Glaser, Elisabeth Theresia (1903-2001)

 
English | Nederlands

GLASER, Elisabeth Theresia, vooral bekend als Elisabeth Augustin (geb. Berlijn 13-6-1903 – gest. Amsterdam 14-12-2001), schrijfster en vertaalster. Dochter van Eduard Joseph Glaser (1871-1942), bedrijfsleider lederwarenzaak, en Ella Cohn (1879-1943). Elisabeth Glaser trouwde op 4-10-1927 in Leipzig met Paul Felix Augustin (1884-1972), germanist. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.

Elisabeth (Elly) Glaser werd geboren in de Berlijnse wijk Friedenau, maar groeide op in Leipzig, waar haar vader een bekende lederwarenzaak leidde. Ze was enig kind in een beschermd, welvarend en cultuurrijk milieu. Haar ouders waren deels Joods, maar doopten hun dochter katholiek en stapten over naar de evangelisch-gereformeerde kerk toen Elly vijftien was. In die tijd zat ze op de (hogere) Bürgerschule. Elly hield van muziek, las graag sprookjes en ander werk van Duitse romantici en schreef al jong verhalen en toneelstukjes. Ze speelde amateurtoneel en droomde van een groots en meeslepend leven als actrice, maar deze ambities waren tot haar verdriet in huize Glaser onbespreekbaar. Wel mocht ze zich uitleven in tekenen, schilderen en schrijven.

De uitgestootene

Vanaf 1923 publiceerde Elisabeth Glaser korte verhalen in diverse kranten. Haar literaire werk kreeg een beslissende impuls toen ze in 1926 de weduwnaar Felix (Fé) Augustin ontmoette, een Nederlands-Zwitserse germanist en hoofdredacteur van Das Neue Blatt. Ze trouwden een jaar later en kregen kort na elkaar twee kinderen (in 1928 en 1929). Elisabeth Augustin – zoals ze zich voortaan noemde – publiceerde hierna verhalen, gedichten en artikelen in Das Neue Blatt, hield voordrachten over Nederlandse en Vlaamse literatuur en trad op in literaire radioprogramma’s van de Mitteldeutsche en Österreichische Rundfunk. Ze leerde Nederlands en begin jaren dertig bracht ze met succes door haar vertaald werk van Nederlandstalige auteurs als Anton Coolen en Gerard Walschap onder bij gerenommeerde Duitse uitgeverijen.

In haar woonplaats Ammelshain, een steengroevedorp vlakbij Leipzig, voltooide Elisabeth Augustin rond 1933 het manuscript van haar eerste roman, die in 1935 in Nederland verscheen onder de titel De uitgestootene. Hierin beschrijft ze de sociale spanningen in een kleine dorpsgemeenschap in de vroege jaren dertig, zoals ze die in Ammelshain aan den lijve ondervond: ze had sinds de Eerste Wereldoorlog linkse sympathieën en was lid van de sociaal-democratische partij. Voor hun veiligheid verhuisden de Augustins begin 1933 naar Adlershof bij Berlijn, maar een half jaar na de nationaal-socialistische machtsovername (jan. 1933) vluchtte Augustin, zich bewust van haar Joodse wortels, met haar gezin naar Amsterdam. Later zou ze haar ervaringen met het nazigeweld uit die jaren beschrijven in haar bijdrage aan de herinneringsbundel Ontluisterde Mei 1940 (1960): ‘Voor het raam’.

Schrijven in het Nederlands

Het gezin Augustin vond in Amsterdam een woning in de Stadionbuurt. Tussen 1934 en 1940 publiceerde Elisabeth Augustin vier romans – in het Nederlands. In hetzelfde jaar als De uitgestootene (1935) verscheen Volk zonder jeugd, over een meisje in een Berlijnse volksbuurt. Hierop volgden Moord en doodslag in Wolhynië (1936), over de Russische revolutie in de Oekraïne, en Mirjam (1938), over de discriminatie van een Joods meisje en haar familie in een dorpje in de Gelderse Achterhoek – een niet gangbaar thema in de toenmalige Nederlandse literatuur. De boeken, geïnspireerd op eigen ervaringen en ‘volkse levens’, werden welwillend ontvangen, hoewel Menno ter Braak ze ‘overbodig’ en ‘naturalisme van de slechte soort’ noemde (Het Vaderland, 20-9-1936). Victor E. van Vriesland (NRC) prees haar debuutroman om de korte, krachtige stijl en het spontane ritme van de taal (Zikken, 149). Het waren jaren van ‘dwaze overschatting van mijn nog zo ontoereikend Nederlands, van vlagen van wanhoop en onzekerheid’, maar ook van ‘jeugdige overmoed’, zou de schrijfster er zelf later in haar memoires over zeggen (Het patroon, 1990, 97 en 159).

