Kuyper, Elisabeth Lamina Johanna (1877-1953)

 
English | Nederlands

KUYPER, Elisabeth Lamina Johanna (geb. Amsterdam 13-9-1877 – gest. Viganello, Zwitserland 26-2-1953), componiste en dirigente. Dochter van Joannes Kuyper (1846-1907) winkelier, later gemeenteambtenaar, en Elisabeth Johanna Frederika Robin (1852-1919), winkelierster. Elisabeth Kuyper bleef ongehuwd.

Elisabeth (Lize) Kuyper werd geboren als oudste in een middenstandsgezin in de Amsterdamse Jordaan. Haar vader had voor zijn huwelijk als kantoorbediende gewerkt in Guinea, haar moeder kwam uit Ermelo – ze trouwden toen hij net terug was uit Afrika en zij zwanger was van Lize. Tot Lizes zevende woonde het gezin in de Tichelstraat (nr. 42), erna in een hofje aan de Westerstraat (nr. 232d). De ouders dreven een manufacturenzaak, maar deze werd opgeheven wegens ziekte van de moeder. De vader vond een betrekking bij de gemeentelijke dienst voor bedrijfsbelasting. Een jonger zusje Johanna Maria (1881-1884) stierf jong, en zo groeide Lize op met alleen een broer: Eduard (1884-1958).

Piano en compositie

Veel geld was er niet, maar er was wel een Pleyel-piano in huize Kuyper, en Lize kreeg pianolessen vanaf haar zesde. Na een jaar verklaarde de pianoleraar dat hij haar niets meer kon leren. Vanaf haar twaalfde zat Lize op de muziekschool van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, waar ze les kreeg van onder anderen Frans Coenen. Ook volgde ze compositielessen bij Louis Coenen. Uit haar bewaard gebleven poëziealbum blijkt dat haar docenten zeer tevreden over haar waren. In 1895 studeerde ze ‘met onderscheiding’ af – ze was toen zeventien jaar oud. In diezelfde tijd moet in Amsterdam haar eerste compositie zijn uitgevoerd, aldus Kuyper in haar autobiografie (1927). Het was de opera Een vrolijke episode uit het Nederlandsche volksleven en het libretto was van dominee Jacob Anton Tours, directeur van Volkshuis Ons Huis in de Rozenstraat – het werk is slechts in manuscript bewaard gebleven.

Na aanvullende lessen bij componist Daniël de Lange verhuisde Lize Kuyper in 1896 met financiële steun van Tours naar Berlijn om verder te studeren aan de Königliche Hochschule für Musik und Darstellende Kunst, toen geleid door de beroemde violist Joseph Joachim. Ze werd er leerling van Karl Heinrich Barth, een weinig inspirerende pianoleraar bij wie ze haar opleiding in 1900 afsloot. Een jaar later werd ze toegelaten tot de Meisterschule für Komposition van Max Bruch. Ze was de eerste vrouw op deze opleiding, en ze was zeer productief. In 1901 componeerde ze haar Eerste Vioolsonate, die in 1902 in Nijmegen haar première beleefde. De recensenten waren verdeeld: de componiste werd creatief en veelbelovend genoemd, maar ze was nog te onervaren en moduleerde te veel (Jeths en Lelieveldt, 89-90). Niet veel later schreef ze een Ballade voor cello en orkest, die Max Bruch in 1903 dirigeerde, en in 1905 voltooide ze haar Serenade voor orkest, die ook onder leiding van Bruch in première ging. De ontvangst was positief, en al een half jaar later werd de Serenade in de Scheveningse Kurzaal uitgevoerd door het Berlijns Philharmonisch Orkest. Zelf dirigeerde Kuyper in 1909 haar Ballade voor cello en orkest in Stettin. Het stuk werd in 1912 in het Amsterdamse Concertgebouw uitgevoerd, waar het een matte ontvangst kreeg.

