Sophie Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel (1592-1642)

 
English | Nederlands

SOPHIE HEDWIG hertogin van BRUNSWIJK-WOLFENBÜTTEL (geb. Wolfenbüttel 20-2-1592 - gest. Arnhem 23-1-1642) door haar huwelijk gravin van Nassau. Dochter van Heinrich Julius hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel (1564-1613) en Elisabeth van Denemarken (1573-1626). Sophie Hedwig trouwde op 8-6-1607 met Ernst Casimir graaf van Nassau-Dietz (1573-1632). Uit dit huwelijk werden 9 kinderen geboren, van wie 2 zoons de volwassen leeftijd bereikten.

Sophie Hedwig groeide op als oudste dochter van de hertog van Brunswijk aan het hertogelijk hof in Wolfenbüttel. Zij was een kleindochter van Frederik II en een nicht van Christiaan IV, beiden koning van Denemarken. Zij kreeg een degelijke opvoeding en leerde meerdere talen, waaronder Latijn. In 1606 maakte zij aan het hof van haar vader kennis met Ernst Casimir, een zoon van Jan de Oude, broer van Willem van Oranje. Hij was op dat moment als luitenant-generaal in dienst van haar vader.

In 1607 trouwde de vijftienjarige Sophie Hedwig met deze achttien jaar oudere graaf Ernst Casimir, die het jaar ervoor het graafschap Nassau-Dietz had geërfd. Het huwelijk werd met pracht en praal voltrokken in Groeningen (bij Halberstadt), in tegenwoordigheid van Christiaan IV. Het huwelijkscontract bepaalde dat Sophie Hedwig, in geval haar man kwam te overlijden, Nassau-Dietz als weduwgift zou ontvangen. Aanvankelijk was Sophies echtgenoot plaatsvervangend stadhouder van Gelderland en vanaf 1610 gouverneur van Utrecht. Toen zijn broer Willem Lodewijk in 1620 kinderloos stierf, werd hij stadhouder van Friesland; na de dood van Prins Maurits in 1625 kwamen daar Groningen en Drenthe bij.

Hofleven in de Republiek

Na hun huwelijk resideerden Sophie Hedwig en Ernst Casimir aan het Hof van Nassau in Arnhem, daarna in Utrecht en vanaf 1620 aan het Nassauhof in Leeuwarden. Van de negen kinderen die zij kregen, bereikten alleen hun zoons Hendrik Casimir (1612-1640) en Willem Frederik (1613-1664) de volwassenheid. Bij afwezigheid van haar echtgenoot, die veel tijd aan het militaire bedrijf besteedde, zorgde Sophie Hedwig voor de opvoeding van haar zoons. Daartoe stelde zij de vermaarde geleerde Joannes Boguslaus aan als gouverneur.

Onder haar leiding kreeg het hofleven in Leeuwarden vorstelijke allure. De hofhouding werd uitgebreid en het hof werd internationaler, getuige de vele contacten met buitenlandse hoven. Dit internationale netwerk blijkt uit de correspondentie die zij onderhield met vorstelijke en adellijke personen over familie-, dynastieke en andere aangelegenheden. Zo stond Sophie op vriendschappelijke voet met haar neef Karel, koning van Engeland, en diens zuster Elizabeth Stuart, de ‘Winterkoningin’. In 1613 begeleidde zij Elizabeth op haar huwelijksreis door de Republiek naar Heidelberg. Ook trad zij op als opdrachtgever van een groot aantal portretten, getuige de na de dood van Ernst Casimir opgemaakte inventaris waarin sprake is van onder meer een portrettengalerij van ongeveer driehonderd schilderijen van vooral vorstelijke verwanten van het stadhouderlijk paar.

