© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Arlette Strijland, Hundt, Margaretha, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Hundt [23/01/2015]
HUNDT, Margaretha, vooral bekend als Marga Bruyn-Hundt (geb. Amsterdam 28-4-1931 – gest. Haute Nendaz, Zwitserland 13-1-1998), econome en feministe. Dochter van Richard Hundt (1903-1962), zakenman, en Jannetje Bastiana Buizer (1905-1993). Marga Hundt trouwde op 27-11-1954 in Amersfoort met Koenraad Thomas Bruyn (geb. 1928), accountant. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren; 1 dochter werd geadopteerd.
Marga Hundt groeide op als enig kind in Amsterdam. Op achtjarige leeftijd verhuisde het gezin naar Amersfoort, waar Marga de Rijks-HBS doorliep. Marga’s vader was handelsagent en later directeur van handelsonderneming Teruplast, een onderneming in technische producten. Omdat hij invalide was, hielp haar moeder mee in de zaak. Deze situatie, zo zou Marga Bruyn-Hundt later verklaren, maakte dat haar ouders erop hamerden dat zij een goede opleiding zou krijgen.
Studie, huwelijk en loopbaan
Van 1948 tot 1954 studeerde Marga Hundt economie aan de Universiteit van Amsterdam. Hier leerde zij haar latere echtgenoot Koen Bruyn kennen. Drie weken na haar afstuderen in 1954 trouwden ze. Tot 1962 was ze wetenschappelijk medewerker bij een consumentenorganisatie. In 1957 werd zoon Thom geboren en in 1964 dochter Inge. Van 1964 tot 1979 werkte Bruyn-Hundt als lerares economie in het voortgezet onderwijs in Schagen en Alkmaar, omdat een baan in het onderwijs goed te combineren was met de zorg voor de kinderen.
In 1970 publiceerde Marga Bruyn-Hundt in het economenblad Economisch Statistische Berichten het opzienbarende artikel ‘De huisvrouw als producente: een pleidooi voor het zichtbaar maken van huishoudelijk werk door uitbetaling van een huisvrouwenloon’. Ze liet zien dat de huisvrouwen van Nederland in 1964 recht hadden gehad op 12 procent van het nationaal inkomen als ze waren betaald als huishoudelijk personeel, en 39 procent als ze volgens een gemiddelde CAO waren betaald. In 1972 was zij een van de oprichters en later tevens bestuurslid van het maandblad Opzij. In 1973 schreef ze het artikel ‘Een geëmancipeerde inkomensverdeling’: een voorstel om het huisvrouwenloon te financieren uit een tijdelijke verhoging van de indirecte belastingen en vervolgens één procent van de groei van het nationaal inkomen hieraan te besteden.
Vanwege haar opmerkelijke publicaties over de betekenis van onbetaald werk voor de nationale economie werd Bruyn-Hundt in 1975 aangesteld als docent (0,5 fte) aan de economische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Naast haar colleges bij de vakgroep macro-economie gaf zij in haar vrije tijd colleges vrouwenstudies. In 1978 kwam zij voor het eerst terug op haar pleidooi voor het instellen van huisvrouwenloon: in het Opzij- artikel ‘Huishoudloon: plechtanker of valkuil’ betoogde ze dat vrouwen juist gestimuleerd moesten worden om hun plek op de arbeidsmarkt te behouden als zij kinderen kregen. Deze stelling werkte ze verder uit in haar boek Huishouden = onbetaalde arbeid, maar huisvrouwenloon geen oplossing (1985).
In 1979 volgde een benoeming als docent vrouwenstudies aan de economische faculteit van de Universiteit van Amsterdam, een functie die Bruyn-Hundt tot maart 1995 heeft vervuld. Eind maart 1981 richtte ze het Vrouwenoverleg op, waaraan bijna iedere wetenschapster aan de faculteit en later ook van andere disciplines meedeed. In 1982 organiseerde zij het congres ‘Vrouwenemancipatie en economie’. Activiteiten van de door Bruyn-Hundt opgerichte werkgroep Vrouw en Werk werden in 1985 beloond met de instelling van de buitengewone leerstoel Werkgelegenheidsvraagstukken binnen het emancipatiebeleid: een erkenning van het belang van haar werk die voor haarzelf te vroeg kwam omdat ze op dat moment net begonnen was aan haar proefschrift.
