© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Inge de Wilde, Lacet, Carolina, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Lacet [21/08/2017]
LACET, Carolina (geb. Haarlem 27-7-1856 – gest. Utrecht 3-3-1920), naaister, dienstbode, feministe en vrijdenkster. Dochter van Karel Lacet (1818-1911), kleermaker, en Elizabeth Kloos (1818-1888). Carolina Lacet bleef ongehuwd.
Carolina Lacet werd geboren als een na jongste van zeven kinderen in een kleermakersgezin in de Haarlemse Zuiderstraat. De Lacets stamden af van de hugenoten en voor de burgerlijke stand waren zij Nederlands-Hervormd. Socialisme en vrijdenkerij waren in het gezin echter belangrijker dan geloof. Vanaf haar elfde jaar werkte Carolina als naaister.
Op 10 november 1881 woonde Carolina een lezing bij van de Drentse socialist en landeigenaar Hendrik C.J. Krijthe over het algemeen (mannen)kiesrecht. Daarop reageerde zij met een ingezonden brief in Recht voor Allen (18-11-1881), het weekblad van de Sociaal-Democratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis. Waarom had hij niet over vrouwenkiesrecht gesproken? Hiermee was Carolina Lacet de eerste vrouw die in Recht voor Allen over deze kwestie schreef. Krijthe reageerde met een brochure die hij de naam meegaf van de jonge brievenschrijfster: Carolina of de roeping der vrouw (Haarlem 1882). Met veel omhaal van woorden betuigt hij zijn liefde voor de vrouwelijke sekse, om uiteindelijk toch tot de conclusie te komen dat stemmen aan de man moest worden overgelaten. Hierop ontstond een debat in Recht voor Allen, waar ook Lacet aan deelnam. In een ingezonden brief (22-7-1882) constateert ze dat vrouwen kennelijk zelf voor hun rechten moesten opkomen – een voor die tijd opmerkelijk standpunt, want er waren nog nauwelijks vrouwen actief in de SDB.
Ondanks hun verschil van mening raakten Lacet en Krijthe bevriend. Evenals hij en haar broer Karel werd zij lid van vrijdenkersbeweging De Dageraad. Daarmee was ze een van de eerste vrouwelijke leden uit de arbeidersklasse. Toen het blad De Dageraad in oktober 1882 een artikel van Lacet over ‘De heiligende, geluk en zegen verspreidende invloed der Vrije Gedachte’ weigerde, gaf Krijthe het stuk uit onder de titel Een vrucht der ‘vrije gedachte’. Door het Orgaan der ‘vrije gedachte’ De Dageraad een plaats ontzegd (1882) en zond het op eigen kosten rond aan de leden van De Dageraad. Krijthe nam ook een gedicht van zichzelf in de brochure op, waarin hij suggereerde dat het artikel geweigerd was omdat Carolina ‘arm is en onervaren’. Dit leidde tot een controverse tussen Recht voor Allen en De Dageraad. In een brief van 1 april 1883 aan Domela Nieuwenhuis verdedigde Carolina Lacet een ‘vriend’ van haar over wie kwaad werd gesproken. Bedoelde ze Krijthe? Niet lang hierna raakte ze verwikkeld in een andere kwestie. In juni 1883 betuigde ze in De Dageraad steun aan de oproep van Domela Nieuwenhuis om Dageraadsleden te verplichten hun lidmaatschap van de Hervormde Kerk op te zeggen. Zijzelf had dit gedaan, hoewel zij – een ‘arme loonslavin’ – besefte dat zij zo geen beroep meer op de bedeling kon doen. Elise Haighton, redactiesecretaris van De Dageraad, reageerde kritisch: het verspelen van de bedeling was geen ‘heldenstuk’. Toen Lacets reactie hierop door de redactie werd geweigerd omdat de schrijfster een te hoge dunk had van zichzelf en het te slecht was geschreven, gaf Krijthe het stuk in brochure uit als Een Dageraadsheldin (1883). De tekst verscheen ook in Recht voor Allen (8-12-1883), met het ironische commentaar dat de liberale Haighton zich gedroeg als een ‘grootwaardigheidsbekleedster’.
Nog één maal liet Carolina Lacet van zich horen. Begin 1886 schreef ze in De Dageraad een prijzende recensie van een lezing van Titia van der Tuuk over de vrijdenkerij, onder de titel 'Een genotvol avonduur'. Lacet vond het vooral belangrijk dat nu eens een vrouw een pleidooi hield voor de ‘vrije gedachte’. In ieder geval tot 1890 bleef ze lid van De Dageraad. Als alleenstaande vrouw leidde Lacet een nogal zwervend bestaan. In 1891 trok ze in bij een van haar broers in Utrecht, daarna woonde ze korte tijd in Amsterdam en vervolgens in Haarlem. In 1897 keerde ze weer terug naar Utrecht, waar ze zo’n twintig maal verhuisde. Soms woonde ze zelfstandig, vaak woonde ze in bij anderen. Carolina Lacet overleed op 3 maart 1920 in het Sint Andreasgesticht aan de Springweg te Utrecht, 63 jaar oud. Een tantezegster herinnerde zich haar als ‘een keurige oude dame’, die als modiste werkte in een kledingzaak aan de Oude Gracht.
Naslagwerken
BWSA.
Literatuur
Inge de Wilde, ‘Carolina Lacet (1856-1920). De petite histoire van vrouwenkiesrecht en vrijdenkerij’, Haerlem Jaarboek (1986) 143-158.
Illustratie
Groepsfoto door onbekende fotograaf, ongedateerd, met Carolina Lacet op de onderste rij als tweede van links (particuliere collectie / Noord-Hollands Archief, Haarlem).
Auteur: Inge de Wilde
laatst gewijzigd: 21/08/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.