Buschman, Catharina Hendrina (1737-1815)

 
English | Nederlands

BUSCHMAN, Catharina Hendrina (ged. Elburg 10-5-1737 – gest. Smilde 7-7-1815), dichteres. Dochter van Jacobus Buschman (1704-1773), predikant, en Arnolda Wobbina Wolfsen (1711-1766). Catharina Hendrina Buschman trouwde op 8-3-1773 in Kampen met Johan Bernard Frederik Rebenscheidt (1725-1803), arts. Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren, die allen jong gestorven zijn.

Catharina Hendrina Buschman was het derde kind in het gezin Buschman-Wolfsen. Geboren op 10 mei, werd zij op 12 mei 1737 gedoopt in Elburg, waar haar vader sinds 1728 predikant was. Haar moeder was een burgemeestersdochter uit Elburg. Ze waren waarschijnlijk in goede doen: uit stukken in het archief van Elburg blijkt dat de familie verschillende stukken grond bezat. Na de dood van haar moeder in 1766 verhuisde Catharina Hendrina met haar vader mee naar Kampen.

Catharina Hendrina Buschman beschreef zichzelf later als een vrouw die van jongs af aan een afkeer had van alles ‘wat losheid, onbedachtzaamheid, weelde en dergelijke genaamd wordt’ en matigheid betrachtte ‘in spijze en drank, in klederen en sieraden’ (Nagelatene gedichten, iv). In haar vrije tijd leerde ze Grieks en Hebreeuws. In 1773 trouwde ze, 35 jaar oud, met Johan Bernard Frederik Rebenscheidt, die als majoor-chirurgijn diende bij het regiment Nassau-Weilberg. Drie weken na het huwelijk vertrok hij naar Sas-van-Gent, waar zijn regiment gelegerd was. Dat zette de toon voor de huwelijksjaren, die Buschman voor een groot deel alleen doorbracht, terwijl haar man bij zijn regiment was. Ze woonde aanvankelijk in Kampen, daarna in Hattem en vanaf 1799 in Zwolle. Ook had ze de beschikking over een buitenplaats in Smilde, Assenrode geheten. Daar ‘verschenen’ twee gedichten van haar, gegraveerd in de avondmaalsbekers die zij en haar man in 1788 aan de zojuist ingewijde kerk van Smilde schonken. Het echtpaar kreeg vier kinderen die allen jong overleden, het oudste en het jongste op een en dezelfde dag (Ludwig, 85).

In januari 1803 stierf Rebenscheidt, waarna Buschman definitief in Smilde ging wonen. Daar werd ook haar man begraven in een tombe die hij had laten bouwen achter Assenrode. Twee jaar later reageerde Buschman op de oproep van een Amsterdamse ‘vriendenkring’ in de Boekzaal der Geleerde Werelt (1805) om stukken uit het Nieuwe Testament ‘in dichtmaat te brengen, opdat deze als kerkliederen zouden kunnen dienen’ – een actie die gericht was tegen de plannen van de Provinciale Synode voor een evangelisch gezangenboek dat niet rechtzinnig genoeg zou zijn. Buschman leverde binnen vijf maanden zeventig gezangen, maar deze werden ‘niet voldoende’ bevonden. Dat oordeel trof overigens alle inzenders. In 1807 publiceerde ze haar berijmingen alsnog, onder de titel Gezangen. Zij had ze naar eigen zeggen geschreven om ‘niet geheel ledig, slechts wenende zuchtend te verkwijnen’. Haar verdere gedichten – waarschijnlijk over een lange periode geschreven – verschenen postuum in een uitgave verzorgd door haar zwager, de predikant J.C. Venema. In deze bundel met ongedateerde gedichten is het vers op haar eigen zeventiende verjaardag waarschijnlijk het vroegste: ‘O dag, gij geeft mij thans,/ Mijn grote God, daar boven,/ Geducht in Hemelglans, Met lof en dank te loven!’. Andere gedichten zijn berijmde gedachten over verschillende bijbelteksten en beschouwingen over God, de eeuwigheid en de mens (zoals ‘Over geestelijke en lichamelijke tegenheden’, ‘Roem der wijsheid’, ‘Ellende des mensen’).

Voor die postume uitgave had Catharina Hendrina Buschman speciaal een ‘Opdragt aan mijne naaste bloedverwanten’ geschreven – ‘als uit de mond des grafs [...], terwijl mijn lichaam in het stof des doods nederligt’. De summiere schets die zij daarin van haar leven geeft is uiterst bitter. Al erkent ze ‘aangename omstandigheden’ gekend te hebben, vooral in haar jongere jaren, de wrangheid overheerst. Ze voelt zich ‘bedrogen door trouwelozen, beledigd door onvriendelijken, en mishandeld door onrechtvaardigen’. Ze heeft het over ‘zware kluisters van droefheid en rouw, aangeschroefd in ene keten van weedommen’ en spreekt een nauwelijks verholen doodswens uit: ‘God, onttrek er mij toch aan!’ (Nagelatene gedichten, ‘Opdracht’).

Catharina Hendrina Buschman overleed op 7 juli 1815 en werd begraven in de tombe op het terrein van Assenrode. Aan de gemeente Smilde liet ze duizend gulden in obligaties na, met de verplichting de tombe goed te onderhouden. Daar kwam echter weinig van terecht totdat in 1974 de ernstig vervallen tombe grondig gerestaureerd werd. Het meest recente renovatieplan dateert van november 2007. Ook de afwikkeling van Buschmans legaat aan de kerk van Smilde ten behoeve van een orgel verliep stroef. Het orgel is uiteindelijk in 1841 in gebruik genomen.

Naslagwerken

Frederiks/Van den Branden; NNBW; Zwols Biografisch Woordenboek.

Archivalia

  • Drents Archief, Assen: Algemeen Kantoor (Drenthe), inv. nr. 46, Memorie van successie d.d. 7-7-1815 [overlijden C.H. Buschman].
  • Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe (website): Index Dopen Elburg 1635-1757.
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: dossier Buschman (Elburg).

Publicaties

  • Vrouwe K.H. R., Gezangen (Zwolle 1807).
  • Vrouwe K.H. B. wed. R., Nagelatene gedichten [...] uitgegeven volgens den wil der overledene, door ****** (Leeuwarden 1818).

Literatuur

  • A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden [onder Smilde en Hijkersmilde].
  • J.B. Ludwig, ‘De vrouwe van de borg. De familie Rebenscheidt in Smilde’, Ons Waardeel 4 (1984) 81-99.
  • Marten Mulder, ‘De graftombe van Rebenscheidt’, op: www.dodenakkers.nl/plaatsen.

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 518

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.