Israëls, Mathilde Anna (1864-1945)

 
English | Nederlands

ISRAËLS, Mathilde Anna, vooral bekend als Mathilde Cohen Tervaert-Israëls (geb. Amsterdam 14-2-1864 – gest. Sankt Gallen, Zwitserland 18-2-1945), voorvechtster vrouwenrechten. Dochter van Jozef Israëls (1824-1911), kunstschilder, en Aleida Schaap (1843-1894). Mathilde Israëls trouwde op 12-5-1887 in Den Haag met Gerard David Cohen Tervaert (1856-1923), KNO-arts. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren.

Mathilde Israëls, in huiselijke kring Masje genoemd, werd geboren aan de Amsterdamse Prinsengracht (nr. 471), waar haar ouders inwoonden bij kunstschilder Mari ten Kate. Na haar volgden Isaac Lazarus (1865-1934), die net als zijn vader kunstenaar zou worden, en in 1866 Rebecca Maria, die nog datzelfde jaar overleed. De ouders waren beiden van Joodse komaf – de vader was voorbestemd geweest om rabbijn te worden maar had voor het kunstenaarschap gekozen. Thuis heerste een liberale sfeer en aan Joodse tradities werd vermoedelijk weinig gedaan. In 1871 verhuisde het gezin naar Den Haag, waar het ging wonen aan de Koninginnegracht (nr. 6, vanaf 1873 nr. 2). Vader Jozef was vaak op reis om te schilderen en te exposeren. Regelmatig ging het gezin mee, zoals in 1877, toen ze met z’n vieren een grote reis door Europa maakten. Vanaf 1878 bezocht het gezin jaarlijks de Parijse Salon. Zo zag Mathilde al op jonge leeftijd veel van de wereld en leerde ze veel over kunst. Moeder Aleida, die zeer belezen was, bracht haar daarnaast liefde voor – vooral Franse – literatuur bij. Over Mathildes formele scholing is niets bekend.

Na een verloving van zeven jaar trouwde Mathilde Israëls in 1887 met Gerard David Cohen Tervaert, een neef van moederskant, die zich in juli 1885 in de Haagse Hofstraat (nr. 13) had gevestigd als arts (vanaf 1903 was hij de eerste KNO-arts in het Gemeente Ziekenhuis Zuidwal in Den Haag). Het volgens de joodse wetten gesloten huwelijk vond plaats in Mathildes ouderlijk huis. Het echtpaar vestigde zich in de Haagse Parkstraat (nr. 10) en kreeg vier kinderen: Dirk Gerard (1888), Aleida Anna Maria (1889), Jozeph Marie Theodoor (1890) en Gerard Matthijs (1895). In hun opvoeding speelde het joodse geloof nagenoeg geen rol.

Maatschappelijke en politieke activiteiten

Na de geboorte van haar kinderen werd Mathilde Cohen Tervaert-Israëls actief in tal van vrouwenorganisaties. Ze was een van de eerste leden van de in 1897 opgerichte Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming, die zich inzette voor alleenstaande vrouwen en ongehuwde moeders. Van 1902 tot 1912 was ze secretaris van het landelijk bestuur en aansluitend werd ze presidente van de Haagse afdeling. Omstreeks 1907 werd Cohen Tervaert-Israëls, net als haar vader, lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, waarin ze onder meer samenwerkte met Aletta Jacobs, en in 1912 behoorde ze met onder anderen Wilhelmina Drucker en Maria Rutgers-Hoitsema tot de initiatiefneemsters van het Comité voor Moederbescherming en Sexueele Hervorming en trad ze toe tot het bestuur van de dat jaar opgerichte internationale vereniging voor vrouwenbescherming. Rond dezelfde tijd sloot zij zich ook aan bij de Liberale Unie, waarmee ze in 1921 overstapte naar de Liberale Staatspartij De Vrijheidsbond, een fusiepartij. Daar werd ze actief binnen de Vrouwengroep. Ze bekleedde niet alleen bestuursfuncties, maar hield ook jarenlang overal in het land lezingen namens de organisaties waarbij ze zich bij had aangesloten.

