Have, Amelie Jeanne ten (1887-1959)

 
English | Nederlands

HAVE, Amelie Jeanne ten, vooral bekend als Amy Groskamp-ten Have (geb. Amsterdam 28-12-1887 – gest. Haarlem 23-11-1959), schrijfster en publiciste. Dochter van Jan Hendrik ten Have (1858-1944), commissionair in effecten, en Henriëtte Jaene van Lier (1867-1944). Amelie ten Have trouwde (1) op 11-7-1911 in Amsterdam met Pieter Hendrik Vorstman (1883-1950), hoofdinspecteur van een levensverzekeringsmaatschappij; (2) op 9-7-1932 in Londen met Henri Antoine Robbé Groskamp (1874-1939), ondernemer. Uit huwelijk (1), dat op 23-4-1932 in Amsterdam werd ontbonden, werden 2 zoons geboren; huwelijk (2) bleef kinderloos.

Amy ten Have werd geboren als tweede van drie kinderen in een welvarend Amsterdams gezin. Ze kreeg – mede wegens haar zwakke gezondheid – een beschermde jeugd. Tot haar ‘intense verdriet’, zoals ze later zelf zei (De Tijd, 1957), gaven haar ouders haar de ‘verzorgde jongedamesopvoeding’ die indertijd voor meisjes uit gegoede families gebruikelijk was. Tot haar tiende werd ze thuis onderwezen. Aansluitend bezocht ze de ‘Gouden School’, een keurige middelbare meisjesschool in de bocht van de Amsterdamse Herengracht, en een Franstalige kostschool in Brussel, waar vooral talen en ‘goede manieren’ op het programma stonden, om ten slotte koken, knippen en naaien te leren aan een Amsterdamse huishoudschool. De leergierige Amy had hierna graag willen werken of studeren, maar dat stonden haar ouders niet toe. Haar verlangen naar zelfstandigheid heeft mogelijk een rol gespeeld bij haar beslissing om op 23-jarige leeftijd in het huwelijk te treden met haar vier jaar oudere volle neef Pieter Vorstman.

Huwelijksleven en werk

Met haar echtgenoot verhuisde Amy ten Have naar Arnhem, waar hij werkte als hoofdinspecteur van een levensverzekeringsmaatschappij. Nog in haar eerste huwelijksjaar publiceerde ze onder de naam Amy Vorstman-ten Have vier novellen in het maandblad Nederland. Zo begon het ‘heerlijke’ schrijversbestaan, waarvan zij tot het einde van haar leven genoten heeft. Daarnaast voedde ze haar twee zoons op.

Vanaf 1916 was Ten Have vast medewerkster bij verscheidene dag-, week- en maandbladen. Ze was zeven jaar lang hoofdredactrice van Het Rijk der Vrouw, dat ze, naar eigen zeggen, ‘grotendeels alleen volschreef’ (brief aan W. Moll, 20-11-1924). Verder vulde ze de vrouwenpagina’s van onder meer Panorama, Wereldpost en het Soerabaiasch Handelsblad met korte verhalen, verslagen, pedagogische artikelen en interviews. In 1924 publiceerde ze Van kleine levensdingen, haar eerste roman. Hierna volgden vele andere, zoals Met lege handen (1928) en Het licht aan de kim (1930). ‘Bijna elke schrijfster’, zei ze later, ‘begint met een kinder- of meisjesboek, gaat daarna een of meer romans plegen en eindigt haar carrière met journalistiek werk. Ik ben achteraan begonnen’ (De la Rive Box). Als spreekster maakte ze vanaf 1931 naam door haar tweewekelijkse radiopraatjes voor de AVRO. Vooral het onderwerp wellevendheid behandelde ze met zoveel flair en geestdrift, dat ze door talloze verenigingen en instellingen in Nederland werd gevraagd voor lezingen. Een voordracht waarmee ze veel succes oogstte, heette: ‘Waarom zijn er zoveel onelegante vrouwen?’ Tot grote hilariteit van haar publiek deed ze daarbij voor hoe een dame behoort te zitten, lopen, staan, buigen enzovoort.

Als Ten Have niet op reis was, zat ze veelal thuis aan haar bureau te schrijven. Zo leidde ze als getrouwde vrouw en moeder een voor die tijd bepaald onconventioneel leven. Enerzijds dwong het geldgebrek haar tot dit harde werken, want haar mans financiële bijdrage aan het huishouden was gering, zeker in de crisisjaren. Anderzijds kan de omstandigheid dat haar huwelijk niet gelukkig was aan haar rusteloosheid hebben bijgedragen. In de jaren 1920 was haar man een buitenechtelijke verhouding begonnen en hij wenste een scheiding. Kort nadat het huwelijk in 1932 was ontbonden, huwde Ten Have in Londen de ruim veertien jaar oudere industrieel Henri Robbé Groskamp, die ze omstreeks 1930 in Amsterdam had ontmoet – hij was gescheiden en vader van twee zoons. Haar nieuwe schoonfamilie was niet onverdeeld gelukkig met dit huwelijk. Men vond haar uitbundige en onconventionele ‘Amsterdamse’ mentaliteit niet gepast in de kringen waarin de familie Groskamp (sinds 1922: Robbé Groskamp) zich bewoog.

Hoe hoort het eigenlijk?

