© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Grootenraay, Gerarda Wijnanda Jacoba, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Grootenraay [13/01/2014]
GROOTENRAAY, Gerarda Wijnanda Jacoba (geb. Tiel 21-1-1753 – gest. Buren? in of na 1809), dichteres. Dochter van Johan Henricus Grootenraay (1721-1799), majoor in Staatse dienst, en Elisabeth Magdalena van Brienen (1732-1799). Een huwelijk van Gerarda Wijnanda Jacoba Grootenraay is niet bekend.
Gerarda Wijnanda Jacoba Grootenraay was het oudste van de zeven kinderen van Johan Henricus Grootenraay en Elisabeth Magdalena van Brienen. Haar moeder was afkomstig uit een welgesteld gezin in Elburg. Haar vader zal als majoor bij de infanterie van het Staatse leger veel uithuizig zijn geweest. Als de geboorteplaatsen van de na Gerarda geboren kinderen een aanwijzing zijn, dan woonde het gezin in 1757 in Doornspijk, in 1758 op Huis Putten bij Elburg, in 1761-1764 in Beesd en in 1766 in Buren. Blijkens enkele veel latere akten zijn haar ouders daar blijven wonen en vermoedelijk woonde Gerarda, ongehuwd, bij hen in. In 1782 werd ze honorair lid van het Rotterdamse dichtgenootschap Studium Scientiarum Genitrix (SSG) en het gedicht dat ze bij die gelegenheid aanbood, was in dat jaar in Buren geschreven. Ook in de ledenlijsten van SSG van 1789, 1791 en 1793 staat ze vermeld onder haar eigen naam en als woonachtig in Buren.
In het gedicht aan de bestuurders van SSG presenteert ze zichzelf uitermate bescheiden, als een leerling in de dichtkunst die slechts uit de verte de Parnassus ofwel het dichterlijk ‘heiligdom begluren’ zal. Er zijn verder maar twee bijdragen van haar aan de SSG-bundels bekend. Jaren later klonk Gerarda Grootenraay zelfbewuster. In 1806 was ze lid geworden van de Rotterdamse afdeling van de Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunde, enige maanden na haar collega Petronella Cornelia van Alphen. Op 18 februari van dat jaar droeg Grootenraay op een leesbijeenkomst van het genootschap haar intree-gedicht voor, waarin de volgende regels voorkomen: ‘Ik moet uw kiesheid prijzen/ Die vrouwen nodigt in uw kring’ (‘Bij mijne intrede’, 141). Ook in het genootschapsseizoen van 1808/09 gaf zij een voordracht (Heezen 2, 97). Niettemin is er verder geen dichtwerk van haar bekend. Zij is voornamelijk de literatuurgeschiedenis in gegaan als vrouwelijk genootschapslid in een tijd dat de genootschappen begonnen vrouwen toe te laten. Gerarda Wijnanda Jacoba Grootenraay is vermoedelijk in Buren overleden.
Naslagwerken
Van der Aa.
Archivalia
- Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: Familiearchief Grootenraay [o.a. extract doopregister Tiel voor Gerarda Grootenraay].
- Streekarchivariaat Noordwest Veluwe: Protocollen vrijwillige rechtspraak, inv. nr. 131 (Elburg), p. 166, d.d. 3-11-1780. Oud Rechterlijk Archief Doornspijk, fiche 210 (Oostendorp), d.d. 1-1-1780; fiche 242 (Bolsmark), d.d. 26-7-1780 [ouders Gerarda Grootenraay in Buren].
Publicaties
- ‘Aen de bestuurderen van het genootschap’ [1782], in: [Studium Scientiarum Genitrix], Mengeldichten bij bijzondere gelegenheden (z.p. z.j.) 64-68.
- ‘Op de beschouwing van Loevestein’, in: Werken van het dicht- en letterlievende genootschap Studium Scientiarum Genitrix, deel 1 (Rotterdam 1789) 134-135.
- ‘Gods wil de beste’, in: Werken van het dicht- en letterlievende genootschap Studium Scientiarum Genitrix, deel 3 (Rotterdam 1793) 130-133.
- ‘Bij mijne intrede als lid der Bataafsche Maatschappij’ [1806] en ‘Aan de Rotterdamsche afdeeling der Hollandsche Maatschappij’ [1806], in: [Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten (enz.)], Mengeldichten bij bijzondere gelegenheden, deel 1 (z.p. 1807) 141-148, 206-208.
Literatuur
- Naamlijst der leden [van Studium Scientiarum Genitrix] 1789, 1791, 1793 [Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, sign. 508 H 12].
- Wil Heezen, Parnassus aan de Maas. Een reconstructie van de ‘leesvergaderingen’ van de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, afdeling Rotterdam, 2 delen (doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam, Inst. voor Neerlandistiek, 1992) 1, 41; 2, 22, 97.
- Marleen de Vries, ‘Dichten is zilver, zwijgen is goud. Vrouwen in letterkundige genootschappen, 1722-1800’, De Achttiende Eeuw 31 (1999) 187-213, aldaar 212.
- Claudette Baar-de Weerd, Uw sekse en de onze. Vrouwen en genootschappen in Nederland en in ons omringende landen (1750-ca. 1810) (Hilversum 2009) 26, 273-274.
Redactie
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.