© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Els Kloek, Jans, Meynarda, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/JansM [13/01/2014]
JANS, Meynarda (geb. Enkhuizen ? – begr. Amsterdam 29-7-1667), dichteres. Ze ging op 15-8-1649 in Rotterdam in ondertrouw met Adriaan Hendriksz. Verboom (1627-1673), schilder. Het huwelijk bleef voorzover bekend kinderloos.
Meynarda Verboom publiceerde in 1664 haar Pleyt voor onse moeder Eva, een reactie op Vondels treurspel Adam in ballingschap, waarin ze de grote dichter bekritiseert omdat hij de schuld van de zondeval naar haar smaak te eenzijdig bij Eva legt. Ze was al bezig met deze stof toen Vondels treurspel verscheen, zo verklaart ze in de inleiding op haar 296-regelige gedicht. Haar Pleyt moet worden beschouwd als een bijdrage aan de ‘querelle des femmes’, het literaire spel over de vraag welke sekse de andere overtrof en waarvoor men putte uit bijbelse en klassieke verhalen. Opmerkelijk aan Verbooms bijdrage is dat haar kritiek zich alleen op Vondel richt, die ze afdoet als een oude man die vrouwen minacht: ‘Of meent hij met zijn pen de vrouwen te verbluffen?/ Maar neen, de man wordt oud en raakt misschien aan ’t suffen’. Kort gezegd komt haar redenering erop neer dat de man heerst over zijn vrouw, en dat het daarom niet eerlijk is om Eva alle schuld te geven. In de Bijbel staat dat de man ‘een heer is van de vrouw’, en dat zal geen vrouw ontkennen, aldus Verboom. Maar nergens staat dat ze zijn slavin was.
Over de persoon die schuilgaat achter deze Meynarda Verboom was tot voor kort helemaal niets bekend: ‘Als uit het niets duikt Meynarda Verboom ineens op met een pleidooi voor Eva’, aldus Riet Schenkeveld-van der Dussen (Lauwerkrans). Behalve Pleyt voor onse moeder Eva is nog slechts één werk van haar bekend: in de tweede druk van Notarius publicus, ofte inleydinge tot een openbaren beampt-schrijver (Rotterdam 1671) staat een lofdicht van haar hand op de auteur, geschreven in 1666. Het is goed mogelijk dat ze via haar man de auteur kende, want in dit handboek voor notarissen waren ook enkele deducties van François Verboom opgenomen.
Dankzij de bijzonderheid van haar voornaam is Meynarda Verboom niettemin te traceren. Als Meynoutje Jans, jongedochter afkomstig uit Enkhuizen, trouwde ze in 1649 met de Rotterdamse kunstschilder Adriaan Hendriksz. Verboom. Waarschijnlijk heeft het paar een deel van hun huwelijksleven in Amsterdam gewoond, want Jan Sysmus noemt haar man in zijn schilderregister van 1666 ‘de Amsterdammer’, ter onderscheiding van zijn – in Rotterdam gebleven – broer Willem. Over kinderen is niets bekend, en toen de echtelieden op 26 juli 1667 hun testament lieten opmaken, was het paar kinderloos: zij wezen elkaar aan als universeel erfgenaam. Het echtpaar woonde op dat moment in Amsterdam, ‘op de kamer boven sr. Daniel Pinto, op de hoek van de St. Anthonius Sluis’. Dat is een interessant adres: tot circa mei 1658 was Rembrandt de directe buurman geweest van Daniël Pinto. Of het echtpaar Verboom toen ook al bij Pinto in huis woonde, is onbekend. De notaris noteerde dat Adriaan Verboom gezond was, maar dat zijn vrouw ziek te bed lag. Van familieleden werd alleen Adriaans moeder (zonder naam) genoemd: als Verboom eerder stierf, zou zij haar legitieme portie ontvangen. Twee dagen later werd de begrafenis van Meynarda Jans, huisvrouw van Adriaan Verboom, opgetekend. Ze werd voor vijftien gulden begraven in de Oudezijdskapel. Haar echtgenoot moet na haar dood naar Rotterdam zijn teruggekeerd. Adriaan Verboom stierf in april 1673. Op 26 april 1673 werd hij vanuit het huis van Willem Dircksse in Nieuwe Vogelenzang begraven.
Jacob van Lennep was de eerste die aandacht schonk aan Meynarda Verboom. In zijn uitgave van de werken van Vondel noemt hij haar een verdedigster van de emancipatie der vrouwen, hetgeen hem de verzuchting ontlokte: ‘Er is niets nieuws onder de zon’. Toen Unger tussen 1888 en 1893 Van Lenneps uitgave van Vondel opnieuw uitbracht, moest hij melden dat hij de tekst van Meynarda Verboom niet had kunnen opsporen. Pas sinds het verschijnen van de Lauwerkrans figureert Meynarda Verboom in de literatuurgeschiedenis. Schenkeveld-van der Dussen prijst haar als een ‘scherpzinnig criticus’ van Vondel. Ze bestreed hem met zijn eigen wapen: trouw aan wat Gods boek zegt (Lauwerkrans). Vondels biograaf Piet Calis noemt Verboom een ‘onafhankelijke geest’.
Naslagwerken
Lauwerkrans.
Archivalia
- Stadsarchief Amsterdam: DTB, Begraven 1063, p. 97, 29-7-1667. Toegang 5075 (Notarieel Archief), inv. nr. 3127B (not. H. Rosa), 26-7-1667.
- Gemeentearchief Rotterdam: DTB, Trouwen gereformeerd, 15-8-1649; Inv. 44, Begraven, 16-4-1673.
Publicaties
- Meynarda Verboom, Pleyt voor onse eerste moeder. Eva tegens Joost van de Vondels treurspel aller treurspelen. Van Adam in ballingschap (Amsterdam 1664) [ex. in Koninklijke Bibliotheek].
- ‘Aen Adriaen van Aller, notaris binnen Rotterdam’, in: Adriaen van Aller, Inleydinge tot een openbaren Beampt-schryver (Rotterdam 1671).
Literatuur
- De werken van Vondel, Jacob van Lennep ed., deel 10 (Amsterdam 1865) 458.
- A. Bredius, ‘Het schildersregister van Jan Sysmus, stadsdoctor van Amsterdam’, Oud-Holland 8 (1890) 1-17, aldaar 3 [‘Amsterdammer’ Verboom].
- Piet Calis, Vondel. Het verhaal van zijn leven (1587-1679) (Amsterdam 2008) 334.
Illustratie
Titelpagina van Meynarda Verboom, Pleyt voor onse moeder Eva, 1664 (UB, UvA).
Auteur: Els Kloek
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 281
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.