Om in haar onderhoud te voorzien kreeg Kuyper intussen van haar ouders een toelage van zes gulden per week. Dat was onvoldoende om van te leven, en daarom had ze na voltooiing van de meesterklas een drukke lespraktijk. Zo kwam ze slecht toe aan componeren. Op voorspraak van Daniël de Lange, Max Bruch en Joseph Joachim ontving ze in 1905 een stipendium van de Staat der Nederlanden. Later dat jaar reikte de Felix Mendelssohn-Bartholdy Stiftung de prestigieuze prijs voor talentvolle componisten aan haar uit. Elisabeth Kuyper was de eerste vrouw die deze prijs (1500 mark) won. In 1907 componeerde ze haar virtuoze Vioolconcert in b-klein, dat het jaar erop in Berlijn in première ging en al snel erna ook in Nederland was te horen. Het stuk werd juichend ontvangen (een ‘zeer knap gebouwd, krachtig’ werk, aldus het Weekblad voor Muziek 1909, 314). Het zou haar bekendste werk worden.

In 1908 kreeg Kuyper een baan als lerares theorie en compositie aan de Berlijnse Hochschule für Musik – opnieuw was ze de eerste vrouw. Ze werd Pruisisch staatsburger omdat dat een vereiste was voor een vaste aanstelling. Haar contacten met Nederland hield ze in stand door recensies te schrijven voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Met de Nederlandse componiste Cornelie van Oosterzee, die ook in Berlijn zat en voor Het Handelsblad en Caecilia schreef, was de relatie moeizaam. Waarschijnlijk zagen zij elkaar als concurrenten.

‘Die Frau als Dirigentin’

Rond 1908 werd Kuyper ook actief in de vrouwenbeweging. Ze sloot zich aan bij de Deutscher Lyceum Club, een vereniging van dames uit de betere standen die zich vooral cultureel manifesteerde. Voor de dames met muzikale kwaliteiten richtte Kuyper in 1909 het professionele koor Sängerinnen-Vereinigung des Deutschen Lyceum Clubs op. Bij een optreden in 1910 werd ook haar pianotrio uitgevoerd, met Kuyper zelf achter de piano. Datzelfde jaar werd ze dirigente van het Berliner Tonkünstlerinnen Orchester, door haarzelf opgericht omdat vrouwelijke musici tot de bestaande symfonie-orkesten niet werden toegelaten. Het orkest trad onder meer op in arbeiderswijken en op bijeenkomsten van de vrouwenbeweging. Zo speelde het drie keer op de tentoonstelling Die Frau in Haus und Beruf (1912), met op 17 maart onder het motto ‘Die Frau als Dirigentin’ onder meer de door Kuyper gecomponeerde Festkantate voor vrouwenkoor. Het vrouwenorkest van Kuyper had succes, de recensies waren lovend en de concerten werden druk bezocht, maar bij gebrek aan subsidies en sponsors moest Kuyper er na twee jaar mee stoppen. Niet lang hierna ging haar initiatief ter ziele.

In 1913 was Kuyper als componiste en dirigente aanwezig op de tentoonstelling De vrouw 1813-1913 in Amsterdam. Haar partituren werden er geëxposeerd en haar werk werd uitgevoerd – zo werd de tentoonstelling afgesloten met een uitvoering van haar Festkantate door een speciaal daarvoor in het leven geroepen damesorkest en -koor. In Berlijn bleef Lize Kuyper lesgeven aan de Hochschule, maar ze had last van intriges. Ook kreeg ze na afloop van de Eerste Wereldoorlog financiële problemen als gevolg van de snelle geldontwaarding. In 1919 werd ze ziek en toen ze in 1920 vanwege de dood van haar moeder haar ziekteverlof had verlengd, werd ze in haar afwezigheid ontslagen. Ze zag dat bijna als een opluchting, want nu kreeg ze weer tijd om te componeren. In deze jaren werkte ze met Frederik van Eeden aan twee muziektheaterprojecten die waarschijnlijk op een mislukking zijn uitgelopen – afgezien van één lied is er niets van teruggevonden. Hiernaast componeerde ze haar Tweede vioolsonate en haar Eerste symfonie.

Intussen was Kuyper ook weer gaan dirigeren. In 1922 trad ze tijdens de conferentie van de Internationale Vrouwenraad in Den Haag op met een vrouwenorkest en werd erna uitgenodigd om datzelfde te doen in Londen. Ze verhuisde in 1923 naar Londen en richtte er opnieuw een vrouwenorkest (London Women’s Symphony Orchestra) op, maar ook hier liep het vast op geldtekort. Omdat de middelen in de VS ruimer zouden zijn, probeerde ze het nog in New York, waar ze in 1924-25 leiding gaf aan The American Women’s Symphony Orchestra. Ze speelde er onder meer haar compositie Dreams on the Hudson waltz, opgedragen aan de vrouwen van Amerika. Toen er weer financiële problemen opdoemden, keerde ze terug naar Europa om op krachten te komen – ze was volkomen gedesillusioneerd.

