Ingerman, Helena Anthonia Maria Elisabeth (1888-1962)

 
English | Nederlands

INGERMAN, Helena Anthonia Maria Elisabeth, vooral bekend als Maria Dermoût (geb. Pekalongan, Nederlands-Indië 15-6-1888 – gest. Den Haag 27-6-1962), schrijfster. Dochter van Frederik Ingerman (1856-1919), administrateur, en Anna Sophia Halverhout (1860-1889). Maria Ingerman trouwde op 6-6-1907 in Semarang (Nederlands-Indië) met Isaac Johannes Dermoût (1879-1952), rechter en later raadsheer. Uit dit huwelijk werden 1 dochter en 1 zoon geboren.

Maria Ingerman werd geboren op de suikerfabriek Tirto bij Pekalongan in Midden-Java, waar haar vader bedrijfsleider was. Ze bleef enig kind. Haar moeder stierf een half jaar na haar geboorte en haar vader hertrouwde in 1894 met de Duitse gouvernante Augusta Helena Lohmann, die Maria thuis onderwijs gaf. In 1896 verhuisde het gezin naar de suikerfabriek Redjosari bij Ngandjoek, diep in de binnenlanden van Midden-Java. Na een korte tijd op kostschool in Soerabaja vertrok Maria in 1900 naar Nederland. Ze woonde er bij een predikantengezin in Haarlem, waar ze eerst de HBS voor meisjes en daarna het gymnasium bezocht. Na de vierde klas haalde haar vader haar terug naar Indië. Tijdens een vakantie in het Tenggergebergte (Oost-Java) leerde ze in 1906 de jurist Isaac Dermoût kennen, met wie ze zich in november van dat jaar verloofde en een half jaar later trouwde. Na korte aanstellingen in Pati – waar in augustus 1908 dochter Ettie werd geboren – en in Garoet werd haar man in 1910 rechter op Ambon. Daar werd in november hun zoon Hans geboren. In datzelfde jaar publiceerde Ingerman haar eerste korte verhalen in het Weekblad voor Indië in een stijl die deed denken aan de Tachtigers. Van de opbrengst kocht ze een ‘kiektoestel’ (Freriks, 87).

Huwelijk en carrière

Tot 1925 werd Ingermans echtgenoot regelmatig overgeplaatst van de ene rechtbank naar de andere. In 1914-1915 verbleef het gezin een jaar met betaald verlof in Nederland. Daar schreef ze voor Het Vaderland enkele korte Molukse impressies onder de naam M.E. Ingmarsen. In 1919 werd haar man lid van de Raad van Justitie in Semarang. Hij zou zijn carrière afsluiten als president van het Hooggerechtshof te Batavia. In Semarang werkte Ingerman als bibliothecaresse. In 1929 had ze aan de Wijnkoopsbaai een geheim rendez-vous met haar Haarlemse jeugdliefde, de botanicus Aldert Brouwer. Ze beschreef deze ontmoeting in het postuum gepubliceerde korte verhaal ‘De Zuidzee’ (Freriks, 162-164). Vanwege een hartkwaal werd haar man met ingang van 1933 eervol ontslag verleend. Zelf leed ze inmiddels aan een chronische darmonsteking (‘spruw’). In februari 1933 repatrieerde het echtpaar naar Den Haag. In 1935-1945 woonden ze in Noordwijk aan Zee.

De eerste tien jaar in Nederland schreef Maria Dermoût-Ingerman nauwelijks. Toen de Duitsers in 1940 Noordwijk aan Zee ontruimden, trok ze met haar man in bij hun eveneens uit Indië teruggekeerde dochter en schoonzoon in Arnhem. Met hun nog in Indië wonende zoon en diens (tweede) vrouw was de relatie moeizaam: door de oorlogssituatie waren alle contacten met hen verbroken. Het gezin werd na de Slag om Arnhem geëvacueerd. Na de bevrijding bleek het huis in Arnhem door de bezetters te zijn leeggehaald en Dermoûts manuscript voor een roman verdwenen. Eind 1945 vernam ze tot overmaat van ramp dat haar zoon in een interneringskamp was gestorven. Dermoût begon aan een tweede versie van haar roman, maar die raakte in 1946 zoek bij een journaliste. Uiteindelijk meldde ze zich in 1949 met de derde versie en een pak korte verhalen bij de Arnhemse recensent Johan van der Woude, die de roman een jaar later wist onder te brengen bij uitgeverij Querido. Na veel aarzeling stemde ze ermee in dat het boek zou verschijnen onder de naam Maria Dermoût.

De roman, Nog pas gisteren, verscheen in 1951 en maakte van Maria Dermoût op slag een gevierd auteur. In 1952 kreeg ze er een prijs van de Jan Campertstichting voor. In hetzelfde jaar overleed haar man en vroeg de criticus Rob Nieuwenhuys haar om enige inmiddels in De Gids gepubliceerde korte verhalen te mogen opnemen in zijn bloemlezing Het Indonesische decor. Ze haalde hem over de titel van de bundel te wijzigen in: Het laat je niet los. Voor haar was Indië immers geen decor maar de wereld waar ze thuishoorde (Freriks, 207-208). Na een eigen verhalenbundel (1954) verscheen in 1955 haar grote roman De tienduizend dingen, vooral geïnspireerd op haar Ambonese jaren. Er volgden nog twee verhalenbundels. In 1958 kon ze een huis in Noordwijk kopen. Daar bracht ze haar laatste jaren door, afgewisseld met Zwitserse wintervakanties. Indië, inmiddels Indonesië, zag ze nooit terug. Maria Dermoût-Ingerman overleed in 1962 in Den Haag en werd begraven in Noordwijk.

