© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Ingrid van der Vlis, Brugghen van Croy, Johanna Carolina Constantia Wilhelmina van der, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Brugghen [20/09/2019]
BRUGGHEN van CROY, Johanna Carolina Constantia Wilhelmina van der (geb. Utrecht 7-8-1795 – gest. Stiphout 19-3-1873), stichteres van het tehuis Geloof, Hoop en Liefde in kasteel Croy. Dochter van Johan Carel Gideon van der Brugghen van Croy en Stiphorst (1753-1828), onderprefect en lid van de Staten-Generaal, en Margaretha Gertruda Falck (1761-1843). Constantia van der Brugghen van Croy bleef ongehuwd.
Johanna Carolina Constantia Wilhelmina (freule Constance) van der Brugghen van Croy werd geboren in Utrecht, maar verhuisde op jonge leeftijd naar kasteel Croy bij Stiphout (Noord-Brabant). Samen met haar ouders, haar twee oudere broers en haar jongere broertje leidde zij er een zorgeloos bestaan. Constance volgde privéonderwijs, passend bij de stand van haar familie. Zij sprak vloeiend Frans, speelde muziek, kon spinnen en naaien, maar leerde ook tekenen. Op een rondreis door Brabant in 1809 overnachtte koning Lodewijk Napoleon op Croy, bij welke gelegenheid de dertienjarige Constance van hem een kam, oorringen en een halssnoer cadeau kreeg. Aan het zorgeloze familieleven kwam in 1820 een einde. Haar jongere broer Louis kwam bij een duel om het leven, en zes jaar later overleed haar oudste broer Gideon. Toen ook haar vader in 1828 stierf, bleef Constance in Croy om te zorgen voor haar moeder, die steeds hulpbehoevender werd en in 1843 overleed. Inmiddels was broer George na zijn pensionering weer op het kasteel komen wonen. Constance voerde toen al het beheer over het complex. Het kwam in haar bezit toen George in 1864 stierf.
Freule Constance was protestants opgevoed, maar voelde zich aangetrokken tot het katholieke geloof. Al jaren woonde zij in een katholieke omgeving en had katholieke vrienden. Een van hen was jonkheer Johannes Franciscus ridder de van der Schueren, voorzitter van de ridderschap van Noord-Brabant. Met hem correspondeerde zij over haar innerlijke geloofsstrijd. Uit loyaliteit met haar ouders, bij wie zij graag begraven wilde worden, twijfelde zij of ze de overstap naar het katholicisme zou maken. Na gesprekken met een plaatselijke bierbrouwer (Gradus Nikkelen) die vanaf 1868 in Croy woonde en haar vertrouweling werd, zocht zij contact met een priester. Zij had bovendien in 1870 op haar ziekbed een visioen gehad. Dominee Begemann uit Nuenen waarschuwde de familie, maar nicht Cornelie liet weten dat Constance vrij was in haar keuzes. Freule Constance was overtuigd. In november 1870 schreef zij jonkheer Ridder de van der Schueren: ‘Mijne opgeruimdheid van gemoed kan niet beter wezen, en hoe zoude dat ook anders kunnen zijn, daar ik denk, nu de ware weg tot mijne zaligheid verkoren te hebben’ (gecit. Eliëns).
Geloof, Hoop en Liefde
Dominee Begemann beschuldigde de katholieke kerk ervan een oude dame die ‘wellicht reeds kinds begint te worden’ (gecit. Eliëns) te manipuleren, maar freule Constance liet zich niet weerhouden. In juli 1871 liet zij zich dopen en ontving ze haar eerste communie; zij was toen 75 jaar oud. Volgens de katholieke kroniekschrijvers pater Gerlachus van den Elsen en kanunnik Wijnhoven werden in Stiphout de vlaggen uitgehangen, want ‘men gunde haar van harte het geluk’ (Wijnhoven, 28). Met het oog op de erfenis deed de familie nog een poging haar krankzinnig te laten verklaren, maar het mocht niet baten. Freule Constance liet in 1872 een nieuw testament opmaken waarmee het merendeel van haar familie werd onterfd. Kasteel Croy diende na haar dood ingericht te worden als tehuis voor arme oude mannen en vrouwen uit Stiphout en Aarle-Rixtel, onder de naam Geloof, Hoop en Liefde. Een priester zou daar wekelijks een mis voor haar opdragen.
Direct na het overlijden van de freule in 1873 namen de Zusters van Liefde van Tilburg de taak op zich om de maximaal dertig inwonende ouderen te verzorgen. De burgemeester en de pastoor van Stiphout beheerden het kasteel, maar waren niet de eigenaars. Dit leidde in 1956 tot een proces tussen het Burgerlijk Armbestuur enerzijds en de burgemeester en de pastoor anderzijds. Uitkomst was dat het Armbestuur de rechtmatige eigenaar was, en dat de twee heren alleen over toelating konden beslissen. Een in 1963 nieuw opgerichte stichting Geloof, Hoop en Liefde voerde vervolgens het beheer, tot Croy in 1976 niet meer als bejaardenhuis gehandhaafd kon worden. De stichting liet het complex in 1990 grondig verbouwen en verhuurt het sindsdien als kantoorruimte. Los van deze stichting werd ook in 1963 het Freule Constancefonds opgericht, een initiatief van particulieren die uit naam van de freule steun wilden bieden aan de armen en ouderen van Stiphout en Aarle-Rixtel.
Naslagwerken
NNBW.
Archivalia
Universiteitsbibliotheek Tilburg: Lijst der boeken behoorende tot de nalatenschap van de hoog wel geboren jonkvrouw J.C.C.W. van der Brugghen van Croy [laatste kwart negentiende eeuw], TF HS 135.
Literatuur
- Gerlachus van den Elsen, De freule van Croy (Oosterhout 1897).
- G.H. Wijnhoven, De freule van Croy (Heeswijk, 1950).
- F.M. Eliëns, Kasteel Croy, in: Nederlandse kastelen, deel 46 (Doorn 1981), 3-36.
- Henk van Beek en Wim Daniëls, Kasteel Croy (Eindhoven 2007) 49-66, 118-125.
Illustratie
Getekend zelfportret van Freule Constance, ongedateerd. Uit: Van Beek en Daniëls, Kasteel Croy.
Auteur: Ingrid van der Vlis
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 656
laatst gewijzigd: 20/09/2019
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.