In de Tweede Wereldoorlog moesten Elisabeth Augustin en haar man een groot deel van hun literaire activiteiten staken. Wel stond ze met Coos Frielink, helpster van verzetsstrijder Gerrit van der Veen, aan de wieg van een bekende literaire salon in de Amsterdamse Valeriusstraat – jonge en onbekende schrijvers als Gerard Reve zouden er eigen werk voordragen. Dankzij haar ‘Arische’ huwelijk ontkwam Augustin aan deportatie, maar haar in 1938 eveneens naar Amsterdam geëmigreerde moeder kwam via Westerbork in juni 1943 in Sobibor terecht, waar ze werd vergast – Elisabeths vader was in 1942 een natuurlijke dood gestorven.

Het traumatische verlies van haar moeder verwerkte Elisabeth Augustin na de oorlog in Labyrint (1955), dat in 1988 in het Duits zou verschijnen onder de titel Auswege. Het was haar laatste roman: voor omvangrijker werk ontbrak het haar aan tijd en innerlijke rust – ze had lang nodig om met Duitsland in het reine te komen. Om de kost te verdienen vertaalde en recenseerde ze Duitse literatuur voor tijdschriften als De Groene Amsterdammer en Literair Paspoort. Wel publiceerde ze uit heimwee naar haar verloren ‘taal-land’ – haat jegens de Duitsers koesterde ze nooit – gedichten, verhalen, essays en hoorspelen in het Nederlands en het Duits. Zo schreef ze voor de VARA het hoorspel Kaddisj voor Schwartz (1985) over Joseph Roth, in wiens werk en leven ze zich jarenlang verdiepte.

In 1969 verhuisden de Augustins naar het Willem Witsenhuis, een bekend kunstenaarshuis aan het Amsterdamse Oosterpark, waar ze vanwege de ziekte van Paul Felix de benedenverdieping betrokken. Na zijn dood (1972) woonde Elisabeth er nog bijna dertig jaar. Ze creëerde er haar eigen culturele kring en bleef tot op hoge leeftijd actief. Bekendheid kreeg ze met haar epische ballade ‘Het onvoltooide leven van Malcolm X’ (1973), over de vermoorde Amerikaanse zwarte leider. Het was een aanklacht tegen racisme, dat haar naar eigen zeggen als slachtoffer van antisemitisme aan het hart ging. Op haar 87ste publiceerde ze Het patroon (1990), een zelfkritische terugblik op haar werk en de ‘draden van het patroon van haar leven’, dat de nodige om- en dwaalwegen had gekend. Veel kansen had ze onbenut gelaten en talloze projecten mislukten: ‘Ik deed altijd te veel tegelijk’, aldus de schrijfster in 1993 in Vrij Nederland.

Na een lang en veelbewogen leven overleed Elisabeth Augustin op 12 december 2001 in het Witsenhuis, 98 jaar oud.

Betekenis

Met haar romans bereikte Elisabeth Augustin nooit een groot publiek, maar met haar jarenlange en veelzijdige literaire werk sloeg ze een belangrijke brug tussen de Nederlandse en Duitse literatuur. Haar werk werd meermaals bekroond: in 1977 kreeg ze voor ‘Die Haushälterin’ (in 1979 als ‘De huishoudster’ uitgebracht in de bundel Het had erger kunnen zijn) de Georg-Mackensen-Literaturpreis voor het beste korte verhaal. Op 22 maart 1992 ontving ze in Weimar van het Goethe-Instituut München de Goethe-medaille voor haar bijdrage aan internationale en interculturele tolerantie; hetzelfde jaar kreeg ze ook de Jacobson-prijs van de stichting Tollensfonds voor haar gehele oeuvre.

Naslagwerken

BWN; Joden in Nederland.

Archivalia

Stadsarchief Amsterdam: archiefkaart.

Publicaties

Een overzicht van het werk van Elisabeth Augustin (tot 1978) is te vinden in The E.A. Reader. Hieronder een selectie (zonder de in de tekst genoemde werken):

  • Labyrint (Amsterdam 1955).
  • Verloren tijd inhalen (Maasbree 1978).
  • Het had erger kunnen zijn (Maasbree 1979).
  • Liebe Ulla (Megen 1990).
  • Het oude huis (Amsterdam 1990).
  • Vergeefse vlucht (Megen 1991).

Literatuur

  • R. Lyng red., The E.A. Reader (Krimpen aan de IJssel 1978).
  • Anke Manschot, ‘Elisabeth Augustin. Een schrijfster die vergissingen toegeeft’, Opzij 19 (1991) nr.4, 47.
  • John Albert Jansen, ‘Duitsland blijft mijn taalland. Strategieën van een achtervolgde’, Vrij Nederland, jaargang 54, nummer 21 (29-5-1993) 46-48.
  • Helga Hipp, ‘Elisabeth Augustin tussen twee culturen’, Ons Erfdeel 39 (1996) 93-103.
  • Aya Zikken, ‘Elisabeth Augustin. Kijken door een sleutelgat’, in: Voor het vandaag werd. Ontmoetingen met schrijvers in de jaren zestig (Amsterdam 2000) 149-158.

Illustratie

Elisabeth Augustin, door onbekende fotograaf, ca. 1920 (via DBNL).

Auteur: Marie-Cécile van Hintum

laatst gewijzigd: 30/01/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.