Gortersdr., Marietje Jan de (?-1539)

 
English | Nederlands

GORTERSDR., Marietje Jan de (gest. Delft 21-2-1539), doopsgezind martelares, moeder van religieus leider David Joris. Dochter van Jan de Gorter (gest. vóór 17-3-1490), brouwer. Ze trouwde met Joris van Amersfoort (gest. vóór 21-2-1539), koopman. Uit dit huwelijk zijn verscheidene kinderen geboren, van wie slechts 1 met name bekend is.

Volgens de doopsgezinde overlevering was Marietje Jan de Gortersdr. van voorname Delftse familie, maar deze is tot op heden in Delftse archivalia niet teruggevonden. Wel vermeldt een Rotterdams weesboek op 17 maart 1490 een Marietje als weeskind van wijlen Jan de Gorter, in leven eigenaar van een brouwerij. Zij had toen drie broers. Marietjes voogden kochten voor haar levensonderhoud een lijfrente op de stad Rotterdam. Op 27 juni 1492 brachten dezelfde voogden ‘Marietje Jan de Gorters weeskind’ onder bij de zusters van Sint Agnes bij de Vrouwenkerk in Leiden. Dit convent van reguliere kanunnikessen, onder toezicht van het streng devote kapittel van Windesheim, zou na haar dood haar goederen verkrijgen, maar deze mochten bij haar leven niet worden vervreemd. De bewoonsters leefden in 1492 in strikte afzondering (‘clausuur’) van de buitenwereld (Van Luijk, 156).

Later zou Marietje Jan de Gortersdr. volgens de overlevering samen met de koopman en rederijker Joris van Amersfoort voor haar familie naar het buitenland zijn gevlucht: vermoedelijk naar Brugge, waar zij rond 1501 een zoon Jan kreeg. Na terugkeer in Holland vestigden moeder en zoon zich in Delft. Vader Joris zou inmiddels aan de pest zijn gestorven, evenals Jans broers en zusters, over wie niets bekend is. Jan ging in de leer bij een Delftse glasschilder en werd onder de naam ‘David Joris van Delft’ een bekende voorganger van de doopsgezinde beweging. Hij en zijn vrouw Dirkje Willems hadden veel kinderen, die tijdens hun lange omzwervingen ten huize van Davids moeder, Marietje Jan de Gortersdr., in Delft werden opgevoed. Ook werd daar in 1536 David junior geboren. Toen David Joris in 1528 wegens openbare ketterij door het Delftse stadsbestuur werd aangehouden, zou Marietje Jan de Gortersdr. voor een borgtocht hebben gezorgd.

Begin 1539 arresteerde de Delftse schout tientallen doopsgezinden, onder wie ‘Marietje Jan de Gortersdochter, weduwe van Joris de koopman en moeder van David Joris’, op verdenking van een voorgenomen staatsgreep. Toen de schout vervolgens haar goederen verbeurd verklaarde ‘aangezien zij herdoopt was’, zou zij hebben geroepen: ‘Je neemt mijn goed, neem dan ook mijn bloed!’ De schout besloot aldus, maar liet haar zelf kiezen hoe zij ter dood zou worden gebracht. Op 21 februari werd zij in het plaatselijke cellenbroedersklooster onthoofd. Omdat zij volgens het vonnisboek ‘zeer berouwvol was’ – zij had blijkbaar haar doopbelofte herroepen en zich in haar dodencel geestelijk laten bijstaan door een nicht die non was –, werd zij daarna in de kerk van ditzelfde klooster begraven.

Vanaf de zestiende eeuw staat Marietje Jan de Gortersdr. voornamelijk bekend als martelares en als ‘moeder van’. David Joris’ biograaf Gary Waite legt de nadruk op haar voorname afkomst. Ook de overlevering dat zij achter het altaar in de Delftse cellenbroederskerk is begraven, zou daarop wijzen. De recente vondst dat haar vader een brouwerij bezat, duidt inderdaad op een zekere welstand van de familie. Arnold Snyder en Linda Hecht, die de ‘zij-kant’ van de doopsgezinde geschiedenis onderzochten, suggereren dat David Joris zijn religieuze ijver vooral van zijn moeder had (Snyder en Hecht, 320). Erg stevig is die ‘claim to fame’ niet. De traditie schrijft haar alleen een visioen over David toe, maar doet dat ook voor andere martelaressen, zoals de Rotterdamse Anna Jans. Waarschijnlijk gaat het hier om een hagiografisch cliché. Dat Marietje Jan de Gortersdr., mogelijk tegen haar zin, in een klooster opgroeide (heeft haar man haar daaruit ontvoerd?), lijkt van meer betekenis. Het is voorstelbaar dat zij haar eigen afkeer van de katholieke kerk heeft overgedragen op haar zoon.

Naslagwerken

Mennonite Encyclopedia.

Archivalia

  • Gemeentearchief Delft: Oud Rechterlijk Archief, inv. nr. 36, 179r.
  • Gemeentearchief Rotterdam: Weeskamerarchief,  inv. nr. 578, 95v. Schepenenarchief, inv. nr. 759, 235r.

Literatuur en uitgegeven bronnen

  • R. Bainton, David Joris. Wiedertäufer und Kämpfer für Toleranz (Leipzig 1937).
  • A.M. Verbeek, ‘Het tweede weesboek van Rotterdam (1471-1512)’, Ons Voorgeslacht 38 (1983) 289-377 en 385-416, aldaar 353.
  • A.M. Verbeek, ‘Het oudst bewaarde “schuldboek” van Rotterdam (1489-1492)’, Ons Voorgeslacht 39 (1984) 449-512 en 513-539, aldaar 523.
  • G.K. Waite, David Joris and Dutch anabaptism, 1524-1543 (Waterloo, Ontario 1990).
  • The anabaptist writings of David Joris, 1535-1543, G.K. Waite ed. en vert. (Waterloo, Ontario 1994).
  • C.A. Snyder en L.A. Huebert Hecht red., Profiles of anabaptist women (Waterloo, Ontario 1996) 316-326.
  • M. van Luijk, Bruiden van Christus. De tweede religieuze vrouwenbeweging in Leiden en Zwolle, 1380-1580 (Zutphen 2004).

Auteur: Kees Kuiken

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 67

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.