Ook buiten de universitaire wereld was Bruyn-Hundt actief. In de jaren 1981-1989 was zij lid van de Emancipatieraad, in 1983-1989 lid van de redactie van het Sociaal Maandblad Arbeid, lid van het hoofdbestuur van de Algemene Bond voor Ouderen en van het bestuur van de Alida de Jongschool (Vrouwenvakschool Utrecht). Bij haar afscheid van de Emancipatieraad in 1989 werd Marga Bruyn-Hundt benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau. Op 5 april 1990 ontving zij de eerste Aletta Jacobsprijs van de Universiteit van Groningen, een prijs voor academisch geschoolde vrouwen met een voortrekkersrol op emancipatiegebied en met een voorbeeldfunctie voor andere vrouwen. Van 1994 tot 1995 was zij voorzitter van de Commissie Toekomstscenario's Herverdeling Onbetaalde Arbeid.
In 1995 ging Marga Bruyn-Hundt met vervroegd pensioen. Ze ontving op 3 februari 1995 bij haar afscheid de Sta-penning, een onderscheiding voor hen die van bijzondere betekenis zijn geweest voor de Universiteit van Amsterdam. De Universitaire Emancipatiecommissie stelde bij haar afscheid een prijs in voor de beste scriptie op het gebied van vrouwenemancipatie, die naar haar werd vernoemd: de Marga Bruyn-Hundt prijs.
Marga Bruyn-Hundt promoveerde in 1996 in Maastricht bij professor Wil Albeda op het proefschrift The economics of unpaid work. Daarin betoogt zij dat niet de onbetaalde arbeid zelf, maar de ongelijke verdeling daarvan een valkuil is voor de economische zelfstandigheid van vrouwen. Oplossingen ziet zij onder andere in uitbreiding van ouderschaps- en calamiteitenverlof en kinderopvang, meer mannen in deeltijdbanen en meer vrouwen in technische beroepen.
Vanaf haar pensionering woonde Marga Bruyn-Hundt het grootste deel van het jaar in Zwitserland. Van haar plannen om te pendelen tussen het Zwitserse huis en de flat in Alkmaar kwam weinig terecht toen in 1996 bij haar kanker werd geconstateerd. Ze koos voor behandeling in Zwitserland. Tussen de kuren door verdedigde zij haar proefschrift in Maastricht, en leidde zij verder zoveel mogelijk een normaal leven.
Op 13 januari 1998 overleed Marga Bruyn-Hundt op 66-jarige leeftijd onverwacht in Haute Nendaz (Zwitserland) aan een bloedvergiftiging. Zij werd gecremeerd in Driehuis.
Reputatie
Marga Bruyn-Hundt deed 25 jaar lang onderzoek naar de economische zelfstandigheid van vrouwen, en naar vrouwen en sociale zekerheid, AOW en pensioenen. In feministische kringen kreeg zij de erenaam ‘de econoom van de vrouwenbeweging’, maar in de ‘mannenwereld’ van de economen vonden zij haar een gek mens met vreemde ideeën. Bruyn-Hundt vond dat de economische wetenschap volstrekt negeerde wat de meeste vrouwen deden. Pas toen emancipatie een ‘serieus’ politiek onderwerp werd, kreeg ze in bredere kring erkenning. Haar naam zal vooral bekend blijven omdat ze aandacht vroeg voor het niet zichtbaar maken van het belang van onbetaalde arbeid in het berekenen van het Bruto Binnenlands Product.
Archivalia
Atria, Amsterdam: archief Marga Bruyn-Hundt (1931-1998).
Publicaties
Zie literatuurlijst in Hettie Pott-Buter, ‘In memoriam’, 9-10.
Literatuur
- Anneke Groen, ‘Het gaat nu om daden. Marga Bruyn-Hundt neemt afscheid van E-raad’, Op Gelijke Voet 3 (1989) 3.
- Elma Drayer, ‘Econome van de vrouwenbeweging. Marga Bruyn-Hundt ziet de mannen steeds beter worden’, Vrij Nederland, 4-2-1995.
- Wilma van Hoeflaken, ‘Marga Bruyn-Hundt. "Bijstandsmoeders vind ik een maatschappelijk kwaad"’, VB Magazine 10 (oktober 1996) 10-13.
- Hettie Pott-Buter, ‘In memoriam Marga Bruyn-Hundt’, Tijdschrift voor Politieke Ekonomie 4 (1998) 3-11.
Illustratie
Portretfoto, door Bert Houweling, 1989 (Atria, Amsterdam).
Auteur: Arlette Strijland
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 986
laatst gewijzigd: 23/01/2015
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.