Regentes en landsvorstin in Nassau-Dietz

In 1632 sneuvelde Ernst Casimir tijdens het beleg van Roermond. Aan zijn weduwe werd door de Staten-Generaal een jaargeld van vierduizend gulden en door de Friese Staten een jaargeld van vijfduizend gulden toegekend. Na de dood van haar echtgenoot gingen de landsheerlijke rechten van Nassau-Dietz over op hun oudste zoon, Hendrik Casimir. Deze werd nu stadhouder van Friesland en Sophie Hedwig aanvaardde namens hem het regentschap over Nassau-Dietz. Daar belandde zij midden in de troebelen van de Dertigjarige Oorlog. In het door oorlogsgeweld geteisterde Dietz toonde zij zich een krachtige en doortastende persoonlijkheid; zij wist herhaaldelijk plunderingen en gewelddadigheden te voorkomen en gevangengenomen burgers vrij te krijgen. In talloze brieven aan keizer, vorsten en generaals protesteerde zij tegen inkwartiering van rondtrekkende legers en stelde zij zich teweer tegen beschuldigingen van antikeizerlijke spionage. Om haar soldaten aan te sporen tot waakzaamheid verscheen Sophie Hedwig soms met een pistool gewapend op de wallen van Dietz. Ook organiseerde zij persoonlijk de bewapening van de lokale bevolking, die zij enkele malen onderdak in het Nassauslot verleende en voedselhulp bood. Op 24 september 1634 tekenden haar zoons een verklaring waarin zij formeel de regeringsbevoegdheden in Dietz overdroegen aan hun moeder vanwege de grote verdiensten die zij had getoond. Na het overlijden in 1640 van Hendrik Casimir zette zij er haar regentschap voort, nu namens haar zoon Willem Frederik.

Sophie Hedwig bleek niet alleen over bestuurlijke, maar ook over diplomatieke kwaliteiten te beschikken. Dit bleek al direct in 1634, enkele dagen na haar aantreden als regentes. Toen zij vernam dat de broer van de Spaanse koning, kardinaal-infant Don Fernando, met zijn leger op doortocht was van Italië naar de Nederlanden en Dietz naderde, schreed zij hem door haar hofstaat omringd tegemoet en nodigde hem en zijn officieren uit voor een banket op haar slot, waar zij hem wist te overreden Dietz van bezetting en plundering te vrijwaren. Zo slaagde zij erin de bezetting van Dietz door Spaanse troepen met haar persoonlijke optreden te voorkomen.

Dynastieke huwelijksstrategie

Sophie Hedwig wendde haar invloed ook aan om de positie en het aanzien van de Friese Nassaus te versterken. Zij streefde onder meer naar een huwelijksverbintenis tussen haar familie en de Oranje-Nassaus. Daarmee zouden de Friese Nassaus winnen aan aanzien en macht binnen de Republiek. Eerst schoof zij Hendrik Casimir en na diens overlijden haar tweede zoon Willem Frederik naar voren als huwelijkskandidaat. Laatstgenoemde kreeg van haar de uitdrukkelijke opdracht alles in het werk te stellen een prinses van Oranje te trouwen. Willem Frederik achtte zich aan deze opdracht gebonden en trouwde in 1652 inderdaad met Albertine Agnes, dochter van Frederik Hendrik en Amalia van Solms, kleindochter van Willem van Oranje. Van dit echtpaar stamt de huidige koninklijke familie in rechte lijn af.

Sophie Hedwig, die steeds zwaarlijviger werd, heeft in haar leven veel gekuurd. Op 23 januari 1642 overleed zij in Arnhem, en op 20 maart werd zij bijgezet in de grafkelder van de Friese Nassaus in de Grote Kerk in Leeuwarden.

Reputatie

Robert Heck omschreef Sophia Hedwig als een markante persoonlijkheid en haar optreden in Dietz als krachtig en welhaast mannelijk: ‘eine mannliche Seele wohnte in dieser Frau’, die steeds daadkracht, moed en besluitvaardigheid aan de dag legde. Zij verwierf met haar optreden niet alleen de reputatie van onverzettelijke oorlogsvorstin, maar imponeerde ook haar tijdgenoten. Zo werd zij door haar tegenstanders de ‘schelmische Rebellin von Dietz’ genoemd en een predikant die haar in 1637 bezocht, schreef dat hij geïmponeerd was door haar ‘heroische Wort, Geberden und Werk’ (Heck, Die Regenten, 52).

