© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Mirjam de Baar, Denijs, Tanneke, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Denijs [13/01/2014]
DENIJS, Tanneke (geb. Bloemendaal? 1637/1638 − gest. Den Haag 1702?), profetes en schrijfster van godsdienstige werken. Ze trouwde met Hendrik van Swinderen (gest. na 1689), ‘chemicus’. Kinderen uit dit huwelijk zijn niet bekend.
Tanneke Denijs zou in Bloemendaal zijn geboren als dochter van een bleker en moet nog een broer en een zuster hebben gehad. De familie Denijs (of De Nijs) was daar een bekende familie die generaties lang garen en linnen heeft gebleekt ten behoeve van de linnen- en lakennijverheid in Haarlem. Ergens tussen 1664 en 1668 is Tanneke Denijs naar Amsterdam verhuisd. Wanneer zij is getrouwd, is niet bekend, maar zeker is dat zij in 1668 met de ‘chymicus’ Hendrik van Swinderen in Amsterdam woonde. Haar echtgenoot, die mogelijk een medische praktijk had, schreef een medisch traktaatje dat in druk verscheen onder de titel Een bloeyende roos, gewortelt in Gelderlandt, hem door een engel geopenbaart in Utrecht.
Conventikels en geschriften
Tanneke Denijs reisde veel en wisselde regelmatig van woonplaats. Dat kan worden afgeleid uit de autobiografie van een van haar vrienden, de lutherse piëtist Friedrich Breckling. Vanaf 1673 noteerde hij nauwgezet waar ‘Tanneken’ dan wel ‘Juffrou van Swinderen’ verbleef. Zo tekende hij aan dat zij in mei 1673 van Amsterdam naar Den Haag en vandaar naar Schotland reisde. Eind 1674 verkoos zij Lübeck als woonplaats. Hier was zij nauw betrokken bij de door radicale piëtisten georganiseerde conventikels. In het najaar van 1676 verbleef zij in Utrecht. In 1679 trok Tanneke Denijs naar Engeland en dat deed ze nogmaals in 1689 en in 1690. Zij vestigde zich ten slotte in Den Haag. Hier trok in 1690 Friedrich Breckling bij haar in.
Onbemiddeld kan Denijs niet geweest zijn. Zij had in haar Amsterdamse jaren een dienstmaagd, van wie gezegd werd dat zij de heerlijkste spijzen en sauzen bereidde (Bourignon, Vernieuwing). Ook de vele reizen die Denijs tussen 1673 en 1690 maakte, wijzen erop dat zij over eigen middelen beschikte.
Net als sommige andere profeten en profetessen die in de Nederlandse Republiek van zich deden spreken, meende Tanneke Denijs dat het einde der tijden nabij was en dat daarom het ‘ware’ christendom op aarde hersteld diende te worden. Zij zou door God zijn uitverkoren om dit aan de wereld kenbaar te maken. Op 24-jarige leeftijd publiceerde ze haar eerste geschrift onder de titel De christelijk lelie-bloem. In 1663 en 1664 verschenen achtereenvolgens nog een tweede (Vervolg) en derde deel (Besluyt). In deze geschriften is de invloed te onderkennen van de Silezische mysticus Jacob Boehme, wiens gedachtegoed in die tijd ingang vond bij mystieke chiliasten en spiritualisten, ook in de Republiek.
De volgende publicatie van Tanneke Denijs verscheen pas in 1684: het anonieme boekje De lely onder de doornen. Inhoudende de ware wederbrengingh des levens, door de inwendige geboorte der zielen. In 1690 verscheen nog een werk van haar hand in druk: Verklaring over het Hoogeliedt Salomonis en de Openbaring Johannis. Haar uitleg van het Hooglied dateerde van juni 1686, die van de Openbaring van Johannes van januari 1687. In de voorrede schrijft ze dat ze ‘nooit gedacht [had], de penne van [haar] levensarbeid meer op ’t papier te zetten’ (fol. Ar), omdat ze meende dat het einde der tijden nabij was. Maar geïnspireerd door de bruid uit het Hooglied voelde ze zich naar eigen zeggen toch opnieuw geroepen Gods boodschap te verspreiden.
Reputatie
C.B. Hylkema’s bewering dat Tanneke Denijs ‘gehéél zelfstandig stond’, is onjuist (Hylkema, 165). Uit haar geschriften en uit de door haar ondernomen reizen naar Schotland, Engeland en Lübeck blijkt dat Denijs deel uitmaakte van een internationaal netwerk van mystieke chiliasten, radicale piëtisten en aanhangers van het gedachtegoed van Jacob Boehme. In haar geschriften roept zij haar lezers zelf ook op om zich aan te sluiten bij diegenen die verwachten dat einde der tijden weldra zal aanbreken. Bekend is dat Denijs behalve met Breckling ook persoonlijke contacten onderhield met Antoinette Bourignon en met de uit Breslau afkomstige profeet Quirinus Kuhlmann. Voor laatstgenoemde zorgde zij enige tijd toen hij in Lübeck verbleef. Mogelijk was er sprake van een kortstondige liefdesrelatie.