Groskamp-ten Have bleef romans schrijven: in 1932 Zon in de vensters en in 1935 Moeder. In die tijd werd ze betrokken bij de oprichting van Libelle, een tijdschrift speciaal voor vrouwen. Van 1934 tot 1936 was ze de eerste hoofdredactrice. Begin oktober 1938 stelde de Amsterdamse uitgever H.J.W. Becht haar voor een boek te schrijven over ‘goede manieren, omgangsvormen, etiquette en alles wat daarmede samenhangt’. Na enig aarzelen ging zij hierop in. Eigenlijk ging haar hart uit naar de roman, vertelde zij in 1939 in De Telegraaf: ‘de heren Becht hebben mij er eigenlijk toe moeten overhalen om er aan te beginnen’. Met de haar kenmerkende energie zette ze direct vaart achter dit project. Om het boek toegankelijk te maken, rangschikte zij de onderwerpen van A (‘Aandienen’) tot Z (‘Zwijgen’). Voor de tekst baseerde ze zich op haar eigen opvoeding, op adviezen van kennissen en op bestaande binnen- en buitenlandse etiquetteboeken. Binnen een paar weken kon ze een voorwoord, een indeling en een pak kopij inleveren.

In november 1939 verscheen het boek onder de titel Hoe hoort het eigenlijk? in een oplage van 3600 exemplaren. Het werd een ongehoord succes. Binnen een maand was een derde druk nodig. Maandenlang stond het bovenaan de lijst van best verkochte boeken en Amy Groskamp-ten Have werd van de ene op de andere dag als een soort ‘Miss Etiquette’ een nationale beroemdheid. Voor dit succes gaf ze zelf als verklaring dat haar boek het eerste praktische naslagwerk op dit gebied in Nederland was. Het was bovendien niet elitair; het was voor iedereen bedoeld. Belangrijk was het woord ‘eigenlijk’ in de titel: het ging haar om wellevendheid, en die is tijdloos en algemeen geldig. Ze presenteerde etiquette niet als een keurslijf van beperkende regels, maar als een hulpmiddel om de omgang tussen mensen prettiger te maken. Goede manieren waren ‘veeleer een kwestie van zijn dan van doen’, van duidelijkheid en respect voor de ander. Het was haar verdienste dat zij in de wirwar van omgangsvormen duidelijkheid schiep en die vormen op een aantrekkelijke en voor ieder aanvaardbare manier vastlegde.

In april 1939 – nog tijdens het schrijven van Hoe hoort het eigenlijk? – overleed Ten Haves tweede echtgenoot aan de gevolgen van een ongeluk. Na zijn dood zag ze zich gedwongen naar een kleiner huis in Haarlem te verhuizen. Haar liefde voor mooie kleren en een elegant bestaan maakte echter dat zij op te grote voet bleef leven. Bovendien was zij vaak ziek, wat extra kosten met zich bracht, en daarvoor waren de opbrengsten van haar boeken – in 1940 verscheen de roman Onder vier ogen – niet toereikend. In februari 1940 schreef ze haar uitgever: ‘Het geldverdienen is voor mij geen sport meer, maar bittere noodzaak’. Tot aan het einde van haar leven hield ze lezingen en radiocauserieën en verzorgde ze rubrieken in het dagblad De Telegraaf en het damesblad Margriet.

Tijdens de Duitse bezetting weigerde Groskamp-ten Have lid te worden van de Kultuurkamer. In die tijd voltooide zij vier romans, die na de bevrijding verschenen: Daar wordt gebeld ...! (1945); Neen Lydia, zoo niet! (1947); Achter het masker. Gesprekken met mannen (1948); Loes op eigen benen (1949). Na de bezetting ging de verkoop van Hoe hoort het eigenlijk? onverminderd door. Tijdens haar leven verschenen vele herdrukken, die zij telkens zelf aanpaste. Toch was ze niet onverdeeld gelukkig met haar roem als ‘etiquettekoningin’. Liever wilde ze herinnerd worden om haar romans – haar twee laatste waren De wrede wet (1951) en Tot in het derde en vierde geslacht (1954) – en haar vertalingen van romans van auteurs zoals Victor Hugo, Emil Ludwig en Pearl S. Buck. Het zou anders lopen: haar romans en essays raakten weldra in de vergetelheid. Haar voorspelling, kort voor haar dood in 1959 gedaan, dat ze ‘helaas wel nooit anders dan de mevrouw van Hoe hoort het eigenlijk? [zou] blijven’, kwam uit (De Tijd, 19-12-1957).

Naslagwerken

BWN.

Archivalia

  • Letterkundig Museum, Den Haag: collectie A.J. ten Have en persdocumentatie.
  • Universiteitsbibliotheek, Amsterdam: archief uitgeverij Becht, correspondentie A.J. ten Have met H.J.W. Becht.
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Ten Have.

Literatuur

  • Regerings-almanak van Nederlandsch-Indië (1868).
  • H. de la Rive Box, Bonte parade. Een revue van bekende Nederlandse radiosprekers en artisten (Amsterdam 1948) 130-131.
  • ‘Amy hier over Amy daar’, Margriet, 20-6-1959.
  • R. van Ditzhuyzen, ‘Leven en werken van Amelie Groskamp-ten Have’, in: Reinildis van Ditzhuyzen: Hoe hoort het eigenlijk? (Haarlem 2012) 15-27 [‘de dikke ditz’: geheel herziene, 36ste druk van het etiquetteboek van Amy Groskamp-ten Have].

Illustratie

Gesigneerd portret, door onbekende fotograaf, ca. 1920 (Literatuurmuseum, Den Haag).

Auteur: Reinildis van Ditzhuyzen

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 861

laatst gewijzigd: 21/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.