© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Annemarie Kloosterman, Mattanja Schwencke, Kamphuis, Marie, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Kamphuis [23/01/2015]
KAMPHUIS, Marie (geb. Zwolle 23-10-1907 – gest. Haren 9-1-2004), grondlegster van het professioneel maatschappelijk werk. Dochter van Jan Willem Kamphuis (1880-1954), ondernemer, en Hermanna Christina Treep (1881-1967). Marie Kamphuis bleef ongehuwd.
Marie Kamphuis groeide op in een gereformeerd gezin met drie broers – Gerrit, Herman Gerrit, Jan Willem – en haar tweelingzus, Jopie. Haar vader was directeur van een familiebedrijf in bouwmaterialen. In het gezin Kamphuis was veel belangstelling voor cultuur (vooral muziek en literatuur) – Marie schreef al in haar jeugd gedichten. Daarnaast werd sociale hulpvaardigheid gestimuleerd, gebaseerd op hun gereformeerd christelijke overtuiging.
Na de Christelijke mulo en de Christelijke hbs in Zwolle werden de zusjes Kamphuis in 1923 door hun ouders naar verschillende meisjespensionaten gestuurd: Jopie naar Zetten, Marie naar de Opleidingsschool voor Christelijk-Maatschappelijke Arbeid in Amsterdam. Een jaar later stierf Jopie aan een ernstige griep. Zowel de scheiding van haar tweelingzus als haar vroegtijdig overlijden heeft Marie als zeer traumatisch ervaren.
In 1926, na het afronden van de Opleidingsschool, keerde Marie terug naar haar ouderlijk huis. Omdat haar moeder een zwakke gezondheid had, nam zij de zorg voor haar twee jongere broers op zich. De relatie met haar zeer godsdienstige moeder veroorzaakte spanningen die uiteindelijk zo hoog opliepen, dat Marie Kamphuis in 1928 in een verloving vluchtte – onduidelijk is wie dat is geweest, maar vermoedelijk de theoloog Jo(hannes) Kapteyn. In 1932 besloot het verloofde paar niet met elkaar verder te gaan.
Maatschappelijk werk
Na het verbreken van de verloving begon Marie Kamphuis aan de opleiding tot maatschappelijk werkster aan het Centraal Instituut voor Christelijke Sociale Arbeid (CICSA) in Amsterdam. In 1935 rondde ze de opleiding af en aanvaardde een baan als medewerkster van het Instituut voor Jeugd en Ontwikkelingswerk bij de Centrale Vereniging voor de Opbouw van Drenthe te Assen. Daar werkte ze met de allerarmsten van de bevolking. Twee jaar later werd ze teruggevraagd bij de CICSA, als leidster praktisch werk. Haar functie werd na anderhalf jaar omgezet in die van adjunct-directrice.
Uit brieven blijkt dat Marie Kamphuis in 1940 besloot de ariërverklaring, die door de bezetters verplicht gesteld werd, niet te tekenen. Voor zover dat kon, werkte ze door. Samen met enkele leerkrachten en leerlingen probeerde zij getroffen slachtoffers te helpen. In 1943 startte ze – ondergronds en zonder financiële steun van de overheid – een dependance van de CICSA in Groningen, waarvan ze zelf directrice werd. Direct na de oorlog werd Marie Kamphuis door het Militair Gezag ingezet bij het opvangen van gerepatrieerden in Groningen. Het ging vooral om zoekgeraakte kinderen en kinderen van geïnterneerde NSB-ers. Zij kreeg daarvoor de functie van reserve-tweede luitenant voor speciale diensten bij het Vrijwillig Vrouwen Hulp Korps. Vijf maanden deed zij dit werk. Daarna ging zij weer verder met haar werk op de CICSA Groningen, die ze in 1958 zou uitbouwen tot de Academie voor Sociale en Culturele Arbeid (ASCA). Daarmee verdween de verwijzing naar het christendom uit de naam van de school. Naar Kamphuis’ mening bleef de christelijke hulpverlening te veel een kwestie van het spreekwoordelijke pannetje soep. Zij stond voor professionaliteit en methodiek op wetenschappelijke basis.
Marie Kamphuis verbleef in 1947 aan de New York School of Social Work, waar ze een nieuwe werkmethode leerde kennen: het ‘social casework’. Terug in Nederland probeerde zij de opgedane kennis in de opleiding door te voeren: geen ‘bevoogdende armenzorg’ meer, maar individuele hulpverlening (‘casussen’), en opleiden tot een beroep. Hulpbehoevenden werden ‘cliënten’ die moesten leren om hun problemen zelfstandig op te lossen. En de maatschappelijk werkster diende de eigen moraal los te laten en een open gesprek aan te gaan. Zij moest niet alleen inzicht krijgen in het functioneren van de cliënten, maar ook in zichzelf.