De lutherse theoloog Gottfried Arnold, zelf ook een volgeling van Boehme, besloot Tanneke Denijs op te nemen in de door hem samengestelde catalogus van godzalige vrouwen (gepubliceerd in deel 4 van zijn Unpartheyische Kirchen- und Ketzerhistorie). Voor zijn informatie over Denijs baseerde hij zich op haar geschriften en op mededelingen van Breckling. In de catalogus van ‘valse profetessen’ die Johann Heinrich Feustking in 1704 als antwoord hierop uitbracht, is ‘die Niederländerin’ Tanneke Denijs eveneens opgenomen. Feustking noemt haar een ‘Schwermerin’, ‘Quakerinn’ en ‘Böhmistin’. In navolging van Arnold meldt hij dat Denijs vele ongepubliceerde boeken heeft nagelaten. Dezelfde zinsnede is ook in het lemma van Jöcher te vinden. Waar die manuscripten van Denijs gebleven zijn, is onbekend.
Naslagwerken
Jöcher; Johann Heinrich Zedler, Grosses vollständiges Universal-Lexikon aller Wissenschaften und Künste, deel 41 (1744) 1712-1713; Pieter de la Rue, ‘Nederlands geleerd vrouwentimmer’ (z.j.), 151 (Universiteitsbibliotheek UvA, Ms. XIV A 3); Biographisch-Bibliographisch Kirchenlexikon, deel 4 (1992) 782-788 [lemma Quirinus Kuhlmann].
Publicaties
- Prognosticatie, over de 10 jaren besluyt, gedaen door Tanneken Denys, jonge dochter buyten Haerlem, die door de geest dese vermaninge heeft gedaen aen al de werelt (z.p. z.j. [1662]) [Knuttel Pflt. 8557a].
- De christelijcke lely-bloem. Door Tanneke Denijs beschreven, die door een krachtige bedouwende liefde haer soeten reuck aen alle vervallen sielen uyt laet vloeijen. Met vervolgh en besluyt, 3 delen (Amsterdam z.j. [1662-1664]) [bevat De christelijcke lely-bloem [1662]; T' Vervolgh van de Christelijcke lelij-bloem [1663] en 't Besluyt van de Christelijcke lely-bloem [1664]).
- [anoniem] De lely onder de doornen. Inhoudende de ware wederbrengingh des levens, door de inwendige geboorte der zielen (z.p. z.j. [1684]).
- Verklaring over het Hoogeliedt Salomonis en de Openbaring Johannis beschreven door Tanneke de Nijs (z.p. 1690).
Literatuur
- Antoinette Bourignon, Heylsame raadgevingen en onderwysingen (Amsterdam 1685) brief 11 (20-10-1668) 27.
- Antoinette Bourignon, De vernieuwing van den evangelischen geest, deel 3 (Amsterdam 1682) 153-154.
- Quirinus Kuhlmann, A. Z.! Pariserschreiben an H. Johannes Rothe, Fr. Tanneke von Schwindern, H. Fr. Mercurius von Helmont Freiherrn und Jungf. Anthonette Bourignon (Amsterdam 1680) [in het Nederlands verschenen als Brieven van Parijs aan den heere Joh. Rothe, aan vrouwe Danneke van Swinten, aan den heer Franciscus Mercurius van Helmont, vrijheer en Juffr. Antoinette Bourignon (Amsterdam 1686)].
- Gottfried Arnold, Unpartheyische Kirchen- und Ketzerhistorie vom Anfang des Neuen Testaments biss auf das Jahr Christi 1688, 4 delen (Frankfurt am Main 1699-1715, herz. herdruk 1729) dl. 3, 175-176; dl. 4, 1108-1109 [in het Nederlands vertaald als: Historie der kerken en ketteren van den beginne des Nieuwen Testaments tot aan het jaar onses Heeren 1688 (Amsterdam 1701-1729) dl. 3, 299].
- Johann Heinrich Feustking, Gynaeceum haeretico fanaticum (Frankfurt/Leipzig 1704) 235-236.
- C.B. Hylkema, Reformateurs. Geschiedkundige studiën over de godsdienstige bewegingen uit de nadagen onzer Gouden Eeuw, deel 2 (Haarlem 1902) 165.
- Claus Victor Bock, Quirinus Kuhlmann als Dichter. Ein Beitrag zur Charakteristik des Ekstatikers (z.p. 1957) 24-31.
- F. van Ingen, Böhme und Böhmisten in den Niederlanden im 17. Jahrhundert (Bonn 1984) 18, 35.
- Wim Post, ‘Huize Bloemoord’, Ons Bloemendaal 20 (1996) nr. 3.
- Annelies de Jeu, ‘’t Spoor der dichteressen’. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 242-243.
- Jonathan Strom, ‘Early conventicles in Lübeck’, Pietismus und Neuzeit 27 (2001) 19-52, aldaar 29.
- Mirjam de Baar, ‘Ik moet spreken’. Het spiritueel leiderschap van Antoinette Bourignon (1616-1680) (Zutphen 2004) 25, 117, 118, 165, 172, 173, 181, 236, 252, 622.
- Mirjam de Baar, ‘Prophetess of God and prolific writer. Antoinette Bourignon and the reception of her writings’, in: Suzan van Dijk e.a. red., I have heard about you. Foreign women’s writing crossing the Dutch border: from Sappho to Selma Lagerlöf (Hilversum 2004) 137-149, aldaar 140-141.
- Friedrich Breckling, Autobiographie. Ein frühneuzeitliches Ego-Dokument im Spannungsfeld von Spiritualismus, radikalem Pietismus und Theosophie, Johann Anselm Steiger ed. (Tübingen 2005) 40, 43, 45, 48, 64, 65, 83, 92.
Illustratie
Titelpagina Verklaring over het Hoogeliedt Salomonis en de Openbaring Johannis beschreven door Tanneke de Nijs, 1690 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).
Auteur: Mirjam de Baar
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 323
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.