Catharina van Nassau (1543-1624)

 
English | Nederlands

CATHARINA van NASSAU (geb. Dillenburg 29-12-1543 gest. Arnstadt 25-12-1624), zuster van Willem prins van Oranje. Dochter van Willem graaf van Nassau (1487-1559) en Juliana gravin van Stolberg (1506-1580). Catharina van Nassau trouwde op 17-11-1560 in Arnstadt met Günther graaf van Schwarzburg (1529-1583). Dit huwelijk bleef kinderloos.

Catharina (Käthe of  Kaetterge) van Nassau bracht haar jeugd door op de Dillenburg. Over haar opvoeding is weinig bekend, maar de schrijfkunst schijnt ze naar eigen zeggen niet goed geleerd te hebben; zelf sprak ze althans van haar ‘bossen schryben’ [: lelijk handschrift] (Jacobs, 210, 379). Vanaf 1555 of 1558 was zij verloofd met Günther van Schwarzburg. Deze verbinding bestendigde de al bestaande banden tussen de families; Schwarzburg had een deel van zijn opvoeding bij de Nassaus genoten. Voor Catharina’s broer prins Willem van Oranje, vanaf 1559 hoofd van de familie, was de liaison vooral een middel om zijn positie als rijksvorst te verbeteren. Schwarzburg had namelijk zowel een goede positie aan het keizerlijk hof te Wenen als nauwe banden met August van Saksen, de machtigste keurvorst van het Duitse rijk.

Bij haar huwelijk in 1560 schonk Filips II, landsheer van de Nederlanden, Catharina via Lazarus von Schwendi een kleinood ter waarde van twee- à drieduizend gulden. Het echtpaar, dat zich vestigde in Arnstadt (Thüringen), bleef kinderloos. De echtelieden konden het goed met elkaar vinden; ‘sie leben wie die Engel mit einander’, zo merkte een observator in 1561 op (Correspondentie van Willem den Eerste, 340, noot 4). Het spontane bezoek van Catharina aan haar echtgenoot te Malmö in 1564, toen deze opperbevelhebber van de Deense koning Frederik II was, wijst ook op een goede band tussen hen.

Catharina en haar echtgenoot bleven in nauw contact staan met broer Willem, ook na diens vlucht uit de Nederlanden (1567). Zo logeerde de prins in de jaren 1569-1570, na zijn mislukte veldtocht van 1568, bij hen in Arnstadt. Eind 1574 vergezelde Catharina haar man toen deze deel uitmaakte van een keizerlijke delegatie die bij onderhandelingen in Breda moest bemiddelen tussen Willem en de Habsburgse regering – de onderhandelingen liepen overigens op niets uit. In 1577 reisde Catharina met haar man opnieuw naar de Nederlanden, dit keer in het kielzog van de door een groep Nederlandse edelen als landvoogd aangezochte aartshertog Matthias van Oostenrijk. Het paar nam zijn intrek in het kasteel van Antwerpen, waar ook Willem van Oranje woonde. Een bericht uit april 1580 meldde dat zij er een goed leven leidden, al leed Catharina aan kiespijn. Ook hadden zij financiële problemen omdat de Staten-Generaal hun krijgsheren slecht betaalden. Catharina en haar man moesten zelfs geld lenen van Willem van Oranje, en zilver en juwelen verpanden om aan liquide middelen te komen. Bij de dood van Schwarzburg in 1583 was de schuld van de Staten-Generaal aan hem opgelopen tot ruim vierhonderdduizend gulden. Na haar mans overlijden verbleef Catharina aan het hof van Willem van Oranje in Delft. Op 10 juli 1584 was ze getuige van de aanslag die haar broer het leven kostte. Volgens de overlevering overleed hij in haar armen.

Weduwe te Arnstadt

Eind 1584 vertrok Catharina met haar peetdochter Catharina Belgica van Nassau, een van de dochters uit het huwelijk van Willem met Charlotte de Bourbon, naar de voormalige bezittingen van haar man. Deze waren op Günthers broer Johann Günther van Schwarzburg overgegaan, maar Catharina kreeg in Arnstadt een speciaal voor haar gebouwde ‘Witwensitz’ met drie vleugels. In 1590 liet ze in de Liebfrauenkirche aldaar een epitaaf bouwen dat een levensgrote weergave van haar echtgenoot en haarzelf omvat. Hierop prijkt in het midden het ‘monogram’ GK, dat staat voor Günther en Katharina. Begin 1593 reisde Catharina waarschijnlijk voor de laatste keer naar de Nederlanden, dit keer om namens broer Jan van Nassau te bemiddelen in de conflicten rond de nalatenschap van Willem van Oranje. In de ruzie over het beheer van de vaderlijke goederen tussen diens oudste dochter Maria prinses van Oranje en haar halfbroer Maurits wist Catharina niets te bereiken. Wel bewerkstelligde ze een compromis tussen Willems weduwe Louise de Coligny en Jan van Nassau over het uithuwelijken van de zes dochters van Charlotte de Bourbon. Drie van hen zouden, zoals Louise wenste, een toekomst in Frankrijk krijgen, en drie, zoals Jan van Nassau wilde, in Duitsland. Catharina Belgica behoorde tot de laatsten en huwde in 1596 op de Dillenburg met een peetzoon van Jan van Nassau. Peetmoeder Catharina tekende als een van de getuigen de huwelijksakte.

