© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Anneke Nolet, Jakobs, Rose, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Jakobs [20/11/2017]
JAKOBS, Rose (geb. Oldenburg, Duitsland 4-5-1925 – gest. Berg en Dal 2-10-1944), onderduikster die dagboek schreef. Dochter van Aron Jakobs (1898-1980), veehandelaar, en Frieda de Vries (1900-1968). Rose Jakobs bleef ongehuwd.
Rose Jakobs groeide op in een traditioneel Joods gezin in Oldenburg (Duitsland), als oudste in een gezin van vier: Martin was haar tweelingbroer (gest. 1996). Na hen kwamen nog Edith (1927-2009) en Bert (geb. 1934). Ook Arons broer Sam woonde daar met vrouw en drie kinderen. De gezinnen trokken intensief met elkaar op. In februari 1938 vluchtten beide gezinnen naar Nederland. Ze vestigden zich in Nijmegen. Omdat die stad bij nader inzien toch wel erg dicht bij de Duitse grens lag trokken ze in maart 1940 meer landinwaarts, naar Den Bosch. Daar had Rose net de derde klas van de hbs op de provisorisch ingerichte school voor Joodse kinderen afgemaakt – ‘gewone’ scholen waren voor Joden verboden – toen de beide gezinnen in augustus 1942 besloten onder te duiken. Ze wisten dat ze daarvoor moesten betalen en hadden daarvoor voorzorgsmaatregelen getroffen. Rose zat eerst met het gezin van haar oom ondergedoken in een groot herenhuis in Nijmegen terwijl haar ouders, Edith en Bert onderdak vonden in het nabijgelegen Beek en Martin bij buren in Den Bosch. In drie schoolschriften hield Rose van 30 augustus 1942 tot 1 oktober 1944 een dagboek bij. De schriften hebben 53 jaar bij haar zus Edith in de kast gelegen. In 1999 heeft zij ze laten uitgeven onder de titel De roos die nooit bloeide.
Onderduik
Het dagboek van Rose Jakobs laat zien hoe het leven eruitzag van een meisje van zeventien in de onderduik. Benauwend waren vooral de momenten dat er beneden bezoek was, soms zelfs van een Duitse soldaat die een praatje kwam maken. Dan moesten de onderduikers in bed blijven en stil zijn. Ook de werkster van de familie wist van niets. ‘De twee woorden die bij ons het meest gebruikt worden, zijn “sssjt” en “pardon” of “sorry”. Anders zeggen we haast niets’, schreef Rose op 26 december 1942 in haar dagboek. Het was een gekooid leven. Ze verlangde naar buitenlucht, het terugzien van haar ouders en vooral naar vrede. Na verloop van tijd nam de ergernis toe jegens de familie die hen onderdak verleende: Rose wist dat ze dankbaar moest zijn, maar vond dat zij te weinig rekening hielden met hun onderduikers. Ze vond het niet erg dat ze als dienstmeisje werd ingezet maar wel dat ze uiteindelijk nauwelijks geduld werd. Naarmate de oorlog langer duurde, hadden de onderduikers ook steeds meer te lijden onder honger en kou.
In augustus 1943 werd Rose ernstig ziek. Ze bleek roodvonk te hebben, een ziekte die ze pas in oktober te boven kwam. Intussen waren de verhoudingen met de huisgenoten zo onder spanning komen te staan dat zij en haar familie moesten vertrekken. Rose mocht tot haar grote vreugde naar haar ouders in Beek, iets wat ze omschrijft als ‘thuiskomen’. Toch blijft wanhoop de boventoon voeren in haar dagboek: op 3 mei, een dag voor haar verjaardag, schreef ze dat ze als cadeau een bom wenst omdat er toch nooit vrede komt. In het najaar was er even een sprankje hoop toen op 17 september 1944 operatie Market Garden begon en er rond Beek hevig werd gevochten. Even werden er Amerikanen gezien, maar het was van korte duur. Op 29 september beschreef ze haar ontgoocheling toen de SS-troepen een dag later alweer oprukten in Beek. Op 1 oktober meldde ze dat ze zich schuilhield in een kelder in het hoger gelegen Berg en Dal, middenin het front. Dat is de laatste bladzijde van het dagboek. Een dag later, zo schrijft zus Edith in een nawoord, staken Rose en zij vanuit hun huis over naar de Eerste Hulp-post, waar ze elke dag meehielpen bij de verpleging van hun gewonde bevrijders. Op dat moment werd Rose dodelijk getroffen door een splinterbom. Edith begroef haar in het bos. Na de oorlog is Rose herbegraven op de joodse begraafplaats van Nijmegen. De overige leden van het gezin Jakobs hebben de oorlog overleefd.
Betekenis
In haar dagboek beschrijft Rose Jakobs indringend hoe zij als onderduikster permanent de dreiging voelde van ontdekt of weggestuurd te worden en hoe fnuikend dat is voor het vertrouwen in de goede afloop.
Archivalia
Regionaal Archief Nijmegen: persoonskaarten Rose Jakobs, Aron Jakobs en Frieda de Vries; adresboeken Nijmegen, 1938-1948.
Publicatie
De roos die nooit bloeide. Dagboek van een onderduikster, 1942-1944, Edith Samuel-Jakobs ed. (Amsterdam 1999).
Literatuur
- Meyer Enno, ‘Die Jahre 1933 in der Stadt Oldenburg i.o. ansässigen jüdischen Familien, Herkunft, berufliche Gliederung, späteres Schicksal’, Oldenburger Jahrbuch 71 (1971) 31-78.
- Goertz Dieter, Juden in Oldenburg, 1930-1938 (Oldenburg 1988).
- Anneke Nolet, ‘Onderduiken in Nijmegen. De dilemma’s van de gezinnen Jakobs en Hinrichs’, Jaarboek Numaga (2017) 139-161.
Illustratie
Portretfoto, 1942 (uit: De roos die nooit bloeide).
Auteur: Anneke Nolet
laatst gewijzigd: 20/11/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.