Reputatie

Maria Dermoût liet een klein literair oeuvre na dat in 1956 in zijn geheel werd bekroond met de Culturele Prijs van de gemeente Arnhem en in 1958 met de Tollensprijs. In 1973 kenschetste Nieuwenhuys haar werkwijze als veeleer verbeeldend dan autobiografisch: ‘Herinnering en verbeelding schuiven in elkaar; natuur en mensen verwisselen van plaats of van gezicht, alleen de ervaringen zijn authentiek’. Hij hoorde in haar werk echo’s van de Indische verteltraditie die ze als kind zo goed kende (Oost-Indische Spiegel, 463, 465). In het buitenland zijn haar veel vertaalde en herdrukte boeken bijzonder goed ontvangen. Volgens het weekblad Time was The ten thousand things een van de tien beste boeken van 1958. In 1962 verscheen het voor het eerst in de prestigieuze reeks Penguin Classics.

De in Nederlands-Indische kring invloedrijke journalist Jan Boon (beter bekend als Tjalie Robinson) had moeite met Dermoûts tweede roman, Nog pas gisteren. Hij vond (in 1955) dat ze zich daarin ‘als volwassene [trachtte] uit te drukken in de taal van het kind’ (Schrijven met je vuisten, 111). Hij verweet haar ook (in 1973) dat ze haar ‘Indisch zijn niet [heeft] willen zien maar ze heeft ook niet de moed kunnen opbrengen om [het] te verloochenen’ (Idem, 322). Haar vaders familie woonde al sinds enige generaties in Indië, maar uit archiefonderzoek blijkt dat de familie Ingerman altijd beweerde ‘geen druppel Indisch bloed’ te hebben (Freriks, 304). Boon ijverde steeds voor een ‘authentieke’ Indische letterkunde – wat dat ook mocht zijn. Dermoûts eerste roman voldeed daaraan kennelijk, haar tweede niet.

In de literatuurkritiek van de generaties na Nieuwenhuys en Boon speelt dit soort ‘authenticiteit’ als criterium een veel geringere rol. Pamela Pattynama begint haar beschouwing in Schrijvende vrouwen (2010) met de openingszin van Dermoûts verhaal ‘De sirenen’ (1959): ‘Niet een man, een vrouw kocht de prauw…’ en ze roemt haar in Nederland unieke schrijfstijl, die werd gevoed door zowel haar eruditie als de orale vertelkunst. Ze ‘wist de verschillende draden van mythen, feitelijkheid en zintuiglijke waarneming geraffineerd door elkaar heen te weven’. Hoe Dermoût zich documenteerde, onder meer met archivalia en oude egodocumenten, is beschreven in de empathische biografieën van Van der Woude (1973) en Freriks (2006). Het nogal neerbuigende lemma over Dermoût in het Biografisch Woordenboek van Nederland steekt daarbij pover af.

Naslagwerken

BWN; Kritisch lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945; Oost-Indische Spiegel; Schrijvende vrouwen.

Archivalia

Letterkundig Museum, Den Haag: aantekeningen en brieven.

Publicaties

Verzameld werk (Amsterdam 2008; 7de druk).

Literatuur

  • J. van der Woude, Maria Dermoût. De vrouw en de schrijfster (Den Haag etc. 1973).
  • J. van den Berg e.a. red., In Indië geweest: Maria Dermoût, H.J. Friedericy, Beb Vuyk (Den Haag 1990).
  • G. Houtzager, Het een-én-het-ander, over ‘De tienduizend dingen’ van Maria Dermoût (Leiden 1991).
  • E.M. Beekman, ‘Maria Dermoût, 1888-1962: het instinct van ons hart’, in: Paradijzen van weleer. Koloniale literatuur uit Nederlands-Indië 1600-1950 (Amsterdam 1998) 477-502.
  • Kester Freriks, Geheim Indië: het leven van Maria Dermoût 1888-1962 (Amsterdam 2000).
  • F.M. Woudstra, Frits M. Woudstra, minister voor het vermaak der zinnen, in ‘Getemperd verdriet’: een beeldnovelle over Maria Dermoût (Amsterdam 2000).
  • C. Engelbrecht, Onder de gebroken spanten: kleine portretten uit het album Indië/Indonesië (Wassenaar 2002).
  • O. de Jong red., Oek de Jong leest Maria Dermoût (Amsterdam 2005).
  • Tjalie Robinson, Schrijven met je vuisten. Brieven van Tjalie Robinson, W. Willems ed. (Amsterdam 2009).
  • Kester Freriks, Een schrijver moet leren wachten, nooit ongeduldig zijn. Maria Dermoût, Nederlands-Indische schrijfster’, Nieuw Letterkundig Magazijn 31 (2012) nr. 1, 17-20.

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, 1914 (
Literatuurmuseum, Den Haag).

Auteur: Kees Kuiken (met dank aan Anna de Haas)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 864

laatst gewijzigd: 21/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.