© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Margot Dijkgraaf, Haasse, Hélène Serafia, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Haasse [28/05/2014]
HAASSE, Hélène Serafia (geb. Batavia, Nederlands-Indië 2-2-1918 – gest. Amsterdam 29-9-2011), schrijfster. Dochter van Willem Hendrik Haasse (1888-1955), belastinginspecteur, en Katharina Diehm Winzenhöhler (1893-1983), concertpianiste. Hélène Haasse trouwde op 18-2-1944 in Eindhoven met Jan van Lelyveld (1918-2008), jurist. Uit dit huwelijk werden 3 dochters geboren.
Hélène (Hella) Haasse werd als eerste van twee kinderen geboren in Weltevreden, een buitenwijk van Batavia (Nederlands-Indië) – nu: Djakarta, Indonesië. Kort na haar geboorte verhuisde het gezin naar het nabije Buitenzorg (Bogor) omdat het klimaat daar beter was voor Hella’s moeder, die een slechte gezondheid had. In 1919 vertrok het gezin met verlof naar Rotterdam. Op 4 oktober 1921 werd daar Hella’s broertje, Willem Hendrik Johannes, geboren. Een jaar later keerde het gezin Haasse terug naar Indië en vestigde zich in Soerabaja. Hella ging er naar de kleuterschool en later naar een rooms-katholieke lagere school, waar ze het enige niet-roomse kind was in de klas.
Jeugd
Hella Haasse groeide op in een milieu waarin zeer goed onderwijs werd genoten. Haar vader leerde zichzelf Grieks en Latijn, had belangstelling voor natuur- en scheikunde, sprak zijn talen en bezat een grote bibliotheek. Haar moeder was concertpianiste en bracht dagelijks uren aan de piano door. Hella en haar broer Wim kregen een veelzijdige en gedegen opvoeding, met ruime aandacht voor cultuur, klassieke en moderne talen, en geschiedenis – allemaal onderwerpen die Hella mateloos interesseerden.
Thuis leefden ze niet Indisch, schreef Haasse in Zelfportret als legkaart. Anders dan gebruikelijk in Indische milieus behoorden de huisbedienden niet tot het gezin en had Hella geen 'lijfbaboe'. Daarvoor verhuisde het gezin te vaak en bovendien wilde haar vader niet dat zijn kinderen eraan gewend raakten bediend te worden. Hoewel haar ouders zich in Indië thuis voelden, ‘werden zij nooit één met het land’. Ze leidden niet het echte leven van ‘Indiëgangers’ en brachten hun avonden niet door in de sociëteit, maar thuis, lezend en piano spelend.
In 1925 vertrok Hella’s moeder om gezondheidsredenen opnieuw naar Europa en nam de kinderen mee. De moeder ging naar een kuuroord in Davos en Hella zelf kwam bij haar grootouders van moederskant in Heemstede te wonen. Dat was maar voor korte tijd, want ze werd al snel ondergebracht in een kinderpension in Baarn. Ze bracht er drie moeilijke jaren door: als meisje uit Indië vond ze geen aansluiting bij haar Hollandse leeftijdgenootjes, zodat ze zich buitengesloten en eenzaam voelde. Ze zocht er haar toevlucht tot haar verbeelding.
Na drie jaar werd Käthe Haasse genezen verklaard en in 1928 keerde het gezin terug naar Indië, deze keer naar Bandoeng. Twee jaar later begon Hella, twaalf jaar oud, een historische roman te schrijven: Huys met de meerminne, roman uit de vaderlandse geschiedenis. In 1931 verhuisde het gezin naar Batavia, waar Hella het lyceum van de Carpentier Alting Stichting (CAS) bezocht. Ze was lid van de Literaire Club en had een literaire rubriek in Opgang. Tijdschrift door en voor Leerlingen van de CAS.
Studie, oorlog en huwelijk
Na haar eindexamen in 1938 vertrok Hella Haasse naar Utrecht om Nederlands te gaan studeren. Eenmaal in Nederland besloot ze echter zich in te schrijven voor Scandinavische talen in Amsterdam. Daar werd ze lid van de AVSV en van het dispuut Minerva. Ze vond een kamer bij de familie van Wim Hora Adema, de vriendin die er ook voor zorgde dat Haasses eerste gedichten werden gepubliceerd in het letterkundig maandschrift Werk (1939). In 1941 stopte Haasse met haar studie. Ze werd 'letterlijk onpasselijk van Siegfried en consorten' omdat ze door de nazi-ideologie werden geannexeerd. Ze volgde een typecursus bij Schoevers en schreef zich in voor de toneelschool in Amsterdam.
