Cohn, Gertrud Franziska (1891-1974)

 
English | Nederlands

COHN, Gertrud Franzisca, vooral bekend als Gertrude van Tijn(geb. Braunschweig, Duitsland 4-7-1891 – gest. Portland, VS 7-7-1974), maatschappelijk werkster en pleitbezorgster voor Joodse vluchtelingen. Dochter van Werner Cohn (1854-1922), zakenman, en Thekla Levinson (1864-1903). Gertrud Cohn trouwde op 3-2-1920 in Amsterdam met Jacques van Tijn (1893-1954), mijnbouwkundig ingenieur. Uit dit huwelijk (ontbonden op 17-8-1937) werden 1 dochter en 1 zoon geboren.

Gertrud Cohn groeide op in een Joods middenstandsgezin in het Duitse Braunschweig. Toen zij elf jaar oud was, overleed haar moeder. Ze maakte haar school af in Berlijn en vervolgde haar opleiding aan de Soziale Frauenschule, de door de feministe Alice Salomon opgerichte beroepsopleiding voor maatschappelijk werk. Op haar twintigste verhuisde ze naar Londen, waar ze werkte als secretaresse en zich aansloot bij de vrouwenkiesrechtbeweging. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd haar positie als ‘vijandelijke buitenlander’ in Engeland problematisch en in 1915 vertrok ze naar het neutrale Nederland. Ze vond werk als medewerkster van het Joods Nationaal Fonds in Den Haag, een organisatie die in Palestina grond aankocht voor geïmmigreerde pioniers. Daarnaast werd ze actief binnen de kleine zionistische beweging in Nederland.

Via de zionistische beweging leerde Cohn Jacques van Tijn kennen, een telg uit een gegoede Joodse familie. Kort na hun huwelijk in 1920, waarna Cohn de Nederlandse nationaliteit verkreeg, vertrokken de Van Tijns naar het buitenland. De tien daaropvolgende jaren verbleven zij – met inmiddels hun kinderen Chedwah Jochewed (1921) en David (1923-1989) – in Zwitserland, Zuid-Afrika, Mexico, Oeganda en Tanganyika, waar haar man werkte als mijnbouwkundig ingenieur. In 1932 keerde het gezin terug naar Nederland en gingen ze in Blaricum wonen. Gertrude van Tijn, zoals ze zich nu noemde, ging bij de Joodse Vrouwenraad werken als hoofd van de afdeling maatschappelijk werk. De machtsovername door de nazi’s in Duitsland in januari 1933 veranderde haar leven ingrijpend.

De Joodse Raad

De grote toestroom van Joodse vluchtelingen uit Duitsland leidde tot de oprichting van een Comité Joodse Vluchtelingen in Nederland – met Gertrude van Tijn als secretaresse. Ze zette zich vol overgave in om nieuwe vluchtelingen op te vangen of te helpen verder te trekken naar buitenlandse bestemmingen als Palestina of de Verenigde Staten. De hoge werkdruk viel samen met een crisis in haar persoonlijke leven. In 1937 verliet haar man haar voor een jongere vrouw en hun huwelijk werd kort daarna ontbonden. Gertrude van Tijn – zoals ze zich bleef noemen – kreeg een zenuwinzinking, maar toen de vluchtelingencrisis verhevigde, wijdde ze zich met nog grotere vastberadenheid aan haar werk. Een project dat haar bijzonder na aan het hart lag, was de oprichting van een landbouwschool in Wieringen, waar honderden jonge vluchtelingen zich voorbereidden op een nieuw leven als agrariër buiten Europa. In juli 1939 organiseerde ze samen met zionisten uit Palestina het min of meer heimelijke vertrek van een schip dat meer dan driehonderd illegale vluchtelingen van Amsterdam naar Palestina bracht.

Aan het begin van de Duitse bezetting in mei 1940 koos Gertrude van Tijn er ondanks verschillende vluchtmogelijkheden voor om in Nederland te blijven. Haar voormalige echtgenoot en kinderen vertrokken wel. Als hoofd van de afdeling emigratie van de door het nazibewind ingestelde Joodse Raad hielp ze Duits-Joodse vluchtelingen en een aantal Nederlandse Joden naar neutrale landen te ontkomen. Ze kreeg hiervoor financiële en logistieke steun van het American Jewish Joint Distribution Committee. In mei 1941 gaven de nazi-autoriteiten haar zelfs toestemming om naar het neutrale Portugal te reizen om emigratieplannen te bespreken met de vertegenwoordigers van het comité daar.

