Gelder, Anna van (1613?-1687)

 
English | Nederlands

GELDER, Anna van (geb. Vlissingen 1613? – begr. Amsterdam 24-2-1687), de vrouw van zeeheld Michiel de Ruyter. Dochter van Jan Jansz. van Gelder, zeeman, en Grietje Koerts. Anna van Gelder trouwde (1) in 1637 in Vlissingen (ondertrouw 10-10-1637) met Jan Pauwelsz., zeeman; (2) op 9-1-1652 in Vlissingen met Michiel Adriaansz. de Ruyter (1607-1676), kapitein en later admiraal bij de admiraliteit te Amsterdam. Uit huwelijk (1) werden ten minste 1 zoon en 1 dochter geboren, uit (2) 2 dochters.

Over de achtergrond van Anna van Gelder is weinig bekend. Haar ouders waren allebei afkomstig uit Arnemuiden. Haar broer Evert werd daar geboren in 1611. Kort hierna zullen haar ouders naar Vlissingen zijn verhuisd, want hier werd Anna – hoogstwaarschijnlijk in 1613, maar in ieder geval vóór 8 januari 1614 – geboren. Zowel haar vader als haar broer Evert worden vermeld als zeeman. In 1637 trouwde Anna met Jan Pauwelsz. uit Veere, eveneens zeeman. Het jonge paar woonde in Vlissingen, en van de kinderen die werden geboren, zouden Grietje en Jan in leven blijven. Jan Pauwelsz. klom op tot scheepskapitein. Als kapiteinsvrouw zal Anna gezorgd hebben voor de proviandering van zijn schip. Volgens de traditie binnen de zeevaart kreeg de kapitein namelijk een vast bedrag voor de aankoop van levensmiddelen voor zijn bemanning. De kapiteinsvrouwen deden de hiertoe noodzakelijke inkopen.

Tweede huwelijk

De eerste man van Anna van Gelder overleed tijdens een reis naar de Antillen. Als 38-jarige weduwe met twee kinderen hertrouwde zij in 1652 met Michiel Adriaansz. de Ruyter, op dat moment kapitein op de koopvaardij en zelf weduwnaar met vier kinderen. Anna was zijn derde vrouw. Het is goed mogelijk dat zij elkaar al langer kenden, want zowel Michiel de Ruyter als Jan Pauwelsz. hadden als schipper gevaren voor de Vlissingse redersfamilie Lampsin. Bovendien zou Anna bevriend zijn geweest met De Ruyters tweede vrouw, Cornelia Engels. In datzelfde jaar trad De Ruyter in dienst van de Admiraliteit te Amsterdam.

Drie jaar later, in 1655, verhuisde het gezin De Ruyter van Vlissingen naar Amsterdam, waar het ging wonen op het Nieuwe Waalseiland (tegenwoordig Prins Hendrikkade). Uit alles blijkt dat Michiel en Anna een hecht huwelijk hadden. Wanneer De Ruyter op zee was, schreef hij vaak verscheidene malen per week aan zijn vrouw. Hij sprak haar in zijn brieven aan met ‘moeder’. Anna vergezelde haar man waar mogelijk, reisde met hem mee naar Den Helder of Hellevoetsluis om hem uit te zwaaien en stond hem bij terugkomst weer op te wachten. Tijdens zijn afwezigheid regelde zij alle financiële en notariële zaken. Twee keer, in 1660 en 1668, lieten Michiel de Ruyter en Anna van Gelder zich samen portretteren door de Zeeuwse kunstenaar Hendrik Berckman. Een derde keer werd er een groot familieportret geschilderd door Jurriaen Jacobson in 1662.

Anna van Gelder vergezelde haar man ook bij zijn bezoeken aan raadpensionaris Johan de Witt en zijn vrouw Wendela Bicker. De beide echtparen raakten met elkaar bevriend en schreven elkaar geregeld. Deze vriendschap bracht echter ook gevaar met zich mee. Op 6 september 1672, kort na de moord op Johan de Witt, dromden veel mensen samen voor het huis van ‘de landverrader’ Michiel de Ruyter. Deze was zelf op zee, maar Van Gelder was thuis met haar dochter en nicht. Toen de situatie dreigend werd, riep zij de schoonvader van haar zoon Jan te hulp. Deze was kapitein van de schutterij. Om de boze menigte tevreden te stellen liet Anna hem een brief voorlezen die zij juist had ontvangen en waarin De Ruyter schreef de vijand weer te gaan opzoeken. Hiermee wilde zij aantonen dat haar man geen verrader mocht worden genoemd. Met behulp van de schutters werd de menigte uiteindelijk verjaagd. Niet lang hierna vergezelde Anna haar man toen hij op audiëntie ging bij de nieuwe stadhouder, prins Willem III.

Het bedrijf van de kapiteinsvrouw

De taak van een kapiteinsvrouw, het zorgen voor de victualiëring van de schepen, was geen sinecure. Een schip als ‘De Zeven Provinciën’, waarop De Ruyter van 1665 tot 1673 voer, telde al gauw een bemanning van 450 tot 500 zeelieden. De hoeveelheden voedsel, drank en gereedschap die ingekocht moesten worden, waren dan ook niet gering. Het geld voor de aankopen diende te worden voorgeschoten en de admiraliteiten stonden er niet om bekend snel uit te betalen. Goed inkopen gaf een mogelijkheid om wat winst te maken, maar te zuinig inkopen leverde natuurlijk weer problemen met de bemanning op. De Ruyter had de naam 'royaal te schaften', wat wellicht ook heeft bijgedragen aan zijn populariteit. Dit betekent dat Anna van Gelder een goed inkoopbeleid had. Er is ook een volledige boekhouding bewaard gebleven die waarschijnlijk door haar was bijgehouden. Bij terugkomst van een reis waren vaak nog victualiën over en deze werden bij haar thuis opgeslagen of verkocht. Zo is bekend dat in 1661 tien vaten met scheepsbrood, vier vaten met stokvis, twee vaten met boter, zes rollen tabak en gereedschap op de zolders en in de kelder van hun huis werden opgeslagen en twee vaten met grauwe erwten en twee vaten met witte erwten te gelde werden gemaakt.

