Lennep, Adrienne Minette van (1896-1965)

 
English | Nederlands

LENNEP, Adrienne Minette van, vooral bekend als Mies Boissevain-van Lennep (geb. Amsterdam 21-9-1896 – gest. Amsterdam 18-2-1965), feministe, actief in het verzet. Dochter van Karel van Lennep (1866-1923), bankier, en Anna Elize Homans (1871-1943). Minette van Lennep trouwde op 17-6-1919 in Amsterdam met Jan Boissevain (1895-1945), directeur van de Maatschappij voor Industrie en Handelsbelangen. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 2 dochters geboren.

Mies van Lennep groeide op aan de Amsterdamse Herengracht als derde dochter in een welgesteld bankiersgezin. Met haar zes zusters en broer stond zij onder de hoede van een Franse gouvernante. Op haar twaalfde ging de non-conformistische, intelligente en mooie Mies – die in het gezin een ondeugend buitenbeentje was – naar de Openbare Handelsschool, indertijd geen gebruikelijke keuze voor een meisje. Op die school leerde zij haar latere echtgenoot Jan Boissevain kennen. In 1919, drie jaar nadat Van Lennep in Utrecht de mo-akte Engels had behaald, trouwden zij in de doopsgezinde kerk aan het Singel in Amsterdam.

Levenslust

Kort daarop verhuisde het echtpaar naar Schiedam, waar Boissevain directeur van Van Loopuyt's Bank was geworden. Toen hij in 1922 directeur werd van de Maatschappij voor Industrie- en Handelsbelangen keerde het jonge gezin – tussen 1920 en 1922 werden de drie zoons Jan Karel (Janka), Gideon (Gi) en Frans geboren – terug naar Amsterdam. In hun grote huis aan de Keizersgracht, waar ook de firma kantoor hield, kwamen in 1925 en 1926 nog twee dochters ter wereld: Annemie en Sylvia. Om bij te dragen aan het gezinsinkomen begon Boissevain-van Lennep begin jaren dertig in het souterrain van het huis een schoonheidssalon, toentertijd een modern instituut, waar ze ook leerlingen opleidde. Op de gang hing de spreuk die ook haar briefpapier en de aan de leerlingen uitgereikte diploma's sierde: 'Gezondheid + schoonheid = levenslust'.

Samen met haar vriendin Willemijn Posthumus-van der Goot blies Boissevain-van Lennep de wat ingeslapen Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (VVGS) nieuw leven in. Zij werd voorzitster van de Amsterdamse afdeling. Bovendien nam ze zitting in het hoofdbestuur, waarvan ze tot 1942 deel zou uitmaken. In de laatstgenoemde hoedanigheid voerde zij geestdriftig actie tegen het voorstel van minister van Sociale Zaken C.P.M. Romme uit 1937 om gehuwde vrouwen bij wet te verbieden betaalde arbeid te verrichten. Samen met onder anderen de liberale Truus Wijsmuller, eveneens lid van de VVGS, loodste Boissevain-van Lennep duizenden Joodse kinderen uit het nationaal-socialistische Duitsland en Oostenrijk veilig naar Groot-Brittannië: de zogeheten kindertransporten. In 1938 werd ze secretaresse van het Comité Vrouwenhulp voor Vluchtelingen, een samenwerkingsverband van vrouwenorganisaties, dat hielp bij de verzorging en opvang van vluchtelingen uit nazi-Duitsland.

Verzet en gevangenschap

Gedurende de bezetting waren veel leden van het gezin Boissevain-van Lennep op een of andere manier betrokken bij verzetsactiviteiten. Janka en Gi maakten deel uit van de verzetsgroep CS-6, vermoedelijk vernoemd naar het adres waar het gezin in 1940 naartoe was verhuisd: Corellistraat 6. Op 2 augustus 1943 deed de Sicherheitsdienst (SD) hier een inval en werd Boissevain-van Lennep gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis aan de Amstelveenseweg. Vandaar werd zij met haar jongste zoon Frans – die tegelijk met haar was gearresteerd – op 6 oktober overgebracht naar het concentratiekamp Vught. Hier kwam zij haar man weer tegen, die al eerder was gearresteerd. In Vught moeten zij ook hebben vernomen dat hun zoons Janka en Gi in de vroege ochtenduren van 1 oktober 1943 in de duinen bij Overveen waren gefusilleerd.

