Heijningen, Jacoba van (1821-1900)

 
English | Nederlands

HEIJNINGEN, Jacoba van (geb. Rijswijk 20-7-1821 – gest. Den Haag 26-12-1900), vertaalster en schrijfster. Dochter van Hendrik van Heijningen (1787-1851), predikant, en Wilhelmina Gerardina Kits (1789-1859). Jacoba van Heijningen trouwde op 22-4-1857 in Delft met Tobias van Westrheene Wzn. (1825-1871), schilder en schrijver. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Jacoba van Heijningen werd geboren als tweede dochter in een groot en weinig bemiddeld predikantsgezin. Zij had vier zussen en vier broers. Haar vader was enkele jaren legerpredikant in België geweest en werd daarna beroepen tot predikant in Rijswijk. Hij publiceerde tevens enige theologische werken. Jacoba ging naar school in Rijswijk en Meppel – waarheen de familie in 1831 verhuisde. Daarna volgde zij een opleiding tot hoofdonderwijzeres. Zij werkte achtereenvolgens als assistente op een kostschool in Nijkerk, als gouvernante bij een familie in Hoogezand (Groningen) en als hoofd van een kostschool in Velp. Voor haar huwelijk was ze een aantal jaren directrice van de stadsmeisjesschool in Zaandam.

Vertaalwerk

Op 35-jarige leeftijd trouwde Jacoba van Heijningen met Tobias van Westrheene en nam zij afscheid van het onderwijs. Het paar vestigde zich in Den Haag. Jacoba’s echtgenoot was tot op dat moment kunstschilder, maar hij had zo weinig inkomsten dat hij besloot te gaan schrijven. Om een bijdrage aan het gezinsinkomen te leveren ging Jacoba – die zich voortaan Mevrouw van Westrheene noemde – buitenlandse romans en verhalen vertalen. Haar eerste vertaling was Our mutual friend van Charles Dickens, die zij maakte onder toezicht van M.P. Lindo, oprichter van de Nederlandsche Spectator en een kennis van haar man. Lindo vond haar vertaling zo goed dat hij meende dat zij die onder haar eigen naam kon publiceren. Sindsdien kreeg zij veel vertaalopdrachten (Van der Kulk, 222).

Jacoba van Westrheene vertaalde vooral uit het Engels, maar ook uit het Duits en Frans. Haar Dickensvertaling oogstte veel lof: ‘ene dubbele, ja tienvoudige eer aan Mevrouw van Westrheene; ’t is waarlijk niet om ene hoffelijkheid aan een dame te zeggen: de overzetting is zo uitmuntend, zo vloeiend, zo zuiver van Nederlandse stijl, dat ik mij niet gaarne veroordeeld zou zien om naar vlekken te moeten zoeken’ (Vaderlandsche Letteroefeningen 1866, 283-285). Ook haar vertalingen van George Eliot werden over het algemeen gewaardeerd, hoewel Conrad Busken Huet in een brief aan Potgieter schreef dat: ‘Silas Marner [van Eliot] indertijd door haar mishandeld werd’ (Briefwisseling Potgieter-Busken Huet 2, 576). Ook maakte Van Westrheene hertalingen van Nederlandse romans. In 1872 bezorgde ze een ‘moderne’ ingekorte versie van Willem Leevend, de briefroman van Elisabeth Wolff en Agatha Deken.

Eigen werk

Aan het eind van de jaren vijftig breidde Jacoba van Westrheene haar schrijfactiviteiten uit. Zij kreeg in 1859 een eigen rubriek in het tijdschrift De Tijdspiegel, die zij tot haar overlijden – dus ruim veertig jaar – heeft gehouden. Onder de titel ‘Uit den Vreemde’ bewerkte ze korte verhalen uit de buitenlandse pers voor de Nederlandse lezer. Hiermee verwierf ze grote bekendheid. Vanaf 1869 werd ze redactrice van De Kindervriend, tijdschrift voor de jeugd. Ze leverde daarnaast bijdragen aan De Portefeuille, De Hollandsche Lelie (1889) en Ons Streven (1870). Omstreeks 1869 zette Jacoba van Westrheene bovendien de stap naar het schrijven van eigen werk, aanvankelijk onder het doorzichtige pseudoniem Hester Wene. In Delft – waarheen ze na de dood van haar man in 1871 was verhuisd, omdat haar zusters daar woonden – schreef ze onder dit pseudoniem haar bekendste roman De Oudvelders (1875). Na publicatie daarvan keerde zij terug naar Den Haag. Onder de naam Mevrouw van Westrheene publiceerde zij nog talloze romans en verhalen.

