe Courant, 10-6-1920.
  • Congres voor sociale verzekering (…) te Utrecht, op 11 en 12 October 1921 (Amsterdam [1922]), passim.
  • ‘Mevr. M. Boissevain-Pijnappel over de Provinciale Staten’, Algemeen Handelsblad, 2-4-1927.
  • ‘Mevrouw M. Boissevain-Pijnappel. Bij haar heengaan als lid van de Provinciale Staten van N.-Holland’, Algemeen Handelsblad, 3-1-1939.
  • W.W. F-D [Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck], ‘Een tachtigjarige’, Vrouwenbelangen 15 (1950), nr. 7, 49.
  • L. Kappeyne van de Coppello-Wijgers, ‘Mevr. M. Boissevain-Pijnappel wordt Maandag tachtig jaar’, Algemeen Handelsblad, 8-7-1950.
  • H.W. van Tricht red., Frederik van Eeden, Dagboek, 1878-1923, deel 4, 1919-1923 (Culemborg 1972) 1919.
  • Johan Krediet, ‘De familie Charles Boissevain. Vriendschap kwijnt als achting verdwijnt’, Mengelberg en zijn tijd 18 (2005) nr. 75, 22-25.
  • Klarissa Nienhuys, ‘Nanna 1861-1994. The woman behind Maria Boissevain-Pijnappel’, Boissevain Bulletin 20-12-2005, 9-13.

Illustratie

Studioportret uit de jaren dertig door onbekend fotograaf (Atria, Amsterdam).

 

Auteur: Marloes Huiskamp

laatst gewijzigd: 09/11/2022

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.