Châtelain, Marie Louise de (1794-1858)

 
English | Nederlands

CHÂTELAIN, Marie Louise de (geb. Breda 5-7-1794 – gest. Amsterdam 7-5-1858), schrijfster en vertaalster. Dochter van Jean Henri de Châtelain (1761-1831), predikant, en Jeanne Cornélie van Homrigh (gest. voor of in 1828?). Maria Louise de Châtelain bleef ongehuwd.

Marie Louise de Châtelain werd geboren in Breda. Haar vader, afkomstig uit een familie van hugenoten, was in 1788 geïnstalleerd als hulppredikant bij de Waalse gemeente in Breda. In 1796 verhuisde het gezin naar Utrecht omdat de vader daar als Waals predikant was beroepen. In 1828 verhuisde zij als ongetrouwde dochter met haar vader naar Goes – waar haar zuster Madelaine Henriëtte Jeanne (geb. 1791) al woonde.

De eerste publicatie van Marie Louise de Châtelain verscheen pas in 1847. Het was een reisbeschrijving, Souvenirs d’Italie (Utrecht 1847). Daarna richtte zij zich – ook in haar vertalingen – hoofdzakelijk op religieuze en morele thema’s. Met haar Soirées religieuses: imité de l'Italien (Amsterdam 1849) wilde zij ouders een opvoedkundig hulpmiddel bieden om kinderen te laten kennismaken met de bijbel. Ook vertaalde zij geschriften van de Franse predikant Adolphe Monod en de Engelse predikant John Cumming. In het voorwoord bij Cummings God in de geschiedenis: of de voorzienigheid van God zigtbaar in de lotgevallen der menschen en het bestier der wereld (Utrecht 1854) schrijft Châtelain dat ze pas op gevorderde leeftijd door ‘bijzondere omstandigheden’ genoopt was de carrière van schrijfster te omhelzen (VIII). In een brief van 20 oktober 1857 bood zij de Friese uitgever Gerard Tjaard Nicolaas Suringar belletrie aan die zij ‘door de wisselvalligheden van fortuin en maatschappelijke positie’ tot dan toe als ‘uitspanning’ had beoefend. Kennelijk is dat aanbod op niets uitgelopen, want Suringar heeft nooit werk van haar uitgegeven.

Marie Louise de Châtelain overleed op 63-jarige leeftijd in Amsterdam, getuige een familieadvertentie die werd geplaatst namens haar broers en zussen.

Het werk van Marie Louise de Châtelain is wisselend ontvangen. Volgens de Recensent schetst zij in haar Souvenirs d’Italie een beeld van Italië ‘zoals het alleen door een verstandige vrouw geschreven zou kunnen worden, verheven boven alle vooroordelen en kleingeestigheden van mannen’ (Recensent (1847) 527). Het Algemeen Letterlievend Maandschrift vond echter dat de schrijfster geen talent had voor reisbeschrijvingen: zij weet de lezer niet naar het land te verplaatsen en blijft steken in oppervlakkigheden (Algemeen Letterlievend Maandschrift (1848) 134). Ook in de Vaderlandsche Letteroefeningen werd haar werk regelmatig besproken: recensenten vonden het wel onderhoudend, maar weinig oorspronkelijk.

Naslagwerken

Frederiks/Van den Branden; Nagtglas; NNBW.

Archivalia

  • Stadsarchieven Breda, Goes en Utrecht: DTB en Burgerlijke Stand.
  • Centraal Bureau voor Geneologie, Den Haag: familieadvertenties, overlijden 7 mei 1858.
  • Universiteitsbibliotheek, Amsterdam, Handschriftencollectie: Brieven van Marie Louise de Châtelain aan G.T.N. Suringar en P.A. Diederichs.
Vertalingen

Naast de in de tekst genoemde werken vertaalde Marie Louise de Châtelain:

  • Adolphe Monod, Het hart van den mensen door God gevraagd (Amsterdam 1847).
  • Vincenzo Monti, La mort de Hughes de Basseville (Den Haag 1850).
  • John Cumming, Stemmen van den nacht (Gorinchem 1856).
  • Adolphe Monod, Wie dorst? (Amsterdam 1857).
Publicaties

Naast de in de tekst genoemde werken publiceerde Châtelain:

  • Vlugtige overdenkingen uit het rijk van waarheid en zedekunde (Deventer 1848).
  • ‘Herinneringen van een grijsaard op zijn geboortedag’, De Tijd (1852) afl. 16, 191-192.
  • Avondrood, beelden en herinneringen van eene oude van dagen (Amsterdam 1856).

Redactie

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.