Tijdens de oorlog had Hella Haasse geen contact met haar ouders, die in 1942 werden geïnterneerd in Japanse kampen. Ze voorzag in haar levensonderhoud met toneelspelen en ging op tournee met een jeugdtoneelgezelschap. Ook schreef ze teksten voor toneelgezelschap Tierelantijn van Wim Sonneveld. In 1943 deed Haasse eindexamen aan de toneelschool en speelde bij wijze van afstudeerproject een rol in Lanceloet van Denemarken. In de zomer speelde ze de titelrol in Mariken van Nieumeghen. In september tekende ze een contract bij het Centraal Toneel van Cees Laseur.
In 1939 ontmoette Hella Haasse de rechtenstudent Jan van Lelyveld, redacteur van de Amsterdamse Studentenalmanak en het studentenweekblad Propria Cures. Ze trouwden in februari 1944 in Eindhoven, waar Jan een 'onderduikbaan' had bij Philips. Haasse stopte met toneelspelen, maar bleef wel teksten schrijven, bijvoorbeeld voor het cabaret van Wim Sonneveld. In november werd hun eerste dochter geboren, Chrisje. Tijdens de hongerwinter van 1944/45 woonden ze bij de ouders van Jan in Oegstgeest, waar Haasse begon aan de oerversie van haar eerste historische roman, Het woud der verwachting. In 1945 publiceerde ze haar eerste dichtbundel, Stroomversnelling. Daarna volgden de boeken elkaar snel op: Balladen en legenden (bewerkingen van Nederlandse, Franse en Engelse balladen), Kleren maken de vrouw en Lyriek der natuurvolken (alle uit 1947).
Schrijverscarrière
In april 1947 overleed dochter Chrisje. Haasse vond troost in het schrijven en werkte hard aan Het woud der verwachting. Nog datzelfde jaar (in december) werd haar tweede dochter geboren, Ellen. Het jaar daarop stuurde Haasse de korte roman Oeroeg in voor de boekenweekprijsvraag van de CPNB (Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek). Dat deed ze, volgens de prijsvraagregels, anoniem onder motto: 'Soeka Toelis', Maleis voor 'ik houd van schrijven'. Ze won en in 1948 verscheen Oeroeg als boekenweekgeschenk. Vanaf dit moment nam Haasses schrijverscarrière een hoge vlucht.
Haasses eerste grote werk, Het woud der verwachting. Het leven van Charles van Orléans, verscheen in 1949. Een jaar later volgde De verborgen bron en in 1952 De scharlaken stad. Intussen was in 1951 dochter Marijn geboren. Haasses eerste autobiografische werk verscheen in 1954: Zelfportret als legkaart. Hierin gunt ze haar lezers niet alleen een kijkje in haar leven, maar legt ze ook verantwoording af van haar schrijverschap. Ook later zou ze bij tijd en wijle autobiografisch getinte boeken publiceren: Persoonsbewijs (1967), Een handvol achtergrond. Parang Sawat (1993), Zwanen schieten (1997) en de bundel Het dieptelood van de herinnering (2003).
In 1966 verscheen opnieuw een historische roman van Haasse: Een nieuwer testament. Ook schreef ze enkele romans die op archiefdocumenten gebaseerd zijn. Het zijn collages van authentieke teksten, waarbij Haasse uit grote aantallen documenten de rode lijn koos die haar interesseerde. Hieronder vallen bijvoorbeeld Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter (1978), De groten der aarde of Bentinck tegen Bentinck (1981), Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern (1989) en Heren van de thee (1992).
Hella Haasse, erudiet en altijd nieuwsgierig naar andere culturen en andere schrijvers, schreef ook veel essays – over Vestdijk, over Hermans, over Willem III, over Elias Canetti, Iris Murdoch, over Belle van Zuylen, Multatuli, Gombrowicz, over de geschiedenis van Java en over schrijfsters uit vroeger eeuwen. Die beschouwingen zijn even zovele zoektochten naar verwante geesten binnen en buiten onze grenzen.