Hoewel Kamphuis niet de enige was die deze manier van werken voorstond, was ze wel het meest invloedrijk in haar tijd. Zij had contacten in de academische wereld, ondernam veel buitenlandse reizen, zat in een groot aantal besturen, raden en redacties en schreef artikelen en boeken, waaronder het standaardwerk van die tijd: Wat is Social Casework : een eerste inleiding (1950), decennialang hét standaardwerk voor de opleiding voor maatschappelijk werk. In dit boek, dat elf drukken haalde, benadrukt ze de zelfredzaamheid van de mens.
Halverwege de jaren zestig veranderde het klimaat op de sociale academies: de persoonlijke ontwikkeling van de studenten werd belangrijker dan het methodiekonderwijs. Kamphuis kon zich niet in alle nieuwe inzichten vinden. Omdat ze bovendien kampte met gezondheidsproblemen, ging ze in 1970 vervroegd met pensioen. Wel bleef ze tot 1981 docent en supervisor bij opleidingen op maatschappelijk gebied.
Nevenactiviteiten
In 1945 was Marie Kamphuis overgestapt naar de Hervormde Kerk. Zij zette zich in voor de verbetering van de positie van vrouwen in de kerk, onder meer met de ‘bende van vier’, een groep Groningse vrouwen. Ook was ze tot 1996 actief binnen de feministisch theologische beweging. Samen met drie andere vrouwen werkte zij aan de bundel Eva’s lied, als tegenhanger voor het Liedboek der Kerken. Een van haar gedichten werd in het feministische liedboek opgenomen. Haar andere gedichten (onder het pseudoniem Frederike van der Vegte) zijn nooit gepubliceerd, op een enkel gedicht na.
Begin jaren ’50 gaf Marie Kamphuis als eerste vrouw een lezing voor de Rotary in Groningen. Vanaf 1950 vervulde ze verschillende gastdocentschappen in binnen- en buitenland, onder andere in Duitsland en Zuid-Afrika (1962). In de jaren ’60 was ze bovendien docent aan het International Institute of Social Studies in Den Haag. In 1960 werd Marie Kamphuis benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en in 1975 kreeg zij de erepenning van de stad Groningen.
Vanaf 1990 werd de gezondheid van Marie Kamphuis steeds slechter. Begin 2001 werd zij opgenomen in Huize Westerholm, een zorgcentrum in Haren, waar zij op 9 januari 2004 overleed.
Reputatie
Marie Kamphuis geldt als dé grondlegster van het professionele maatschappelijk werk in naoorlogs Nederland. Haar naam leeft voort in de in 1989 opgerichte Marie Kamphuisstichting, die – geheel in lijn met haar werk – wetenschappelijk onderzoek op het terrein van het maatschappelijk werk stimuleert. De stichting financiert een bijzondere leerstoel Grondslagen van het Maatschappelijk Werk aan de Universiteit Utrecht, organiseert de tweejaarlijkse Marie Kamphuislezing en kent elke twee jaar de Marie Kamphuisprijs toe aan personen of instellingen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op het terrein van het maatschappelijk werk.
Archivalia
Atria, Amsterdam: archief van Marie Kamphuis.
Publicaties
- [met J. Boer en A.C.C. Nijhoff], Maatschappelijk werk op het platteland. Enkele aspecten [...] (Alphen aan den Rijn 1949).
- Wat is social casework?. Een eerste inleiding (Alphen aan den Rijn 1950).
- [e.a.], Helpen als ambacht. Studies over maatschappelijk werk (Baarn 1951).
- Vaart en tucht (Lochem 1958).
- De 'eigen identiteit' van het maatschappelijk werk (Groningen 1960).
- Nieuwe wegen in het werk met probleemgezinnen. Het casework-experiment in het Family Centered Project in St. Paul (Alphen aan den Rijn 1963).
- Sociale actie nu?! Rede uitgesproken op 29 april 1970 ter gelegenheid van het afscheid van de Academie voor Sociale en Culturele Arbeid te Groningen (Lochem 1970).
- Uit de voorgeschiedenis van het 'helpen als ambacht' (Baarn 1972).
- Kijken in de spiegel van het verleden. Maatschappelijk werk in historisch perspectief. De oorspronkelijke memoires van Marie Kamphuis, met actuele kanttekeningen, Nel Jagt en Berteke Waaldijk ed. (Houten 2007 [oorspr. 1986]).
- Nel Jagt, Marie Kamphuis. Interview met een pionier van het maatschappelijk werk (Utrecht 1990).
- Berteke Waaldijk, Jaap van der Stel en Geert van der Laan red., Honderd jaar sociale arbeid. Portretten en praktijken uit de geschiedenis van het maatschappelijk werk (Assen 1999).
- Ditje Reudink, Inventaris van het archief van Marie Kamphuis 1907-2004 (Amsterdam 2007).
- Site van de Marie Kamphuis Stichting
Illustratie
Portret, door Elmer Spaargaren, 1985 (Marie Kamphuis Archief, Utrecht).Auteur: Annemarie Kloosterman / Mattanja Schwencke
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 919
laatst gewijzigd: 23/01/2015
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.