© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Els Naaijkens, Knoll, Johanna Elisabeth Sophia, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/ElisabethOtter-Knoll [13/01/2014]
KNOLL, Johanna Elisabeth Sophia, vooral bekend als Elisabeth Otter-Knoll (geb. Utrecht 13-1-1818 – gest. Amsterdam 20-2-1900), oprichtster van de Elisabeth Otter-Knoll Stichting te Amsterdam. Dochter van Isaac Knoll (1785-1856), legerkapitein, en Johanna Hester Smith (1788-1821), hofdame. Elisabeth Knoll trouwde (1) in december 1847 in Utrecht met Adolph Fortgens Otter (1803-1858), scheepsmakelaar en scheepsassuradeur; (2) op 6-6-1861 in Amsterdam (?) met Hendrik Luëssen (ca. 1822-1887), predikant. Beide huwelijken bleven kinderloos.
Elisabeth Knoll groeide op in Utrecht. Haar vader was daar als kapitein in garnizoen bij de Nationale Militie. Haar moeder was hofdame geweest aan het hof van Lodewijk Napoleon (1806-1810), en eerder getrouwd geweest met de Franse militair Aubry d’Arancey. Sinds zij op 23-jarige leeftijd weduwe was geworden stond zij met haar twee dochtertjes onder voogdij van haar vader Albertus Gerardus Smith, advocaat aan het Hof van Utrecht en president van de rechtbank. Hij was sterk gekant tegen haar huwelijk met Isaac Knoll, en waarschijnlijk was dit de reden dat het pas drie weken voor Elisabeths geboorte werd gesloten.
Tot haar derde jaar woonde Elisabeth met haar broertjes Marinus Antonius Diederik en Pieter Izaak, die allebei jong stierven, in de Wittenvrouwenstraat. Toen stierf haar moeder. Haar vader, als militair veel van huis, bracht haar vervolgens onder bij de grootouders Smith, die met hun ongetrouwde dochter Laurentia woonden op Springweg 7 (nu 8). Al langer hadden zij de zorg voor Elisabeths ‘roomse’ halfzusje Louise Aubry (1809-1871) – haar andere halfzusje Josephine (1811-1886) woonde bij haar grootouders in Frankrijk. Elisabeth moet een rustig kind geweest zijn. Op 18 september 1847 schreef grootvader Albertus Smith aan de huwelijkskandidaat Adolph Fortgens Otter: ‘Zij heeft van haar vroege jeugd bij ons gewoond – zich altoos wel gedragen – en voor ons nimmer enige reden tot misnoegen gegeven, waarom wij haar ook hartelijk liefhebben’ (gecit. Van der Heijden, 13).
Huwelijken
In december 1847 trouwde Elisabeth Knoll op bijna dertigjarige leeftijd met de 45-jarige Adolph Otter, toen al een vermogend man. Aanvankelijk woonde het paar op Leliegracht 46 in Amsterdam, maar in mei 1857 betrokken ze een monumentaal pand aan de Kloveniersburgwal (no. 97). In november 1858 overleed haar man. Elisabeth erfde het rijk gemeubileerde huis, veel waardepapieren en 184.000 gulden in contanten. Haar man had in zijn testament bepaald dat zijn nalatenschap bestemd was voor de stichting van een tehuis voor bejaarde zeelieden. Vanaf 1860 ging het echter zo slecht met de koopvaardij dat de behoefte aan opvang van oude zeelui verminderde en dit plan voorlopig werd opgeschort.
In 1861 hertrouwde Elisabeth op huwelijkse voorwaarden met Hendrik Luëssen, predikant te Wijk aan Zee en Duinen. Elisabeth bleef zich echter Otter-Knoll noemen en op de Kloveniersburgwal wonen, terwijl Luëssen in Wijk aan Zee woonde. Het huwelijk had vooral een zakelijke basis. Zij verleende financiële steun aan de diaconie van zijn gemeente en hij steunde haar bij het doen van rechtsgeldige handelingen (Petrie, 73). In 1867 stopte Luëssen met zijn predikantenwerk en verhuisde naar de Kloveniersburgwal. Met haar tweede man maakte Elisabeth Otter-Knoll tussen 1864 en 1884 een groot aantal reizen: ze bezochten Frankrijk, Engeland en Duitsland. Hun grootste reis ging in 1869 naar Sint-Petersburg en Moskou. Op deze reizen verzamelde Elisabeth Otter Knoll foto’s en prenten van landen en volkeren, vorsten en vorstinnen, maar ook van roemruchte vrouwen, zoals blijkt uit haar omvangrijke fotoarchief (Stadsarchief Amsterdam).
Zakenvrouw
Elisabeth Otter-Knoll sprong behoedzaam om met haar vermogen en vermeerderde het gestaag. Bij haar huwelijk in 1847 kreeg ze een erfenis van zesduizend gulden van haar moeder mee, waar kort daarna de veel omvangrijker erfenis van haar grootvader Smith, ongeveer 128.500 gulden, bij kwam. In 1858 en 1859 vielen haar de nalatenschappen van haar man en haar schoonmoeder toe. In de loop van haar leven werd dit alles nog aangevuld met de erfenissen van een oudtante Smith, haar halftante Laurentia en haar halfzuster Louise. Dit vermogen belegde zij in aandelen en obligaties. Ook verstrekte ze hypothecaire leningen en verhuurde ze huizen.