Anna van Gelder hield toezicht op de financiën. Zij stuurde De Ruyter het geld dat nodig was om slaven vrij te kopen. Wanneer haar man retourlading mee terugnam van zijn reizen, zag zij toe op de verkoop van de goederen. Ook buitgeld werd aan haar toevertrouwd en door haar beheerd. Tevens regelde zij dat het maandgeld van de zeelieden op tijd aan hun vrouwen werd uitgekeerd, en zij klaagde bij de admiraliteit wanneer een betaling op zich liet wachten. In 1665 begon Anna met de inkopen voor de proviandering van ‘De Hollandia’ omdat dat schip aan De Ruyter was toegewezen. Toen de admiraliteit kort daarna besloot dat het bij nader inzien toch beter was als De Ruyter met ‘De Zeven Provinciën’ zou uitvaren, schreef Anna een brief aan dit college waarin zij haar verwondering uitsprak over deze weifelachtige houding. Zij kreeg toestemming de al ingekochte proviand te verrekenen met wat zij alsnog moest inkopen voor de Zeven Provinciën. Ook is bekend dat zij zelf aan raadpensionaris Johan de Witt vroeg verse groenten naar de vloot te sturen, want zij was bang dat deze al voor aankomst bedorven zouden zijn als zíj de groenten naar Texel zou sturen.

Reputatie

De Ruyter stierf op zee, na op 22 april 1676 gewond te zijn geraakt in de Slag bij de Etna. Pas in januari 1677 kwam het schip dat zijn lichaam vervoerde aan in Hellevoetsluis, en in maart werd hij met vorstelijke statie in Amsterdam begraven. Hij liet het aanzienlijke vermogen na van 350.000 gulden, een duidelijk teken van welvaart. Toch stonden De Ruyter en zijn vrouw bekend om hun eenvoud en sober gezinsleven. Anna deed zelf de was en ging zelf voor haar inkopen naar de markt. Bij een ruzie tussen Cornelis Tromp en De Ruyter riep Tromp dat Anna ‘haar man in alle gezelschappen blameerde’ met haar gedrag, waarop De Ruyter reageerde ‘dat zijn vrouw buiten kwade achterklap diende te blijven’ (gecit. Prud’homme, 257). Constantijn Huygens sr., die na het overlijden van De Ruyter als secretaris van Willem III zijn opwachting maakte bij Anna van Gelder om haar de condoleancebrief van de prins te overhandigen, kreeg te horen dat zij hem op dat moment niet kon ontvangen. Enigszins smalend vertelt hij dat de in zijn ogen eenvoudige vrouw kort tevoren ten val was gekomen, toen zij bezig was geweest ‘met haar blauwe voorschot de was te droogen op te hangen’. Huygens vermeldt er wat stekelig bij dat de ‘duchesse-douarière’ ook nog altijd zelf met haar mand om de arm naar de markt placht te gaan (gecit. Blok, 403).

Anna’s zoon Jan (1647-1673) stierf in de slag bij Kijkduin, een van de zeeslagen waarmee haar man roem vergaarde. Hij had altijd de achternaam van zijn moeder aangehouden. De sterfdatum van Anna van Gelder zelf, door stiefzoon Engel de Ruyter een voortreffelijke stiefmoeder genoemd, is niet bekend. Sommige genealogen stellen dat ze in 1685 is overleden, maar dat is fout. Op 24 februari 1687 werd ze bijgezet in de Nieuwe Kerk, in het praalgraf van haar tweede man.

Archivalia

Nationaal Archief, Den Haag: Collectie De Ruyter.

Stadsarchief Amsterdam: DTB, 1056, 323.

Literatuur

  • G. Brandt, Het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruyter (Amsterdam 1746).
  • P. Louwerse, Vlissinger Michiel of Neerlands glorie ter zee (Schiedam 1880).
  • P.K. Dommisse, Michiel Adriaansz. de Ruyter en zijn naaste familie (Vlissingen 1907).
  • P.J. Blok, Michiel Adriaanszoon de Ruyter (’s-Gravenhage 1928) 306-310 en 403.
  • F.P.J. de Ruyter de Wildt, Het nageslacht van Michiel Adriaanszoon de Ruyter (Den Haag 1957) [uitgave Centraal Bureau voor Genealogie].
  • S. Hart, ‘Michiel Adriaansz de Ruyter en de Noortcaepse Compagnie’, in: Idem, Geschrift en getal (Dordrecht 1976) 247-254.
  • J.R. Bruijn en E.S. van Eijck van Heslinga, ‘Aan "Wijffje lief". Brieven van zeekapitein Eland du Bois aan zijn vrouw’, Nederlandse Historische Bronnen 5 (1985) 111-144 [over het fourageren van schepen door kapiteinsvrouwen].
  • R.B. Prud’homme van Reine, Rechterhand van Nederland: biografie van Michiel Adriaansz de Ruyter (Amsterdam 1996).
  • J.R. Bruijn e.a., De 7 Provinciën. Een nieuw schip voor Michiel Adriaansz de Ruyter (Franeker 1997).

Illustratie

Portret door Hendrick Berckman, 1668 (Veiling Christie’s).

Auteur: Wouter van Kranendonk.

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 259

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.