Catharina leefde nog veertig jaar als weduwe in Arnstadt. Ze deed diverse schenkingen aan kerken, het stadsbestuur, scholen en de armen. Opvallend is dat ze dit vaak nog mede namens haar man deed. Dit gold bijvoorbeeld voor de zilveren en vergulde beker in de vorm van een adelaar, het wapendier van Arnstadt, die zij het stadsbestuur in 1592 schonk. Aan de bibliotheek van de Oberkirche, eind jaren 1580 gesticht, deed ze diverse boekschenkingen. Na haar laatste reis door de Nederlanden (1593) schonk zij de bibliotheek een exemplaar van de Biblia regia, de kostbare polyglotte (meertalige) bijbel in acht banden die tussen 1569-1573 gedrukt was bij Christoffel Plantijn te Antwerpen, in opdracht van Filips II. Tussen 1588 en 1622 schonk zij in totaal 33 titels, vooral op het gebied van geschiedenis, theologie, geografie, literatuur en muziek. Uit Catharina’s persoonlijke bibliotheek blijkt verder een grote belangstelling voor artsenij.

Vanaf 1622 kampte Catharina met blindheid. Op 25 december 1624, vlak voor haar 82ste verjaardag, overleed Catharina van Nassau in Arnstadt, waar ze werd bijgezet in de grafelijke grafkelder in de Liebfrauenkirche, naast haar man. Catharina Belgica was haar voornaamste erfgenaam.

Reputatie

Catharina van Nassau heeft in de historiografie niet veel aandacht gehad. De meeste historici noemen haar slechts terloops in relatie tot haar broer Willem, wiens lievelingszuster ze geweest zou zijn. Een uitzondering is Felicitas Marwinski, die haar op grond van haar boekenbezit karakteriseert als een belezen vrouw met een verzoeningsgezinde, tolerante persoonlijkheid. Volgens Marwinski was ze vroom, zelfbewust, een kunstkenner en trots op haar Nassause afkomst.

Naslagwerken

Van der Aa; Oranje van A tot Z.

Archivalia

  • Thüringisches Staatsarchiv Rudolstadt: A VIII b Schwarzburgica, nr. 30 (Johann Gottfried Viet, Katharina (gestorben 1624), 1816).
  • Koninklijk Huisarchief, Den Haag: A 13 (archief Maurits), XI A, nr. 15; A 22 (archief Willem Lodewijk), nr. 11.
  • Database correspondentie Willem van Oranje, www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/WVO.

Literatuur en bronnenuitgaven

  • Johann Friedrich Treiber, Geslechts- un Landesbeschreibung des durchlauchtigsten Hauses Schwarzburg, Sondershäusischer und Rudolfstadtischer Linien (Arnstadt 1756).
  • Archives ou correspondance inédite de la Maison d’Orange-Nassau, G. Groen van Prinsterer ed., 1e serie, 5-8 (Leiden 1838-1847).
  • Eduard Jacobs, Juliana von Stolberg. Ahnfrau des Hauses Nassau-Oranien (Halle 1889).
  • Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609, 4 delen, N. Japikse en H.H.P. Rijperman ed. (Den Haag 1915-1919).
  • Correspondentie van Willem den Eerste, Prins van Oranje, N. Japikse ed. (Den Haag 1934).
  • Friedrich Lammert, ‘Graf Günther von Schwarzburg in dänischen Diensten 1558-1568’, Mitteldeutsches Jahrbuch 1 (1955) 31-73.
  • Pieter Scherft, Het sterfhuis van Willem van Oranje (Leiden 1966).
  • K.W. Swart, Willem van Oranje en de Nederlandse Opstand 1572-1584, M.C.J.C. van Hoof, E.A.T.M. Schreuder en B.J. Slot ed. (Den Haag 1994).
  • De archieven van de Nassause Domeinraad, 1581-1811 (Den Haag 1997) nr. 1438.
  • Handbuch der historischen Buchbestände in Deutschland, deel 19:  Thüringen A-G, Friedhilde Krause en Felicitas Marwinski ed. (Hildesheim enz. 1998) 95-99.
  • Günther XLI. Graf von Schwarzburg in Diensten Karls V. und Philipps II. in den Niederlanden (1550) 1551-1559 (1583). Briefe, Berichte und andere Dokumente aus den Jahren 1550-1583, Jens Beger e.a. ed. (Weimar/Jena 2003).
  • Jochen Lengemann en Jens Beger, ‘Die letzten Ruhestätten der Sondershäuser und Arnstädter Schwarzburger nach den Landesteilungen im 16. Jahrhundert. II: Die Grabstätten der regierenden Grafen und ihrer Gemahlinnen’, Sondershäuser Beitrage. Püstrich 7 (2003) 130-141.
  • Felicitas Marwinski, ‘Die Gräfin-Witwe Katharina von Schwarzburg und ihre Stiftungen in die Bibliothek der Arnstädter Oberkirche’, Sondershäuser Beitrage. Püstrich 7 (2003) 42-69.

Illustratie

Portret door onbekende Nederlandse meester, 1583  (Slotmuseum Arnstadt). Foto: Schmoock, Arnstadt.

Auteur: Erik Swart

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 136

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.