Den Haag, Frankrijk, Amsterdam
Hella Haasse verhuisde in 1967 naar Den Haag, waar haar echtgenoot tot rechter was benoemd. Twee jaar later maakte ze voor het eerst een reis naar haar geboorteland, die zijn neerslag vond in Krassen op een rots. Notities bij een reis op Java. 'Ik ben uit de natuur van Indië ontstaan, de natuur van Indië was mijn ouderlijk huis', heeft Haasse altijd gezegd. Haar ‘Indische’ jeugdjaren waren de gelukkigste uit haar leven, ‘jaren waar ik nog altijd uit put, jaren die me nog steeds voeden’. Geen wonder dat Indië een terugkerend thema is in haar oeuvre. Oeroeg, Heren van de thee (1992) en Sleuteloog (2002) zijn allemaal romans die draaien om haar relatie tot Nederlands-Indië en de natuur. Met iedere roman heeft zij daaraan steeds een andere invulling en duiding gegeven. Nog tweemaal zou ze Indonesië bezoeken, in 1976 en 1992.
Hella Haasse woonde van 1981 tot 1990 met haar echtgenoot in Saint-Witz, een plaatsje ten noorden van Parijs, waar het landschap haar aan Indië deed denken. Frankrijk vormde al vanaf Woud der verwachting het decor van verschillende van haar romans, bijvoorbeeld Cider voor arme mensen (1960), en met Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven (1976) schreef Haasse een soort vervolg op Les liaisons dangereuses van Choderlos de Laclos. Daarin verkent ze het perverse en het volstrekt egoïstische van de menselijke geest en polemiseert ze tegelijkertijd over de plaats van de vrouw in de literatuur en de liefde. Over dat onderwerp heeft Haasse in de loop van haar leven zeer veel geschreven, zonder echter een boegbeeld van het feminisme te willen zijn.
In Frankrijk schreef Haasse nog verschillende boeken, zoals De wegen der verbeelding (1983) en Berichten van het Blauwe Huis (1986). Daarnaast trad ze regelmatig in de openbaarheid. Zo gaf ze in 1985 een lezing over koloniale literatuur aan de Universiteit van Dakar (Senegal) en maakte ze in 1989 een promotietour door de Verenigde Staten naar aanleiding van de Engelse vertaling van Het woud der verwachting. Befaamd werd haar door de NOS in 1988 uitgezonden interview met koningin Beatrix, die dat jaar vijftig werd. Met de koningin raakte Haasse goed bevriend.
Aan het eind van hun verblijf in Frankrijk werden Hella Haasse en haar man tot ereburgers van Saint-Witz benoemd. Ze keerden in 1990 terug naar Nederland, waar ze zich tijdelijk in Hollandsche Rading vestigden totdat hun appartement aan het Leidse Bosje in Amsterdam opgeleverd werd. Haasses laatste boek, Sleuteloog, verscheen in 2002. Ze leidde sindsdien een teruggetrokken bestaan. Haar man overleed in 2008.
In 2011 gaf Haasse een van haar inmiddels zeldzame interviews aan De Groene Amsterdammer, dat ze zelf met vooruitziende blik ‘haar zwanenzang’ noemde. Daarin beschrijft ze natuur, muziek en verbeelding als de belangrijkste elementen van haar schrijverschap: ‘Mijn grootste vreugde is dat ik alles heb kunnen bedenken en schrijven wat ik wilde’. Anderhalve maand na dit interview overleed Hella Haasse, 93 jaar oud. Haar uitvaart vond, in overeenstemming met haar wensen, in besloten kring plaats in Amsterdam.
Reputatie
Hella S. Haasse geldt als 'la grande dame' van de Nederlandse literatuur. Ze is ook een van de meest gelauwerde schrijfsters van Nederland. In 1961 mocht ze de Prijs voor Letterkunde van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 in ontvangst nemen, in 1962 de Visser Neerlandiaprijs (voor Een draad in het donker) en in 1977 de Litteraire Witte Prijs. In daaropvolgende jaren ontving ze de Constantijn Huygensprijs (1981), de P.C. Hooftprijs (1984), de J.P. van Praag-prijs (1985), de Prijs der Nederlandse Letteren (2004) en tweemaal de NS Publieksprijs (1993, 2003). Ook ander eerbetoon viel haar ten deel: in Nederland ontving ze uit handen van koningin Beatrix de Eremedaille voor Kunst en Wetenschap in de Huisorde van Oranje (1992), en in het buitenland de Médaille Argent (1984, onder auspiciën van de Académie Française), het erelidmaatschap van de Belgische Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1987), het Boston Certificate of Recognition (1989) en de benoeming tot Officier de l’Ordre de la Légion d’Honneur (Frankrijk, 2000). Eredoctoraten kreeg ze aan de Universiteit Utrecht (1988) en de Universiteit van Leuven, België (1995). In 2007 werd een planetoïde naar haar vernoemd.
