© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Grotta, Maria Fortunate, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Grotta [06/08/2015]
GROTTA, Maria Fortunate (ged. Amsterdam 29-4-1789 – gest. Amsterdam 19-11-1825), toneelspeelster. Dochter van Matteo Nicola Grotta (ca. 1758-1799), danser, en Elisabeth Leroux (1769-1840). Maria Fortunate Grotta trouwde op 25-8-1809 in Amsterdam met Petrus Johannes Snoeck (1769-1848), toneelspeler en toneelmeester. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.
Maria Fortunate Grotta werd onder die naam gedoopt in de rooms-katholieke kerk ’t Boompje in Amsterdam, maar in alle latere archiefbronnen staat ze vermeld als Maria Fortuna. Ze had een oudere zus en een jongere broer. Haar vader, afkomstig uit Lucca (Italië), was verbonden aan de Amsterdamse Schouwburg, wellicht als danser. Hij was in 1785 in Amsterdam getrouwd met Elisabeth Leroux, van wie niet bekend is of ze ook aan de schouwburg verbonden was. Maria was tien jaar oud toen haar vader overleed. Haar moeder hertrouwde een jaar later met Jan Barends.
Vanaf 1803 was Maria Grotta ‘élève’ bij het gezelschap van de Amsterdamse stadsschouwburg (Tooneel-Almanach 1804). In 1808 speelde ze in travestie de rol van Fanfan in Fanfan en Klaas, of de Twee zoogbroeders. Toneelschrijver Abraham Barbaz was overtuigd van haar talent, maar had ‘wat meer schalkachtigheid in haar spelen verlangd’ (Barbaz 1, 232). In 1809 vond hij Maria Grotta ‘zeer bevallig’ als een van de drie ‘kostjuffers’ in De Turksche gezant, volgens Barbaz een ‘geestig stukje’ met de ‘zeer fijne zedelijke strekking’ dat vrouwen en meisjes, ook als ze vriendinnen zijn, veelal ‘door ene heimelijke afgunst jegens elkander en door de zucht om te behagen worden bezield’ (Idem 2, 140).
Bij de Amsterdamse Schouwburg leerde Maria Grotta de twintig jaar oudere toneelspeler Petrus Johannes (Pieter) Snoeck kennen. Ze trouwden een jaar na de dood van Snoecks echtgenote, Helena Snoek; getuigen waren de toneelspelers Theodorus Majofski en Dirk Kamphuijzen. In 1810 werd hun zoon Theodorus Joannes geboren, en bij zijn doop in de katholieke kerk ’t Vredesduifje traden weer collega-toneelspelers als getuige op, dit keer Majofski en Anna Maria Snoek, de zuster van Snoecks eerste vrouw. In 1813 volgde een dochter, Helena Anna Maria, die later met een danser van de Amsterdamse schouwburg zou trouwen, en in 1815 een tweede dochter, Anna Gesina Theodora.
Maria Grotta bleef ook na haar huwelijk toneelspelen. Ze was geen groot actrice en vertolkte vooral kleinere rollen. In 1816 werd zij bekritiseerd om haar ‘lispende toon’ (Tooneelkijker 1816, 45), maar in 1818 speelde zij in het treurspel Zelmire de rol van Ema zo goed ‘dat wij haar raden, zich in deze soort van rollen verder te vervolmaken, waardoor zij het toneel veel van nut zal zijn, en de erkentenis van het publiek verwerven’ (Idem 1818, 261). Aan het eind van datzelfde jaar stierf zoon Theodorus Joannes, acht jaar oud.
Begin 1825 woonde het echtpaar op het Leidseplein. Het is niet bekend waarom Maria Grotta in dat jaar in het ‘buitengasthuis’ (het voormalige Pesthuis) bij de Overtoom belandde. In het gasthuis werden vooral krankzinnigen, ongeneeslijk zieken en lijders aan besmettelijke ziekten verpleegd. In dat gasthuis overleed Maria Fortunate Grotta op 19 november 1825, 36 jaar oud. Volgens de overlijdensadvertentie van haar echtgenoot stierf zij ‘aan de gevolgen van [een] hevige borstkwaal’.
Naslagwerken
Coffeng.
Archivalia
- Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Snoeck.
- Gelders Archief, Arnhem: BS, Overlijden Aalten, akte nr. 107, d.d. 5-10-1840 [Elis. Leroux].
- Stadsarchief Amsterdam: DTB, Dopen 323, p. 221 [Maria Fortunate]; 361, 87v, d.d. 14-6-1810 [zoon]. DTB, Trouwen 658, p. 352 [Grotta en Snoeck]. DTB, Begraven 1247, p. 35, d.d. 27-11-1799 [Matteo Grotta]. BS, Overlijden 1818, dl. 7, 119v [zoon]; 1825, dl. 7, 105v [Maria Grotta].
Literatuur
- Volledige Tooneel-Almanach der Bataafsche Republiek voor den Jaare 1804, 1805, 1806, 1807.
- Tooneelkundige brieven, geschreven in het najaar 1808. Ten vervolge op de Brieven uit Amsteldam [...] van C.F. Haug (Amsterdam 1808) 87.
- A.L. Barbaz, Amstels Schouwtooneel, 2 delen (Amsterdam 1808-1809) dl.1, 232; dl. 2, 140.
- De Tooneelkijker (1816) nr. 2, 45; (1818) 261.
- A. van Halmael jr., Bijdragen tot de geschiedenis van het tooneel, de tooneelspeelkunst en de tooneelspelers in Nederland (Leeuwarden 1840) 61.
Redactie
laatst gewijzigd: 06/08/2015
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.