Helmcke, Johanna Elisabeth (1762-1844)

 
English | Nederlands

HELMCKE, Johanna Elisabeth (ged. Amsterdam 5-11-1762 – gest. Zutphen 26-10-1844), dichteres. Dochter van Jacob Carel Helmcke (ca. 1731-voor 1802) en Catharina Jansen (ca. 1731-1802). Johanna Elisabeth Helmcke trouwde op 14-8-1783 (otr. 25-7) in Amsterdam met Willem van de Velde (1751-1827), kantoorbediende. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren, van wie er 2 jong overleden.

Johanna Elisabeth Helmcke werd geboren als het tweede van de vijf kinderen van Jacob Carel Helmcke en Catharina Jansen. In het zeer vrome gezin kreeg ze een gedegen christelijke opvoeding. Haar biograaf B. ter Haar meldt dat ze als meisje leergierig was en van haar vader godsdienstige geschriften te lezen kreeg, zeer tegen de zin van haar moeder die het belangrijker vond dat ze ‘ene deugdelijke huishoudster’ zou worden (Ter Haar, 29). In haar jeugdjaren raakte zij goed bevriend met Maria Petronella Woesthoven met wie zij zich oefende in het schrijven van gedichten. In die tijd zou zij ‘ene harer eerste dichtproeven’ anoniem in een tijdschrift gepubliceerd hebben (Idem, 21).

In augustus 1783 trouwde Johanna Elisabeth Helmcke met Willem van de Velde, die blijkbaar enige naam gemaakt had in Amsterdamse dichtgenootschappen. Toen hij in 1776 zijn poorterseed aflegde, gaf hij op kantoorbediende te zijn. Over zijn latere beroep is niets bekend, maar hij moet redelijk bemiddeld zijn geweest. Uit een eerder huwelijk had hij een zevenjarig dochtertje en een éénjarig zoontje dat krankzinnig bleek te zijn. Zelf kreeg Helmcke in 1785 haar eerste kind, Jacob, twee jaar later gevolgd door Joannes. Beide jongetjes overleden vlak na elkaar aan de ‘scharlaken koorts’ en werden samen op 30 december 1790 begraven.

Johanna Elisabeth Helmcke en Willem van de Velde waren lid van het genootschap Hierna Volmaakter, waarover verder niets bekend is, en vanaf 1786 of 1787 van het Amsteldamsch Dicht- en Letteroefenend Genootschap, dat van patriotsche signatuur was (De Vries, 201). Dat laatste telde onder zijn leden onder anderen Petronella Moens en Adriana van Overstraten. Ook Helmckes vriendin Maria Woesthoven en haar echtgenoot Samuel Elter waren lid. Deze vriendschap liep later echter stuk op ‘de huiselijke verhoudingen’ (Frederiks en Van den Branden) van Woesthoven en Elter, waarmee hun echtscheiding in 1803 bedoeld is en alles wat daaraan voorafging.

In 1794 ontving Johanna Elisabeth Helmcke zilver van het Amsteldamsch Genootschap voor haar gedicht Nehemia, dat getuige de titel een bijbels thema heeft. Ze werd vooral bekend om haar gezangen, die zijn opgenomen in bundels die nog lange tijd in de kerk in gebruik zijn geweest. Volgens haar biograaf werd ze daartoe geïnspireerd door het huisorgel dat ze van haar man gekregen had en waarop ze zichzelf begeleidde als ze gezangen van Rutger Schutte en Jodocus Lodenstein zong (Ter Haar, 34). Voor Schutte schreef zij een lijkdicht en verder zijn er nog enkele losse gedichten van haar bekend, zoals een ‘Zomerwandeling’. ‘Zielsverheffing tot God, zielsverheffing van het aardse tot het hemelse maakt het doorgaand karakter harer liederen uit’, aldus Ter Haar (44).