Werk van Hella S. Haasse is in veel talen vertaald: in het Duits en Engels, maar ook – onder meer – in het Italiaans, Spaans, Russisch, Pools, Grieks en Vietnamees. In Frankrijk, waar haar werk integraal is vertaald, is zij de bekendste Nederlandse auteur en wordt ze als schrijfster vaak vergeleken met Marguerite Yourcenar. Ook zijn boeken van haar verfilmd: Oeroeg in 1993 en Mevrouw Bentinck in 1994.
In Nederland, waar haar boeken vele herdrukken kenden, kwam na haar dood een discussie op gang over de vraag waarom Hella S. Haasse nooit tot 'de grote drie' van de Nederlandse literatuur is gerekend, naast Hermans, Reve en Mulisch.
Naslagwerken
Van Bork/Verkruijsse; Schrijvende vrouwen.
Publicaties
Behalve de hierboven genoemde werken schreef Hella Haasse ook:
- [onder pseudoniem C.J. van der Sevensterre], Sterrenjacht (1950) [feuilleton in Het Parool].
- De verborgen bron (Amsterdam 1950).
- De ingewijden (Amsterdam 1957).
- Dat weet ik zelf niet. Jonge mensen in boek en verhaal (Amsterdam 1959).
- De meermin (Amsterdam 1962).
- De tuinen van Bomarzo (Amsterdam 1968).
- Huurders en onderhuurders (Amsterdam 1971).
- Zelfstandig, bijvoeglijk (Amsterdam 1972) [essays].
- De meester van de neerdaling (Amsterdam 1973).
- Ogenblikken in Valois (Alphen a/d Rijn 1982) [verhalen].
- Transit (Amsterdam 1994) [boekenweekgeschenk].
- Het tuinhuis (Amsterdam 2006) [bundeling van gedeeltelijk eerder verschenen verhalen].
- Uitzicht. Essays, portretten en beschouwingen, bezorgd door Margot Dijkgraaf en Patricia de Groot (Amsterdam 2008).
- Inkijk. Reflecties van een lezer, bezorgd door Margot Dijkgraaf en Patricia de Groot (Amsterdam 2010) [essays].
Literatuur
- Johan Diepstraten, Hella S. Haasse: een interview (Den Haag 1984) [met bibliografie van Haasses werk en van secundaire literatuur].
- Rinskje Koelewijn, ‘De dame van de thee’, De Groene Amsterdammer, 18-2-1998 [interview met Jan van Lelyveld].
- Nelleke Noordervliet red., Wisselend decor. Hommages aan Hella S. Haasse (Amsterdam 1998) [met o.a. bijdrage van Jan van Lelyveld].
- Lisa Kuitert en Mirjam Rotenstreich red., Een doolhof van relaties (Amsterdam 2002).
- Anthony Mertens, Retour Grenoble, Anthony Mertens in gesprek met Hella S. Haasse (Amsterdam 2003).
- Arnold Heumakers e.a. red., Een nieuwer firmament. Hella S. Haasse in tekst en context (Amsterdam 2006).
- Arjan Peters, De handboog der verbeelding (Amsterdam 2007) [interview].
- Daan Heerma van Voss en Daniël van der Meer, ‘“Een heerlijk instrument, die shredder”. De zwanenzang van Hella S. Haasse’, De Groene Amsterdammer, 10-8-2011 [interview].
- Margot Dijkgraaf, Spiegelbeeld en schaduwspel. Het oeuvre van Hella Haasse (Amsterdam 2014) [verschenen na publicatie van dit lemma].
- www.hellahaassemuseum.nl.
Illustratie
Hella Haasse, op de boekenmarkt van de Bijenkorf, door Mieke H. Hille, 1959.
Auteur: Margot Dijkgraaf
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 958
laatst gewijzigd: 28/05/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.