Goslinga, Janke (1884-1969)

 
English | Nederlands

GOSLINGA, Janke (geb. Tilburg 18-12-1884 – gest. Leeuwarden 7-7-1969), dienstbode, vermoordde haar gewelddadige echtgenoot. Dochter van David Adrianus van der Weide (1843-1912), arts en verloskundige, en Uilkje Goslinga (1859-1900), dienstmeid. Janke Goslinga trouwde (1) op 23-6-1906 in Leeuwarden met Jan Wiebenga (1885-1935), tuinknecht; (2) op 28-10-1939 in Leeuwarden met Piet Bruins (1879-1952), sigarenmaker. Uit huwelijk (1) werden 12 kinderen geboren, van wie 6 jong overleden.

Janke Goslinga werd geboren in Tilburg, waar haar moeder tijdelijk werkte als huishoudster. Omdat haar moeder alle banden met de vader had verbroken, werd Janke onder haar moedersnaam ingeschreven in de burgerlijke stand. Op zesjarige leeftijd verhuisde zij naar Leeuwarden, waar haar moeder hertrouwde met een alcoholische gemeentereiniger. Het gezin breidde zo snel uit, dat Janke de tel kwijtraakte van het aantal halfbroers en -zusjes. Ze voelde zich bij hen achtergesteld: ze moest in de kribbe in de bedstee slapen en plaste in bed, zo blijkt uit haar verklaringen in het procesdossier uit 1950, toen ze werd verdacht van een vijftien jaar oude moord op haar eerste echtgenoot.

Een gewelddadig huwelijk

Janke ging weinig naar school, maar moest thuis klusjes doen, zoals het sorteren van erwten. Ze leerde zichzelf lezen en schrijven en kreeg een betrekking als dienstmeisje. Op haar zestiende overleed haar moeder in het kraambed en werd ze door haar stiefvader uit huis gezet. Tijdelijk mocht ze inwonen bij de buren, totdat zij terecht kon bij haar oom en voogd, de slager Pieter Goslinga in Donrijp. Ook hij greep vaak naar de fles, maar zijn vrouw ving Janke liefdevol op en leerde haar naaien en breien. Omdat oom en tante ongerust waren over haar omgang met hun drie zoons, moest ze op haar achttiende het slagersgezin verlaten.

In Leeuwarden kwam Janke in de kost bij het rooms-katholieke gezin Wiebenga. Ze trouwde in 1906 met zoon des huizes Jan, tuinknecht van beroep. Vijf maanden later beviel ze van een dochter (Brita Christina). Het stel verhuisde naar Bochum, waar Jan werk zocht in de Duitse mijnen. Opnieuw raakte Janke zwanger, maar haar man vermoedde dat het kind was verwekt door hun commensaal, een hoornblazer. Woedend stuurde hij Janke met dochter terug naar Leeuwarden, waar ze vergeefs bij haar stiefvader aanklopte. Ze vonden tijdelijk onderdak bij een vroegere buurvrouw. Na de geboorte van een tweede dochter (Uilkje) weigerde Jan het kind te erkennen: het zou niet op hem lijken.

Janke Goslinga onderhield haar twee kinderen met schoonmaakwerk en het sorteren van erwten. Na een jaar keerde haar echtgenoot terug, onder belofte van beterschap en erkenning van zijn dochter. Hierna kreeg Janke nog negen kinderen. Sporadisch werkte Jan weer in Duitsland. In 1912 woonde het gezin korte tijd  in Boltrop, maar het keerde al snel terug naar Leeuwarden, waar het een huurwoning betrok in de armoedige Keetbuurt. Slechts zes van de twaalf kinderen bleven in leven.

De man van Janke Goslinga werd steeds gewelddadiger, ook tegenover de kinderen, maar ze durfde niet van hem te scheiden, uit vrees voor geweld en armoede. Daarom besloot ze hem om het leven te brengen. Na enkele mislukte pogingen stal ze een tube rattengif bij de apotheek waar ze schoonmaakte: Cath op de Nieuwestad. Het gif deed ze op koekjes, in chocolademelk en ander voedsel dat ze Jan gaf. Toen hij hiervan ziek werd,  hield ze een zakdoek met ammonia bij zijn gezicht, waarop hij stierf. De betrokken arts rook onraad, maar volgens de begrafenisondernemer was Jan Wiebenga een natuurlijke dood gestorven.

Een laat vonnis

In 1939 hertrouwde Janke Goslinga met Piet Bruins, sigarenmaker en weduwnaar van haar schoonzus (een zus van Jan). Geruchten over de dood van Wiebenga bleven echter de ronde doen en het kwam zelfs tot een politieverhoor van Goslinga, maar ze bleef op vrije voeten. Pas na vijftien jaar kwam de moord aan het licht dankzij een anonieme verklaring – nooit is bekend geworden van wie. In augustus 1950 werd Janke Goslinga aangehouden en niet lang hierna bekende ze. De gerechtspsychiater omschreef haar als ‘echte volksvrouw, die haar mondje wel kan roeren en ondanks haar geringe ontwikkeling zeker geen achterlijke indruk maakt’ (Tromp, Tubetje, 29). Ze werd veroordeeld tot acht jaar cel met aftrek van voorarrest; de geëiste straf van twaalf jaar achtte de rechter te hoog, vanwege haar leeftijd en omdat de zaak bijna was verjaard. Hoger beroep noch een gratieverzoek aan de koningin mocht baten, en zo moest Janke Goslinga haar straf uitzitten in de vrouwengevangenis in Rotterdam. In 1959 kwam ze weer vrij – ze was toen 75 jaar. Hierna woonde ze opnieuw in Leeuwarden – haar tweede echtgenoot was inmiddels overleden. Ze was geliefd bij haar buren.

Op 7 juli 1969 stierf Janke Goslinga, 85 jaar oud. Tien jaar na haar dood werd de moordzaak kort beschreven in een bundel met sensationele Friese moorden. Neerlandicus Hylke Tromp schreef een moordballade en een levensschets van Goslinga, die in 2011 samen met een stripverhaal over de moord zijn gepubliceerd door de historische vereniging Aed Levwerd.

Archivalia

  • Regionaal Archief Tilburg: geboorteregister 1884, geboorteakte Janke Goslinga, aktenummer 1067.
  • Historisch Centrum Leeuwarden: archief 30-22, registratienummer 2098, huwelijksakte 23-6-1906.
  • Tresoar, Leeuwarden: huwelijksregister 1929, aktenummer A338.

Literatuur

  • Leeuwarder Courant, 24-1-1951.
  • Nieuwsblad van het Noorden, 19-4-1951.
  • De Telegraaf, 20-4-1951.
  • Leeuwarder Courant, 8-7-1969 [overlijdensbericht].
  • Fenno L. Schoustra, Moord en doodslag in Friesland (Leeuwarden 1979).
  • Hylke Tromp, Het tubetje van Cath (Leeuwarden 2011).

Illustratie

Krantenkop Leeuwarder Courant, 24-1-1951 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).

Auteur: Maarten Hell

laatst gewijzigd: 05/10/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.