In 1886, een jaar voor het overlijden van haar tweede echtgenoot, maakte Elisabeth Otter-Knoll haar testament op. Zij bepaalde dat haar huis op de Kloveniersburgwal zou worden omgebouwd tot een verblijf voor ‘oude en gebrekkige onvermogende zeekapiteins en stuurlieden’, naar wens van haar eerste man. Verder benoemde zij als enige erfgenaam ‘een stichting voor dames uit de deftige stand’. In 1900, vlak voor haar dood, voegde zij hieraan toe: ‘[Het is] mijn verlangen in het leven te roepen een stichting voor fatsoenlijke Dames die onvermogend en zonder eigen schuld niet in staat zijn in haar eigen onderhoud te voorzien. Met leedwezen zag ik immer hoe menigmaal de fatsoenlijke brave vrouwen op hogere leeftijd, zo al niet broodgebrek leden, dan toch veel moesten ontberen, wat hun een rustiger en zorgvrije oude dag bezorgde: terwijl voor de mindere stand, iedereen zorgde, waarvan hier in Amsterdam zijnde gestichten en hofjes getuigen’ (gecit. Van der Heijden, 67-68).
Elisabeth Otter-Knoll hofje
In 1894 kocht Elisabeth Otter-Knoll voor 31.995 gulden een terrein van 2025 vierkante meter aan het Eikenplein; daar zou het hofje worden gebouwd. Zij stelde zelf nog het reglement op. De bewoonsters dienden minstens 55 jaar oud te zijn, ongehuwd dan wel verweduwd of gescheiden buiten eigen schuld en in alle gevallen kinderloos. Zij ontvingen jaarlijks vijfhonderd gulden, maar moesten wel elk jaar een verzoek indienen voor de verlenging van hun verblijf. De vrouwen moesten van protestantse huize zijn, doch katholieke vrouwen waren niet principieel uitgesloten. De bewoonsters mochten de nacht niet buiten de inrichting doorbrengen of mannelijk bezoek ontvangen zonder toestemming van het bestuur. Enkele met name genoemde vrouwen nam zij persoonlijk onder haar hoede. Mejuffrouw Gunst zou 25 gulden per jaar ontvangen gedurende haar opleiding op de Industrieschool en enige alleenstaande onderwijzeressen en ziekenverzorgsters wees zij een plaats toe in haar hofje.
Toen Elisabeth Otter-Knoll op 20 februari 1900 overleed, liet zij een vermogen na van 2.399.000 gulden. Nadat de nodige problemen met de erfenis waren opgelost (er dook een onbekende neef op die een deel van de nalatenschap opeiste) kreeg architect Jan van Looy opdracht een ontwerp te maken voor het hofje. Er kwamen zestien woningen met daarnaast een eet- en conversatiezaal in Louis XVI stijl, een regentenkamer in Empire en een tweede conversatiezaal in Queen Anne. De bouw begon in 1904, maar pas in 1912 werd het gebouw aan het Eikenplein in Amsterdam geopend. In de volksmond heette het statige, luxueus ingerichte pand al spoedig ‘het kasteel’. Het hofje was in 1980 nog bewoond, maar het beantwoordde niet meer aan de eisen voor moderne bejaardenzorg. Anno 2007 is het een appartementengebouw waarin ook het Amsterdams Centrum voor Beeldende Kunst is gevestigd. Het verzorgingstehuis van de Elisabeth Otter-Knoll Stichting is tegenwoordig gevestigd in Buitenveldert.
Elisabeth Otter-Knoll werd begraven op Zorgvlied, Amsterdam/Nieuwer Amstel. Haar praalgraf vermeldt als geboortejaar 1820, waarmee zij waarschijnlijk haar voorechtelijke verwekking heeft willen maskeren. Daarnaast wordt zij vermeld als de ‘Stichtster der Elisabeth Otter-Knoll Stichtingen’. Nog steeds vervullen deze stichtingen een actieve rol in de Amsterdamse bejaardenzorg.
Archivalia
Stadsarchief Amsterdam: Toegang 835 (Archief van de Stichting Elisabeth Otter-Knoll) [waarin opgenomen het fotoarchief].
Literatuur
- Meindert Stokroos, ‘Het grafmonument van Elizabeth Otter-Knoll’, Ons Amsterdam 34 (1982) 100-102.
- B. Vreeken, ‘Elizabeth Otter-Knoll 1820-1900, een weldoenster voor dames’, Ons Amsterdam 34 (1982) 95-100.
- Chris van der Heijden, Sporen van Elisabeth. Uit de nalatenschap van Elisabeth Otter-Knoll (Utrecht 1987) [uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Elisabeth Otter-Knoll Stichting].
- Dineke Stam en Henriëtte Lakmaker, ‘Elisabeth Otter-Knoll (1818-1900)’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 17 (1997) 92-98.
- J.H. Petrie, Het geheim van Vredeveld. Afkomst, leven en lotgevallen van Louise Aubry d’Arancey (1809-1871) en Augustinus van Valkenstijn (1806-1882) (Assen 2005).
Illustratie
Portret, door Jozef Israëls, ongedateerd (Elisabeth Otter-Knoll Stichting).
Els Naaijkens
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 706
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.