Dessaur, Catharina Irma (1931-2002)

 
English | Nederlands

DESSAUR, Catharina Irma, vooral bekend als Andreas Burnier (geb. Den Haag 3-7-1931 – gest. Amsterdam 18-9-2002), schrijfster en hoogleraar criminologie. Dochter van Salomon Dessaur (1903-1989), handelsreiziger en importeur, en Rosa Louisa Jacobs (1906-2000), apothekersassistente. Catharina Irma Dessaur (1) trouwde op 4-9-1953 in Amsterdam met Johannes Emanuel Zeijlmans van Emmichoven (1926-2008), uitgever; (2) had vanaf 1983 een relatie met Ineke van Mourik (1949), bibliothecaris. Uit huwelijk (1), dat op 16-1-1964 in Amsterdam werd ontbonden, werden 1 zoon en 1 dochter geboren.

Andreas Burnier werd geboren als Irma Dessaur in een liberaal-joods gezin, als dochter van Rosa Louisa (Shoshanna) Jacobs en Salomon Dessaur. In de Tweede Wereldoorlog leefde zij drie jaar lang (1942-1945) gescheiden van haar ouders, ondergedoken op zestien verschillende adressen. Als naam gebruikte ze toen ‘Ronnie van Dijk’, waarvan zij de voornaam haar hele leven bleef houden. Na de bevrijding werd zij herenigd met haar ouders en grootouders in – zoals ze dat zelf later zou noemen – een ‘huis van rouw’ in Scheveningen. In 1946 werd haar broer Joost Reinier geboren. Zelf ging ze als veertienjarige, beladen met onverwerkte oorlogservaringen, naar het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag. Ze sloeg twee klassen over en slaagde met glans voor haar eindexamen. In Amsterdam studeerde zij vervolgens medicijnen en filosofie, maar in 1953 brak zij haar studie af. Zij was zwanger en trouwde in datzelfde jaar met de uitgever Emanuel Zeijlmans van Emmichoven. Ze kregen twee kinderen: Carlo Dominique (1954) en Ingeborg Anne (1961). Via Zeijlmans van Emmichoven, maar vooral via zijn ouders, leerde Burnier de antroposofie kennen. In haar latere publicaties zijn invloeden van Rudolf Steiner terug te vinden.

Criminologe en schrijfster

In 1961 verliet Dessaur haar echtgenoot, keerde met de kinderen terug naar haar ouderlijk huis en hervatte haar studie, nu filosofie in Leiden. Ze studeerde cum laude af. In 1965 debuteerde ze onder het pseudoniem Andreas Burnier in het literaire tijdschrift Tirade met het verhaal ‘De verschrikkingen van het noorden’ en publiceerde ze de avontuurlijke roman Een tevreden lach. Hierin schreef ze op een vanzelfsprekende manier over haar homoseksuele geaardheid. Het boek veroorzaakte een literaire sensatie. In die tijd ontmoette zij ook haar eerste vrouwelijke geliefde, met wie zij zeventien jaar een relatie had. Haar kinderen bracht zij onder in een pleeggezin. Na een korte periode als ambtenaar te hebben gewerkt in Den Haag, werd zij wetenschappelijk medewerker op het Criminologisch Instituut in Leiden. In 1971 promoveerde ze bij prof. dr. W. Nagel op het proefschrift Foundations of theory formation in criminology. Van 1973 tot 1988 was Dessaur hoogleraar criminologie aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen.

Vanaf 1965 verschenen er elke twee of drie jaar een roman of bundel verhalen en essays van de hand van Andreas Burnier, ruim vijftien in totaal. Met de romans Het jongensuur (1969) en De huilende libertijn (1970) baarde ze veel opzien omdat ze daarin onder andere het ongeluk geboren te zijn in een vrouwelijk lichaam thematiseerde.

Burniers eigenzinnige feministische opvattingen brachten haar vaak in conflict met de vrouwenbeweging. Zij was wars van het toentertijd populaire neomarxistische jargon – niet het individu werd verantwoordelijk gehouden, maar de schuld werd consequent bij de structuren gezocht – waardoor zij vaak het verwijt kreeg van rechtse signatuur te zijn. Ook haar pleidooi voor een vrouwenuniversiteit bracht veel commotie teweeg. In 1986 afficheerde zij zich in het debat over euthanasie als fel tegenstander.

Vanwege haar ervaringen in de oorlog keerde Dessaur/Burnier zich lange tijd af van haar joodse achtergrond, maar omstreeks 1989 – het jaar van haar vaders overlijden – veranderde dat in een hartstochtelijke belangstelling, die leidde tot haar terugkeer tot het jodendom en lidmaatschap van de Liberaal Joodse Gemeente van Amsterdam. Tot dan was Het jongensuur, dat gaat over haar onderduikperiode, haar enige boek dat expliciet verwees naar haar joods zijn. De laatste twaalf jaar van haar leven publiceerde zij hoofdzakelijk over joodse onderwerpen. In haar laatste roman, De wereld is van glas (1997), speelt het jodendom zelfs een hoofdrol. Maar Burniers werk omvat meer thema’s. Het is doordesemd met haar levensvisie die zijzelf kort samenvatte in een artikel ‘Het Joodse levensgevoel’: ‘Als ik mijzelf nu moet etiketteren, zou ik zeggen dat ik behoor tot de spirituele zoekers en werkers in de mensheid. Via kleine stapjes vooruit en soms enorme smakken omlaag, probeer ik in dit leven in contact te komen of te blijven, met het Onbenoembare, waarnaar alle godsdiensten en esoterische systemen verwijzen, ieder op zijn eigen wijze en op zijn niveau. Het doel van de mens die deze weg gaat, is uiteindelijk permanent met haar bewustzijn “in twee werelden” te kunnen leven en anderen te laten delen in het licht dat zij aldus ervaart’.