In april 1923 stierf de echtgenoot van Mathilde Cohen Tervaert-Israëls na een lang ziekbed. Kennelijk was het toch nog onverwacht, want op de dag van zijn dood moest met spoed een vervangster worden gezocht voor de spreekbeurt die zij die dag voor de Vrijheidsbond zou houden (Het Vaderland, 6-4-1923). Twee maanden na de dood van haar man verhuisde ze naar de Luikschestraat (nr. 20) in Den Haag. Haar maatschappelijke activiteiten zette Cohen Tervaert-Israëls voort. Medio 1924 werd ze lid van het hoofdbestuur van Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen (NVS) en in december nam ze namens De Vrijheidsbond zitting in de Provinciale Staten van Zuid-Holland.

In 1928 verhuisde Cohen Tervaert-Israëls opnieuw, nu naar Zeekant (nr. 104a) in Scheveningen. Dat jaar werd ze voorzitster van de NVS. In die functie initieerde ze de fusie met de Nederlandsche Unie voor Vrouwenbelangen, wat in 1930 resulteerde in de Nederlandsche Vereeniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (NVVGS). Korte tijd zat ze in het hoofdbestuur van de NVVGS en jarenlang in de redactiecommissie van Vrouw en Gemeenschap, het verenigingsorgaan.

Laatste jaren

Voor haar verdiensten op het gebied van de vrouwenbescherming en -rechten werd Cohen Tervaert-Israëls op 14 februari 1934 – haar zeventigste verjaardag – uitgebreid gehuldigd tijdens een receptie in Hotel De Witte Brug in Den Haag. Ze werd bij die gelegenheid benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Vrouw en Gemeenschap wijdde die maand zes pagina's aan de zeventigjarige. In datzelfde jaar trad Cohen Tervaert-Israëls af als presidente van de Haagse afdeling van de Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming en in april 1935 stopte ze als Statenlid.

Toen in oktober 1934 haar broer Isaac bij een verkeersongeluk omkwam, werd Mathilde Cohen Tervaert-Israëls de enige erfgenaam van de artistieke nalatenschap van zowel haar vader als haar broer. Het beheer ervan pakte ze zorgvuldig aan, daarbij geadviseerd door Hendrik Enno van Gelder, de toenmalige directeur van het Haags Gemeentemuseum. Ze selecteerde werk dat in de familie moest blijven, verkocht een deel van de schilderijen en deed schenkingen aan musea. Een door haar broer gemaakt portret van Aletta Jacobs schonk zij in 1936 aan het pas opgerichte Internationaal Archief van de Vrouwenbeweging. Kort na de Duitse inval in Nederland bracht ze de familiecollectie ter bewaring onder bij een veilinghuis. Per testament liet zij vastleggen dat de werken na haar dood naar haar kleinkinderen zouden gaan.

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog woonde Cohen Tervaert-Israëls in de Rijnstraat (nr. 18) te Den Haag, samen met haar dochter Aleida. Ze wist dat ze vanwege hun Joodse achtergrond gevaar liepen, maar weigerde onder te duiken. ‘Iedereen kent mij’, waren haar woorden hierover, aldus haar dochter in een interview (Nieuw Israëlitisch Weekblad, 20-10-1978). Bovendien stonden de twee op de zogenaamde Van Dam-lijst, waarmee ze een aantekening hadden om niet te worden gedeporteerd. Op 23 maart 1943 werden ze echter toch gevangen genomen en geïnterneerd in Kamp Barneveld, waar met name Joden zaten die op de Van Dam-lijst of de vergelijkbare Frederiks-lijst stonden. Ondanks deze ogenschijnlijk beschermde status werden ze op 4 januari 1944 overgebracht naar Westerbork, waarna ze op 4 september 1944 werden gedeporteerd naar concentratiekamp Theresienstadt. Hier werden ze in januari 1945 vrijgekocht door de Amerikanen en naar Sankt Gallen in Zwitserland gebracht. Korte tijd later, op 18 februari 1945, overleed Mathilde Cohen Tervaert-Israëls hier, in de leeftijd van 81 jaar. Ze werd begraven op het Cimetière Israélite in Sankt Gallen.

