© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Marijke Bruggeman, Isabella Charlotte van Nassau-Dietz, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/IsabellavanNassauDietz [13/01/2014]
ISABELLA CHARLOTTE van NASSAU-DIETZ (geb. Leeuwarden 22-1-1692 – gest. Dillenburg 18-9-1757), dochter van Hendrik Casimir II vorst van Nassau-Dietz (1657-1696), erfstadhouder van Friesland, stadhouder van Groningen en Drenthe, en Henriette Amalia van Anhalt-Dessau (1666-1726). Isabella Charlotte trouwde op 15-4-1725 op Oranienstein in Dietz met Christiaan vorst van Nassau-Dillenburg (1688-1739). Dit huwelijk bleef kinderloos.
Isabella Charlotte was het vijfde kind van het gezin, waarin negen kinderen geboren werden. Haar oudste broer overleed al jong, zodat ze met één oudere broer, drie oudere en drie jongere zusjes opgroeide. Haar vader overleed toen ze vier jaar oud was, waarna haar moeder regentes in Friesland werd namens haar broer, Johan Willem Friso (1687-1711).
Toen Johan Willem Friso in 1707 oud genoeg was om zelf de functie van stadhouder op zich te nemen, vertrok Isabella Charlotte met haar moeder en haar zes ongehuwde zusters naar Dietz. Daar woonden ze op slot Oranienstein, dat haar moeder had laten verbouwen. In 1725 trouwde ze er met Christiaan vorst van Nassau-Dillenburg. Ter gelegenheid van hun huwelijk componeerde een onbekende musicus een cantate. Over de financiële regelingen met betrekking tot het huwelijk waren er enige tijd problemen tussen haar echtgenoot en haar schoonzus Maria Louise van Hessen-Kassel en haar moeder en zussen.
Het echtpaar ging op het bergslot in Dillenburg wonen. Isabella Charlotte investeerde een deel van haar bruidsschat in de kopermijnbouw. Haar echtgenoot probeerde de mijnbouw, die sinds de Dertigjarige Oorlog in verval was geraakt, te stimuleren om zo extra inkomsten te verwerven. Hij wist Isabella zo ver te krijgen dat zij op de plek van een oude kopersmelterij in Nanzenbach een nieuwe liet inrichten. De werkzaamheden begonnen in 1726/1727 en in 1728 kon zij in bedrijf worden genomen. Weliswaar liet Isabella de smelterij bouwen, maar de grond was van haar echtgenoot. In 1728 werd het bedrijf haar eigendom door een gift van Christiaan. De smelterij werd Isabellenhütte genoemd. Ook nu nog is er een Isabellenhütte in Nanzenbach.
Na ernstige meningsverschillen met haar echtgenoot verliet Isabella Charlotte het bergslot en betrok het Untertor-Gebäude in de benedenstad dat zij in 1737 had laten verbouwen. Christiaan overleed in 1739 aan een hartaanval tijdens de jacht. Aangezien ze geen kinderen hadden en er ook geen broers of neven van Christiaan meer leefden, stierf de tak Nassau-Dillenburg met hem uit. Isabella Charlottes neef, Willem Carel Hendrik Friso vorst van Nassau-Dietz, de latere Willem IV, volgde Christiaan op.
Na de dood van haar man schreef Isabella Charlotte in september 1739 aan Willem dat zij hoopte in staat te worden gesteld een leven naar haar stand te kunnen blijven leiden. In november klaagde ze dat er nog niets voor haar was geregeld. Deze situatie duurde tot april 1740. Blijkbaar zijn er daarna regelingen getroffen. Ook in latere jaren stuurde ze verzoeken om betaling van rente en kapitalen uit haar douarie. Vanwege haar geldproblemen – die overigens ook met haar luxueuze levensstijl te maken hadden – had ze geregeld problemen met kooplieden die ongeduldig op betaling van hun rekeningen wachtten.
In 1734 had Isabella Charlotte ervoor gezorgd dat een hofje in Dillenburg, dat oorspronkelijk door Louise Henriette prinses van Oranje voor twaalf vrouwen was gesticht, kon blijven bestaan. In een testament dat ze in mei 1735 liet opstellen, bepaalde ze dat het Armen- en Wezenhuis in Dillenburg tweeduizend florijnen zou ontvangen en ‘ons weduwengesticht’ eenzelfde bedrag. Ook de stadskerken van Dillenburg en Herborn kregen een legaat, van respectievelijk tweehonderd en driehonderd florijnen.
In 1750 kreeg de beeldhouwer Johann Georg Freytag opdracht een marmeren sarcofaag te maken voor een ‘hoog vorstelijk persoon’. Dat deze voor Isabella Charlotte bestemd was, werd er niet bij gezegd. De sarcofaag was in 1751 gereed. In dat jaar schreef zij aan Willem Carel Hendrik Friso dat zij in die sarcofaag in Herborn wilde worden bijgezet, en ze legde de ceremonie voor haar begrafenis vast. Op 18 september 1757 overleed Isabella Charlotte en op 3 oktober werd zij volgens de door haar bepaalde ceremonie overgebracht naar Herborn. Daar werd zij in de kerk bijgezet in haar sarcofaag.
Naslagwerken
Dek Nass.; Van Ditzhuyzen; Oranje-Nassau van A tot Z.
Archivalia
Koninklijk Huisarchief, Den Haag: Archief Willem IV, inv. nr. 172. Archief dochters Hendrik Casimir II, inv. nrs. 24, 26, 28, 29.
Literatuur
- Hans-Jürgen Pletz-Krehahn, ‘Fürstliche Unternehmerin riskierte ihr Geld und erbaute in Dillenburg eine Kupferhütte’, Heimatsjahrbuch für den Lahn-Dill-Kreis (1993) 245-251.
- Ernst Heusler, ‘Theodor Heusler aus Basel (1696-1757) und die Anfänge der Isabellenhütte bei Dillenburg’, Nassauische Annalen. Jahrbuch des Vereins für Nassauische Altertumskunde und Geschichtsforschung 107 (1996) 141-148.
- Heinrich Graffmann, ‘Wer war Isabella Charlotte?’, Mitteilungsblatt des Geschichtsvereins Herborn 44/45 (1996/97) 68-83.
Illustratie
Portret, toegeschreven aan Louis (wellicht Jan) Volders (Museum Wilhelmsturm, Dillenburg).
Auteur: Marijke Bruggeman
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.