Hove, Sophia Johanna Huiberta van (1829-1906)

 
English | Nederlands

HOVE, Sophia Johanna Huiberta van, vooral bekend als Sophie Offermans-van Hove (geb. Den Haag 31-7-1829 – gest. Laren, Noord-Holland 23-9-1906), concertzangeres. Dochter van Andreas van Hove (1793-na 1837), passementwerker en koffiehuishouder, en Johanna de Graaf (1797-na 1837). Sophia van Hove trouwde op 10-7-1850 in Den Haag met Ludovicus Bernardus Wilhelmus George Offermans (1824-1905), violist en muziekleraar. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 3 dochters geboren.

Sophie van Hove groeide op als tweede dochter in een streng katholiek gezin van minstens vijftien kinderen, van wie vier (haar broers Johannes en Andreas Johannes Cornelis Wilhelmus, haar zuster Johanna en zijzelf) muzikaal begaafd bleken. Ze kreeg als kind zanglessen, maar haar ouders lieten haar pas na lang aarzelen beroepszangeres worden. Vanaf haar elfde jaar studeerde ze aan de Koninklijke Muziekschool in Den Haag bij Jozeph Fastré en J.H. Lübeck (zang) en haar neef Friedrich Johann Xavier Wirtz (piano). Als jeugdig soliste oogstte ze tijdens de zondagsmissen in de Haagse Sint Anthoniuskerk veel bewondering. In 1846 maakte ze als zeventienjarige haar debuut en ging ze op tournee met het Haagsch Orkest, waarbij ze vooral veel applaus kreeg voor de moeilijke aria van Elvira uit Aubers La muette de Portici. In juni 1850 maakte ze in Haarlem grote indruk als eerste sopraan in de landelijke première van Mendelssohns oratorium Elias.

In 1850 trouwde Sophie van Hove met Ludovicus Offermans, violist in de Hofkapel en in het orkest van de Koninklijke Fransche Opera. Na hun huwelijksreis door België werkte ze in Brussel verder aan haar zangtechniek. Op den duur zou zij een bereik van drie octaven halen. Terug in Nederland kreeg ze talloze uitnodigingen voor optredens. Bij het bezoek van de Duitse componist Robert Schumann aan Nederland zong ze op 6 december 1853 in Den Haag de titelpartij in diens oratorium Der Rose Pilgerfahrt, met Lübeck als dirigent en Clara Schumann-Wieck aan de piano. Ze zong zo briljant dat Schumann haar tijdens de stormachtige huldiging ‘meine liebliche Rose’ noemde. Op het jubileumfestival van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in Rotterdam schitterde ze als enige Nederlandse in een gezelschap van peperdure buitenlandse solisten. Offermans-van Hove – zoals ze zich na haar trouwen noemde – werd zo de ster van het feest en in de volgende jaren vierde ze triomfen in Antwerpen, Keulen en Bordeaux. In 1863 droeg de Nederlandse componist Gustaaf Adolf Heinze de sopraanpartij van zijn oratorium Die Auferstehung aan haar op. Op de première oogstte ze hiermee veel succes. Haar naamgenote, koningin Sophie, benoemde haar in 1866 tot hof- en kamerzangeres. Ze gaf geregeld huisconcerten op Huis ten Bosch, waar de koningin ’s zomers verbleef.

Binnen haar veelzijdige repertoire had Offermans-van Hove een voorliefde voor Duitse klassieke en eigentijdse componisten zoals Bach, Brahms, Händel, Schubert en Schumann. In de loop der jaren introduceerde ze vele liederen van Schubert en Schumann in Nederland, waar ze weldra ‘de priesteres van Schumanns kunst’ heette. Haar voortdurende inzet voor het Nederlandse lied deed werken van Johannes Verhulst en andere tijdgenoten op het concertrepertoire belanden.

Als strenggelovig katholiek vatte Offermans-van Hove haar rol als huisvrouw en moeder zo ernstig op dat ze herhaaldelijk langdurige concertreizen en andere buitenlandse aanbiedingen van de hand wees. Om dezelfde reden ging ze niet in op het aanbod van een vast dienstverband bij de Koninklijke Muziekschool. Haar kinderrijke gezin en haar zwakke gestel noopten haar in 1879 het concertpodium vaarwel te zeggen. Op 1 mei van dat jaar zong ze voor het laatst in Den Haag, bij het huwelijk van koning Willem III met prinses Emma. Daarna gaf ze nog wel zanglessen en uitvoeringen in huiselijke kring. In 1899 kreeg ze op haar zeventigste verjaardag de Orde van Oranje-Nassau uitgereikt. Tijdens een verblijf in Laren bij haar derde zoon, de kunstschilder Tony Offermans, overleed Sophie Offermans-van Hove op 77-jarige leeftijd, na een kort ziekbed. Ze werd bijgezet in de familiegrafkelder op de Rooms-Katholieke begraafplaats in Den Haag.

Waardering

In 1928 schreef de muziekpedagoog Anton Averkamp dat Offermans-van Hove ‘de statige rij zangers en zangeressen geopend heeft, die ons land in de tweede helft der negentiende en in deze eeuw heeft opgeleverd’ (Averkamp, 202). Volgens A.W.J. de Jonge werden haar zangprestaties in ons land pas in de twintigste eeuw geëvenaard door de sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius (BWN).

Naslagwerken

BWN; www.dutchdivas.nl; Letzer.

Literatuur

  • J. Hartog, Beroemde zangeressen (Amsterdam 1916) 204-230.
  • A.J. Averkamp, ‘Sophie Offermans-van Hove’, in: De zangkunst en hare sterren (Den Haag z.j. [1928]) 199-203.
  • H.E. van Gelder, ‘Een kunstzinnige Haagse familie: nageslacht van Andreas van Hove’, Jaarboek Die Haghe (1950) 11-24.

Illustratie

Litho naar daguerreotype, door onbekende kunstenaar, ongedateerd (Theater Instituut Nederland, Amsterdam).

Auteur: Redactie (dit lemma is o.a. gebaseerd op het BWN-lemma van A.W.J. de Jonge)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 735

laatst gewijzigd: 03/09/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.