De romans van Jacoba van Westrheene zijn te karakteriseren als idealistisch proza, geschreven voor vrouwen, met de bedoeling te stichten. Zo liet ze het hoofdpersonage Eveline uit De Oudvelders zeggen: ‘Ik zou willen bijdragen tot veredeling van de mensheid – als ik kan’ (117). De voor dit soort proza gebruikelijke intriges kenmerken ook het werk van Van Westrheene: er komen plotseling halfzussen tevoorschijn, vondelingen worden in warme families opgenomen en in Philip’s eerzucht ontdekt de hoofdpersoon zijn adellijke afkomst. Haar personages maken een karakterverandering door, of de karakters van de verschillende personages worden op contrasterende wijze naast elkaar gesteld. In ieder geval ligt de sympathie altijd bij de nobele karakters. Hun beloning bestaat vaak uit een gelukkig huwelijk of de liefde van een dierbare uit bijvoorbeeld de familiekring. Jacoba van Westrheene zag haar romans als een opvoedkundig middel: zij wilde de jonge lezeres tot gids zijn op weg naar een deugdzaam leven.

In 1878 kreeg Jacoba van Westrheene van uitgever Bohn te Haarlem het verzoek redactrice te worden van de Bibliotheek van Nederlandsche Schrijfsters. In deze reeks zouden jaarlijks drie tot vier boeken van vrouwen voor vrouwen moeten verschijnen. Zij besloot echter al spoedig van het redacteurschap af te zien: schrijfsters als Christine Muller, mej. Opzoomer, Marie van Walcheren en Bosboom-Toussaint – sommigen persoonlijke bekenden van Van Westrheene – gingen niet in op haar uitnodiging om aan de reeks mee te werken. Wellicht raakte Jacoba van Westrheene hierdoor ontmoedigd of voelde zij zich zelfs beledigd. Ze werd opgevolgd door Catharina van Rees. Zelf schreef zij daarna een deel in de reeks: Philip’s eerzucht (1880), maar zowel Bohn als Van Rees vond het een slechte roman. Ze durfden haar inzending echter niet te weigeren.

In redelijk goede gezondheid is Jacoba van Westrheene-van Heijningen oud geworden. Ze bleef schrijven tot aan haar dood. Op bijna tachtigjarige leeftijd stierf zij op 26 december 1900 toch nog onverwacht. Haar laatste verhaal voor De Tijdspiegel bleef onvoltooid liggen.

Naslagwerken

Van der Aa; Basse; Frederiks/Van den Branden; NNBW.

Archivalia

CBG, Den Haag: familieadvertenties Van Heijningen en Van Westrheene; dossier Van Heijningen (I).

Publicaties

Vertalingen

  • Behalve van Dickens en Eliot vertaalde Jacoba van Westrheene werk van haar tijdgenoten Harriet Beecher Stowe, Mary Elizabeth Braddon, Karoline Bauer, Amelia Edwards, Elizabeth Gaskell, Ouida, Margaret Oliphant, Jules Verne, Hans Christian Andersen, Anthony Trollope en Berthold Auerbach.
  • Merkwaardige vrouwen. Schetsen voor meisjes (Rotterdam 1860).

Romans

  • De jeugd van dokter de Noor (Tiel 1869).
  • Oorzaken en gevolgen (Haarlem 1878).
  • Benijd en beklaagd (Haarlem 1879).
  • Oud en jong (Amsterdam 1883).
  • Een rijke aanbidder en een lieve vriendin; Willem Rapenburg en zijn vrouw; De kapwagen; Johanna en de wereld (Den Haag 1885).
  • Ver van den stam (Amsterdam 1885).
  • Adèle (Amsterdam 1888).
  • Een leven vol strijd (Amsterdam 1890).
  • Alles komt terecht (Amsterdam 1895).

Literatuur

  • Cd. Busken Huet, ‘Mevrouw van Westrheene, De Oudvelders’, in: Idem, Litterarische fantasien en kritieken, deel 11 (Haarlem z.j.) 111-121.
  • T.C. van der Kulk, ‘Levensbericht van mevrouw J. van Westhreene, geb. van Heijningen’, Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (Leiden 1901) 220-226.
  • De volledige briefwisseling van E.J. Potgieter en Cd. Busken Huet, 2 delen (Groningen 1972) dl. 2, 576.
  • Jacqueline Bel, Nederlandse literatuur in het fin de siècle. Een receptie-historisch overzicht van het proza tussen 1885 en 1900 (Amsterdam 1993) 272-277.
  • Toos Streng, Geschapen om te scheppen? (Amsterdam 1997) 54, 88.
  • Willy Pijp-van de Groep, De beloning voor een goede vrouw. Een onderzoek naar de bestemming van de vrouw in het werk van Mevrouw van Westrheene (Utrecht 1998) [ongepubliceerde doctoraalscriptie].
  • Lotte Jensen, Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt (Hilversum 2001) 200, 259, 263.
  • Lisa Kuitert, ‘Het debacle van een negentiende-eeuwse “vrouwenreeks”. Bibliotheek van Nederlandsche Schrijfsters’, Literatuur 18 (2001) 150-159.

Illustratie

Portret van Jacoba van Westrheene (Centraal Bureau voor Genealogie, Fotocollectie Veenhuijzen).

.

Auteur: Susanne Parren

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 720

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.