Toen Gertrude van Tijn was teruggekeerd in Amsterdam, bleek het beleid van de nazi’s ten aanzien van Joden steeds meer gericht te zijn op massamoord in plaats van emigratie. In juni 1941 gaf ze in opdracht van de Joodse Raad aan de SS de namen en adressen door van studenten van de landbouwschool in Wieringen die tijdelijk in Amsterdam waren ondergebracht. SS-officier Klaus Barbie had haar verzekerd dat de jonge mannen naar de opleidingsboerderij zouden worden teruggebracht, maar ze werden naar het gevangenenkamp Mauthausen gestuurd – geen van hen zou het overleven. Diep geraakt door dit voorval besloot Van Tijn nooit meer dergelijke informatie aan de nazi’s te verstrekken. Ze weigerde voortaan resoluut als haar dit gevraagd werd. Wel bleef ze voor de Joodse Raad werken, zelfs toen de deportaties van Joden uit Amsterdam waren begonnen. Omdat de emigratiemogelijkheden afnamen, stond ze aan het hoofd van de nieuwe afdeling Hulp aan Vertrekkenden, die voedsel en medicijnen verstrekte aan gedeporteerden en een basisuitrusting verschafte voor hun veronderstelde ‘hervestiging in het oosten’. In werkelijkheid werden de meesten naar Auschwitz en Sobibor gedeporteerd en daar om het leven gebracht.

Maatschappelijk werk

In september 1943 werd Gertrude van Tijn, samen met vrijwel alle in Amsterdam overgebleven Joden, naar kamp Westerbork gestuurd. Van daaruit werd ze in maart 1944 naar Bergen-Belsen in Duitsland gedeporteerd. In juli reisde ze met 282 andere gevangenen naar Palestina (op dat moment onder Brits bewind), dankzij een Duits-Britse uitwisseling van Joden in Duitsland met niet-Joodse Duitse burgers in Palestina. Na aankomst in Palestina schreef ze voor de Nederlandse overheid een gedetailleerd verslag van de gruwelijkheden van de Jodenvervolging in Nederland, een van de eerste ooggetuigenverslagen die de vrije wereld bereikten (Van Tijn, Contribution).

Na de bevrijding keerde Gertrude van Tijn terug naar Nederland. Als functionaris van de Nederlandse overheid deed ze maatschappelijk werk voor terugkerende gedeporteerden. Toen sommigen van hen kritiek leverden op haar handelen tijdens de oorlog, verliet ze het land. Ze werd aangeklaagd door een vluchteling die ze tijdens de oorlog had helpen vluchten, maar de Raad voor het Rechtsherstel – die speciaal voor dit soort zaken was ingesteld – verwierp de aanklacht en prees Van Tijn voor haar werk in de oorlog.

In 1946 werkte Gertrude van Tijn enkele maanden voor de Verenigde Naties met Joodse vluchtelingen in Shanghai. De rest van haar leven bracht ze door in de Verenigde Staten, waar haar kinderen zich hadden gevestigd – eerst in Taos, New Mexico, en later in Portland, Oregon. Toen ze op 83-jarige leeftijd terminaal ziek werd, maakte ze een einde aan haar leven.

Reputatie

Gertrude van Tijn was een energieke vrouw met een groot organisatorisch talent. Zij droeg bij aan de redding van naar schatting 22.000 Joden, maar haar betrokkenheid bij de Joodse Raad tijdens de oorlog schaadde haar reputatie. Tot het einde van haar leven bleef zij pleitbezorgster van radicale politieke en maatschappelijke doelen en was zij zioniste en feministe.

Werk

Contribution towards the history of the Jews in Holland from May 10th, 1940 to June 1944.

Literatuur

Bernard Wasserstein, Gertrude van Tijn en het lot van de Nederlandse Joden (Amsterdam 2013) [met literatuurlijst en lijst van archivalia].

Illustratie

Gertrude van Tijn, door onbekende fotograaf, 1915 (privécollectie).

Auteur: Bernard Wasserstein

laatst gewijzigd: 13/07/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.