Vanaf 1983 tot het einde van haar leven leefde zij samen met Ineke (Daniël) van Mourik in Amsterdam. Andreas Burnier overleed in 2002 op 71-jarige leeftijd aan een hersenbloeding en werd begraven op de Liberaal Joodse Begraafplaats in Hoofddorp.

Reputatie

Andreas Burnier heeft naam gemaakt als schrijfster, essayiste,en criminologe. Haar opvattingen over homoseksualiteit, euthanasie en andere ‘gevoelige’ onderwerpen leidden vaak tot hevige polemieken. Ook was Andreas Burnier een belangrijke voorloper van de tweede feministische golf. Minder bekend is dat ze een bevlogen en getalenteerd docente was. ‘Ik ben met een krijtje in mijn luier geboren’, zei ze van zich zelf. Vanwege de vanzelfsprekende manier waarop ze schreef over haar homoseksuele geaardheid kan ze ook worden beschouwd als een van de voorlopers van de homo-emancipatie.

Haar letterkundige werk werd zeer gewaardeerd. Zo ontving zij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor ‘Een tevreden lach’ (1967), de Jan Greshoffprijs voor De zwembadmentaliteit (1980), de Annie Romeinprijs vanwege haar ‘vele eigenzinnige, originele, altijd interessante en tot nadenken stemmende publicaties op het gebied van de vrouwencultuur’ (1983), de Publieksprijs Anna Bijns (1985), de Busken Huetprijs voor ‘Essays 1968-1985’ (1987), de Verzetsprijs vanwege haar hele oeuvre (1991), en de Bob Angelo Penning (1993). In 1991 werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Naslagwerken

Atria; Van Bork/Verkruijsse; Joden in Nederland; Schrijvende vrouwen.

Publicaties

Behalve de hierboven genoemde titels:

  • Poëzie, jongens en het gezelschap van geleerde vrouwen (Amsterdam 1974).
  • De reis naar Kithira (Amsterdam 1976).
  • Na de laatste keer (Amsterdam 1981).
  • De droom der rede. Het mensbeeld in de sociale wetenschappen. Een poging tot criminosofie (Den Haag 1982) [onder de naam C.I. Dessaur].
  • De litteraire salon (Amsterdam 1983).
  • Een gevaar dat de ziel in wil. Essays, brieven en interviews 1965-2002, Ineke van Mourik en Chris Rutenfrans ed. (Amsterdam 2003).
  • Ruiter in de wolken. Joodse essays en artikelen 1990-2002, Daniël van Mourik en Manja Ressler ed. (Amsterdam 2015) [verschenen na publicatie van dit lemma].
  • Voor meer titels, zie http://www.bntl.nl/.

 Literatuur

  •  Paul de Wispelaere, ‘Andreas Burnier’, Ons Erfdeel 13 (1969-1970) 114-116.
  • Lidy van Marissing, ‘Andreas Burnier. Schrijven om in leven te blijven’, in: Idem, 28 interviews (Amsterdam 1971) 62-73.
  • Willem M. Roggeman, ‘Andreas Burnier’, in: Idem: Beroepsgeheim. Gesprekken met schrijvers, dl. 2 (Den Haag 1977) 35-54.
  • Carel Peeters, ‘De harde taal van de hogere sferen’, in: Idem, Hollandse pretenties (Amsterdam 1988) 54-56.
  • Ute Langner, ‘Aspecten van autobiografisch schrijven in het prozawerk van Andreas Burnier’, De Nieuwe Taalgids 88 (1995) 322-332.
  • Ischa Meijer, [interview], in: Andreas Burnier, Een gevaar dat de ziel in wil. Essays, brieven en interviews 1965-2002, Ineke van Mourik en Chris Rutenfrans ed. (Amsterdam 2003) 400-426.
  • R.Th. van der Paardt, ‘Andreas Burnier revisited’, Ons Erfdeel 47 (2004) 285-287.
  • Pascale Bos, ‘“Tegendraads”, against the grain. Andreas Burnier’s radical rethinking of gender’, Dutch Crossings 30 (2006) nr. 1, 31-42.
  • Elisabeth Lockhorn, ‘Ik was meer een zachte jongen dan een stoer meisje’, in: Frénk van der Linden en Freddy van Thijn red., Het moet pijnlijk blijven: de mooiste schrijversinterviews (z.p. [Amsterdam] 2011) 107-122 [interview uit 1996].
  • Elisabeth Lockhorn, Andreas Burnier. Metselaar van de wereld (Amsterdam 2015) [verschenen na publicatie van dit lemma].

Illustratie

Portret, door Mieke H. Hille, 1980 (Atria, Amsterdam).

Auteur: Ineke van Mourik

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 987

laatst gewijzigd: 13/03/2018

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.