Zij stond ook bekend om haar krachtig taalgebruik: toen zij in 1621 de Winterkoning vergezelde bij een bezoek aan het Amsterdamse tuchthuis, schold zij twee daar gedetineerde remonstrantse predikanten uit voor oproerkraaiers, ‘haar oploopentheit [: opvliegendheid] te veel toegevende’, aldus een ooggetuige (Poelhekke, 276). Sophie Hedwig was een oprecht calviniste en liet zich sterk leiden door haar geloof. Haar motto ‘au ciel mes voeux’ (de hemel boven alles) gaf daar uitdrukking aan. In zijn lijkrede, gehouden in haar residentie te Dietz, prees de predikant Treviranus haar als een beschermster van school en kerk die haar onderdanen als een kloek onder haar vleugels nam: het volk verloor in haar een trouwe landsmoeder (Heck, Diezer Chronik, 45).

Naslagwerken

Van Ditzhuyzen; Oranje van A tot Z.

Archivalia

  • Het Koninklijk Huisarchief, Den Haag: Archief Sophie Hedwig; Archief Ernst Casimir.
  • Tresoar, Leeuwarden: Stadhouderlijk Archief, Correspondentie van Ernst Casimir en Sophie Hedwig.

Een belangrijk naslagwerk voor de archivalia over Sophie Hedwig is: A.P. van Nienes en M. Bruggeman, Archieven van de Friese stadhouders. Inventarissen van de archieven van de Friese stadhouders van Willem Lodewijk tot en met Willem V, 1584-1795 (Hilversum/Den Haag/Leeuwarden 2002).

Literatuur

  • R. Heck, Die Regenten der ehemaligen Dietzischen Lande (Dietz 1912).
  • R. Heck, Die Regentschaft der Grafin Sophie Hedwig von Nassau-Dietz 1632-1642 (Dietz 1923).
  • R. Heck, Diezer Chronik, oder Die wichtigsten Ereignisse aus der Vergangenheit der Stadt Diez und ihrer Dynasten, 1606-1866 (Dietz 1923).
  • J. Steur, ‘Sophie Hedwig. Hertogin van Brunswijk-Luneburg, 1592-1642’, in: E. van Beusekom e.a. red., Moeders uit ons vorstenhuis (Amsterdam 1938) 99-118.
  • J.J. Poelhekke, Frederik Hendrik prins van Oranje. Een biografisch drieluik (Zutphen 1978).
  • Gloria Parendi. Dagboeken van Willem Frederik, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, 1643-1649, 1651-1654, J. Visser ed. (Den Haag 1995).
  • S. Groenveld, ‘Nassau contra Oranje in de 17e eeuwse Republiek’, Jaarboek Oranje-Nassau Museum (1997) 10-53.
  • W. Bergsma e.a. red., ‘Het hof van de Friese Nassaus (1584-1747)’, It Beaken 60 (1998) nr. 3/4.
  • L. Kooijmans, Liefde in opdracht. Het hofleven van Willem Frederik van Nassau (Amsterdam 2000).
  • S. Groenveld e.a. red., Nassau uit de schaduw van Oranje (Franeker 2003).
  • M. Klatter, ‘Een vergeten stammoeder van de Oranjes. Sophia Hedwig, gravin van Nassau-Dietz’, in: E. Kloek red., Markante vrouwen, themanummer Spiegel Historiael 40 (2005) nr. 7/8.

Illustratie

  • Portret door Paulus Moreelse, ca. 1625 (Paleis het Loo Nationaal Museum). Uit: Groenveld e.a., Nassau uit de schaduw van Oranje.

Auteur: Matty Klatter

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 212

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.