Jarenlang verpleegde Johanna Elisabeth Helmcke haar stiefzoon, maar toen zij in 1791 weer zwanger was, stond haar man erop zijn zoon naar familieleden in Gennep te sturen om haar te ontlasten. Na de geboorte, in 1792, van hun derde zoon, Jacob Carel, kocht Willem van de Velde een huis vlak buiten Gennep, waar Johanna Elisabeth op doktersadvies voortaan de zomers doorbracht. Zoon en echtgenoot hielden haar daar vaak gezelschap. Deze locatie zal gekozen zijn omdat zij er familie had: haar vader was afkomstig uit Gennep. Vermoedelijk was de stiefzoon bij een lid van de familie Helmcke ondergebracht en is hij rond 1800 gestorven.

In 1816 werd zoon Jacob Carel predikant en in 1826 kreeg hij als standplaats Delfshaven. Helmcke en Van de Velde verhuisden toen waarschijnlijk ook naar die plaats. Nadat daar in 1827 haar man en een maand later haar schoondochter waren overleden, trok Johanna Elisabeth Helmcke in bij haar zoon om de zorg voor zijn kinderen op zich te nemen. Datzelfde jaar verhuisde zij mee naar zijn nieuwe standplaats Den Briel en nog weer later naar Zutphen, waar Jacob Carel hertrouwde. Sinds de jaren negentig van de voorgaande eeuw heeft zij, voor zover bekend, geen gedichten meer geschreven en zij sleet sindsdien haar leven ‘in stille vergetelheid’ (Ter Haar, 26). Johanna Elisabeth Helmcke overleed in Zutphen, bijna 82 jaar oud.

Naslagwerken

Van der Aa; Frederiks/Van den Branden; Kobus/De Rivecourt; Lauwerkrans; NBAC; NNBW.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: DTB, Dopen 71, 150 [Johanna Elisabeth]. DTB, Trouwen 628, 248 [Helmcke en Van de Velde].
  • Gemeentearchief Rotterdam: BS Delfshaven, Overlijden 1827-033 [Willem van de Velde]; 1827-039 [vr. van Jacob Carel].
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Helmcke [overlijden Helmcke].

Publicaties

Gezangen van Johanna Elisabeth Helmcke zijn opgenomen in:

  • Christelijke gezangen voor de openbare godsdienstoefeningen (Amsterdam 1796) [een bundel van de doopsgezinde gemeente].
  • Christelijke gezangen en liederen (Haarlem 1804).
  • Evangelische gezangen [...] verzameld, en in orde gebragt in de jaren 1803, 1804 en 1805 (Amsterdam 1807) [bundel t.b.v. de hervormde gemeente].
  • Liedboek voor de kerken (Den Haag 1973; vele herdr.), gezang 317.

Verder staan er gedichten van Helmcke in onder meer:

  • Lijkzangen op den weleerwaardigen heere Rutger Schutte (Amsterdam 1785).
  • Werken van het Amsteldamsch Dicht- en Letteroefenend Genootschap, 2 delen (Amsterdam 1789, 1794).
  • Almanak van Vernuft en Smaak (1791).

Zie ook de lijst van haar werken in Ter Haar, 52-53 noot 1.

Literatuur

  • [B.] ter Haar, ‘Een woord ter nagedachtenis van Johanna Elisabeth van de Velde, geb. Helmcke. Overleden den 26sten october, Christelijk Maandschrift voor den Beschaafden Stand (1845) 19-55.
  • A.W. Bronsveld, De evangelische gezangen, verzameld in de jaren 1803-1805, en in gebruik bij de Nederlandsche hervormde kerk (Utrecht 1917) 93-100, 395-396.
  • S.D. Post, Pieter Boddaert en Rutger Schutte: piëtistische dichters in de achttiende eeuw (Houten 1995) 337.
  • Marleen de Vries, ‘Dichten is zilver, zwijgen is goud. Vrouwen in letterkundige genootschappen, 1772-1800, De Achttiende Eeuw 31 (1999) 187-213, aldaar 201-203.
  • Claudette Baar-de Weerd, Uw sekse en de onze. Vrouwen en genootschappen in Nederland en in ons omringende landen (1750-ca. 1810) (Hilversum 2009) 28, 110-112, 280.

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 586

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.