Laatste jaren

In de jaren 1926-1939 woonde Kuyper afwisselend in Berlijn en op diverse plaatsen in Zwitserland. In 1927 schreef ze – inmiddels vijftig jaar oud – haar autobiografische notities ‘Mein Lebensweg’. Een jaar later componeerde ze voor piano haar Serenata Ticinese. In 1939 vestigde ze zich in Muzzano bij Lugano, maar ze kreeg geen werkvergunning. Door haar diabetes kon ze ook nauwelijks werken en ze kwam in financiële problemen. Haar Berlijnse pensioen werd niet meer uitbetaald en bovendien werd haar muziek nergens uitgegeven of gespeeld. Pas na 1947 kreeg ze af en toe weer opdrachten om te dirigeren.

Op 26 februari 1953 stierf Elisabeth Kuyper, 75 jaar oud, in het ziekenhuis van het dichtbij Muzzano gelegen Viganello aan de gevolgen van roetvergiftiging, veroorzaakt door een defecte petroleumkachel in haar huis. Haar persoonlijke documenten en manuscripten bleven bewaard, maar een deel van haar werk is verloren gegaan.

Betekenis

In haar jonge jaren gold Elisabeth Kuyper als een veelbelovend pianiste, componiste en dirigente, maar als vrouw in een door mannen gedomineerde wereld ondervond ze veel tegenwerking. De door haar opgerichte vrouwenorkesten – steeds succesvol – liepen stuk op gebrek aan financiële en morele steun. Al tijdens haar leven raakte haar muziek in de vergetelheid, onder meer omdat deze te traditioneel zou zijn. Ook zijzelf werd door de Nederlandse kritiek bijna helemaal vergeten: alleen het Algemeen Handelsblad (20-3-1953) plaatste een klein berichtje over de dood van deze ooit zo beroemde componiste/dirigente, die de laatste twintig jaar om gezondheidsredenen een teruggetrokken bestaan in Zwitserland had geleid. Pas vanaf 1990 is er weer sprake van enige belangstelling, mede dankzij het feit dat een deel van haar werk in Muzzano werd teruggevonden (Jeths, 1990). Tegenwoordig wordt haar werk weer uitgevoerd. In 1991 werden haar liederen uitgebracht op CD, in 2014 haar Eerste vioolsonate en haar Vioolconcert. Op 2 oktober 2016 is het Alba Rosa Viva!-festival gewijd aan Lize Kuyper.

Publicatie

‘Mein Lebensweg’ (1926), in: E. Kern red., Führende Frauen Europas, deel 1 (München 1928) 214-227 [herdrukt in: E. Rieger red., Frau und Musik (Frankfurt am Main 1980) 139-149].

Werk

Voor een overzicht, zie Jeths en Lelieveld (1991) 116-118.

Opnames

  • Zischen dir und mir – Liederen voor sopraan en piano, op. 17 [CD met sopraan Rachel Ann Morgan en pianist Fans van Ruth].
  • Kuyper – Rediscovering a Dutch master [CD met Eerste vioolsonate en Vioolconcert, gespeeld door violiste Aleksandra Maslovaric, pianiste Tamara Rumiantsev en het Brno Philharmonic olv Mikel Toms].

Literatuur

  • Susanne Winterfeldt, ‘Elisabeth Kuyper. Eine holländische Dirigentin und Komponistin in Berlin’, in: B. Brand e.a. red., Komponistinnen in Berlin (Berlijn 1987) 220-242.
  • Susanne Winterfeldt, ‘Elisabeth Kuyper’, in: B. Sonntag en R. Matthei red., Annäherungen an sieben Komponisten, Band 3 (Kassel 1987).
  • Willem Jeths, Elisabeth Kuyper. Leven en werk (Amsterdam 1990) [doctoraalscriptie UvA].
  • Willem Jeths en Philomeen Lelieveldt, ‘Elisabeth Kuyper’, in: Helen Metzelaar e.a. red., Zes vrouwelijke componisten (Zutphen 1991) 85-118 en 237-240.

Illustraties

Auteur: Willem Jeths

 

laatst gewijzigd: 09/06/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.