Cranen, Sara (ca. 1565-1637)

 
English | Nederlands

CRANEN, Sara (geb. Antwerpen ca. 1565 – gest. Amsterdam 12-5-1637), moeder van Joost van den Vondel, zijdehandelaarster of hoedenstoffeerster. Dochter van Peter Cranen (gest. voor 1585), knopenmaker, en Clementia Haussart (gest. voor 1612). Sara Cranen trouwde rond 1585 in Keulen met Joost van den Vondel (ca. 1559-1608), hoedenmaker en zijdehandelaar. Uit dit huwelijk werden 4 dochters en 3 zoons geboren, van wie 2 jong overleden.

Sara Cranen werd geboren in Antwerpen als oudste dochter van Peter Cranen, een knopenmaker die vermoedelijk ook actief was als rederijker, en Clementia Haussart. In 1570 komt haar vaders naam voor op een lijst van aanhangers van de verboden ‘sekte der herdopers’, en een jaar later werd hij uit de stad gebannen. Hij vluchtte met zijn oudste kinderen, onder wie Sara, naar Keulen. De moeder van Sara bleef hoogzwanger in Antwerpen achter. Het verhaal wil dat zij gevangen werd gezet, al was zijzelf nog katholiek, en dat zij pas werd vrijgelaten nadat ze een van haar kinderen ordentelijk had laten dopen en had beloofd de moederkerk trouw te zullen blijven. Hierna reisde zij met de twee jongsten haar man en oudste kinderen achterna, en sloot zich in Keulen aan bij de doopsgezinde gemeenschap. Na enkele jaren moet Peter Cranen zijn gestorven, want in 1585 blijkt Sara’s moeder getrouwd te zijn met de Keulenaar Anton Wills (Van Campen, 14).

Rond 1585 trouwde Sara Cranen met de Antwerpse weduwnaar Joost van den Vondel, hoedenmaker van beroep en ook lid van de doopsgezinde gemeenschap in Keulen. Het paar woonde in bij Sara’s moeder en stiefvader in het huis Zur Viole. In 1586 werd daar dochter Clementia geboren, een jaar later zoon Joost. Het gezin verhuisde na verloop van tijd – onbekend is wanneer – naar het huis De Gulden Wagen, waar in 1594 dochter Sara werd geboren. Een jaar later werden de doopsgezinden gesommeerd de stad te verlaten. Ook Sara Cranen en haar man met hun drie kleine kinderen moeten in deze tijd uit Keulen zijn gevlucht. Na een lange tocht via Frankfurt, Bremen, Emden, Delfzijl en Utrecht, kwam het gezin in de winter van 1596-1597 aan in Amsterdam – intussen waren er nog twee kinderen geboren die beiden jong zijn overleden, en in 1602 en 1603 volgden nog twee kinderen: Catharina en Willem. In de Warmoesstraat begon Joost van den Vondel sr. een zaak in hoeden en zijden stoffen.

Over het verdere leven van Sara Cranen is niet veel meer bekend dan dat zij na de dood van haar man de zaak voortzette. In 1610 betrok zij Joost jr. in de zaak door een compagnie met hem op te richten, maar deze samenwerking duurde niet lang. In 1613 verhuisde ze naar de Engelse Kaey (tegenwoordig Gelderse Kade) en trok zich terug uit de compagnie. In 1615 richtte zij een compagnie op met dochter Clementia, inmiddels weduwe van zijdehandelaar Wolff, en werd zij in die hoedanigheid dus de concurrent van zoon Joost. Tot aan haar dood zou Sara Cranen bij haar oudste dochter inwonen (in 1628 woonden ze in de Bergstraat). Hun zaken liepen kennelijk goed, want op een gegeven moment bezaten moeder en dochter zelfs een hofstede in de Purmer als zomerverblijf. Uit diverse notariële akten betreffende haar erfenis blijkt dat de verstandhouding met haar inmiddels beroemde zoon niet goed was. In haar testament van 26 januari 1634 liet ze opnemen dat hij voor 8400 gulden bij haar in het krijt stond, en dat deze schuld vereffend diende te zijn als hij in aanmerking wilde komen voor zijn aandeel in haar nalatenschap. Dat deed Vondel dan ook, maar pas op 28 augustus 1636, één dag voor haar dood (Calis, 161). In zijn werk refereert Vondel slechts eenmaal aan zijn moeder, als hij opmerkt dat zij hem in zijn jeugd niet behoorlijk het Nederlands (‘nederdiets’) heeft geleerd. Lievens zou een portret van haar hebben geschilderd, maar dat is tot op heden niet getraceerd (Bredius, Künstler Inventäre 1, 219).

Naslagwerken

Van der Aa; Mennonite Encyclopedia [onder Kraen]; NNBW.

Literatuur

  • Geraerdt Brandt, Het leven van Joost van den Vondel (Franeker 1682).
  • J.W.C. van Campen, ‘Onbekende gegevens over Vondels naaste familie’, Vondelkroniek 9 (1938) 13-30.
  • J. Melles, Joost van den Vondel. De geschiedenis van zijn leven (Utrecht 1957) [met in bijlage een overzicht van notariële akten].
  • Piet Calis, Vondel. Het verhaal van zijn leven (Amsterdam 2008).

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 173

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.