Betekenis

Mathilde Cohen Tervaert-Israëls was een van de vele vrouwen uit de eerste feministische golf die zich hun levenlang hebben gewijd aan de vrouwenzaak. Via maatschappelijke en politieke organisaties zette ze zich in voor de rechten en sociale positie van vrouwen. Ze hield ontelbare spreekbeurten, schreef rapporten en deed veel bestuurlijk werk. Vooral ongehuwde moeders en alleenstaande vrouwen hadden haar aandacht. Inspiratie vond ze naar eigen zeggen bij Aletta Jacobs, die ze had leren kennen via de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht: ‘Zij was de bezielende kracht van onze beweging, zij was de geliefde leidster, zij was de vriendin der vrouwen hier en over heel de wereld’, zei ze in een interview (Nieuwsblad van het Noorden, 18-10-1929). In de tentoonstelling Strijd! 100 jaar vrouwenkiesrecht (Groningen 2019) werd terecht aandacht besteed aan deze feministe van het eerste uur.

 

Naslagwerken

JBW.

Archivalia

Publicaties

  • [met anderen] Moederschap. Sexueele Ethiek (Almelo 1913) [een uitgave van het Comité voor Moederbescherming en Sexueele Hervorming].
  • ‘Uit de Hollandsche Beweging. Verslag van de Nationalen Vrouwenraad op 11 en 12 april 1917’, De Vrouw in de XXste eeuw 7 (1917) 71-72.
  • ‘F.S. van Balen-Klaar’, De Vrouw en haar Huis 15 (1920-1921) 310-311.
  • [met anderen], Rapport van de commissie ter bestudeering van den rechtstoestand van het buitenecht geboren kind. Aangenomen op de Algemeene Vergadering te Groningen Juli 1926 (Amsterdam 1926).

Literatuur

  • E.J. Belinfante, ‘Mevr. Cohen Tervaert-Israels’, De Vrijheid, Orgaan van de Vrijheidsbond, 8-2-1922.
  • RISOTI., ‘Vrouwen van den vooruitgang. M. Cohen Tervaert-Israëls’, Nieuwsblad van het Noorden, 18-10-1929.
  • ‘De zeventigste verjaardag van mevrouw M. Cohen Tervaert’, Het Vaderland, 14-2-1934.
  • [Diverse bijdragen], Vrouw en Gemeenschap 4 (1934) nr. 9, 13-19.
  • N. Kopwit, ‘Jozef Israëls dochter Mathilde ten onrechte als Joods Bruidje aangeduid’, Nieuw Israëlitisch Weekblad, 20-10-1978.
  • Jeroen Kapelle, ‘Isaac Lazarus Israels. Amsterdam 1865-Den Haag 1934’, in: Saskia de Bodt e.a., Isaac Israels. Hollands impressionist (Schiedam 1999) 10-33.
  • Jessica Voeten, ‘Voorbij je grote teen’, NRC Handelsblad, 10-11-2006.
  • Chris van Weel en Jenneke Bleeker-van Weel, ‘Mathilde Cohen Tervaert-Israels en haar rol in het behoud van de culturele erfenis-Israels’, JaGDaF. Onafhankelijk Joods Magazine voor Groningen, Drenthe en Friesland sinds 1981 32 (2019) 148, 5-7.

Illustratie

Portretfoto door onbekend fotograaf, ca. 1930 (Collectie Atria, Amsterdam).

 

Auteur: Janneke van der Veer

 

laatst gewijzigd: 14/12/2022

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.