Tewerkgesteld op de ziekenzaal van kamp Vught was Boissevain-van Lennep haar medegevangenen tot grote steun en troost. Toen het kamp op 6 september 1944, na Dolle Dinsdag, werd ontruimd, belandde Boissevain-van Lennep met de laatste transporten in het vrouwenkamp Ravensbrück in Brandenburg. Zij zorgde ervoor dat er in de overvolle trein uit Vught – zeventig gevangenen opgepropt in één wagon – geen paniek uitbrak. Dankzij haar organisatietalent kwamen de vrouwen na vier dagen zingend in Ravensbrück aan. Ook in dit kamp slaagde Boissevain-van Lennep erin het moreel hoog te houden en wist zij velen te bemoedigen. Haar echtgenoot en jongste zoon werden vanuit Vught ieder apart naar concentratiekampen gedeporteerd: Jan via Sachsenhausen naar Buchenwald, waar hij eind januari 1945 stierf, en Frans naar Dachau, dat hij overleefde. Annemie, de oudste dochter, werd nog op 30 november 1944 opgepakt en zat drie maanden vast in de strafgevangenis in Scheveningen.

In april 1945 werd Boissevain-van Lennep, doodziek en zwaar ondervoed, vanuit Ravensbrück met een ziekentransport van het Rode Kruis naar Zweden gebracht om daar aan te sterken. Toen ze vandaar in augustus 1945 in Amsterdam terugkeerde, bleek dat hun huis was leeggeroofd en in bezit was genomen door anderen. Kort daarop werd zij als enige vrouw – op voordracht van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit – lid van de commissie-Vorrink die onderzoek moest doen naar de rol van het Rode Kruis en andere hulpinstanties tijdens de bezetting. De conclusie luidde dat een betere voorziening van pakketten vele levens had kunnen redden.

Na de oorlog

In 1945 nam Boissevain-van Lennep bovendien zitting in de Commissie tot Vaststelling van Richtlijnen voor het vieren van Nationale Hoogtijdagen, deel uitmakend van het Nationaal Instituut, een particuliere Doorbraakorganisatie die het nationaal bewustzijn wilde verdiepen door het cultiveren van volksfeesten. Het was in dit kader dat Boissevain-van Lennep de 'Nationale Feestrok' bedacht: een kledingstuk samengesteld uit oude lapjes die op bijvoorbeeld een oude rok werden genaaid. Daarmee verdween de oude ondergrond en ontstond een nieuw en kleurrijk geheel, te dragen bij vieringen van Bevrijdingsdag. Zo poogde Boissevain-van Lennep met de Feestrok een ritueel te ontwerpen waarin wederopbouw samen ging met besef van verdriet. Zelf borduurde zij op een lapje in haar rok dezelfde tekst die een van haar zoons voor zijn executie in de muur van zijn Scheveningse cel kraste: 'Ni regret du passé, ni peur de l'avenir', de wapenspreuk van het oude geslacht der Boissevains.

Een tweede naoorlogs feministisch initiatief van Boissevain-van Lennep was de Vrouwenpartij Praktisch Beleid, die zij oprichtte voor de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen in 1946. Boissevain-van Lennep zag een vrouwenpartij als een belangrijke manier om de 'vrouwelijke' stem in de politiek te laten horen. De partij – die werd gesteund door diverse overlevenden van Ravensbrück en dreef op haar faam als verzetsvrouw – haalde geen zetel en stierf daarna een stille dood. Ook was Boissevain-van Lennep betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Vrouwenbeweging (NVB) in het najaar van 1946 en bij diverse lotgenotencontacten van ex-Ravensbrückers. Daarbij laaiden de tegenstellingen tussen communisten en niet-communisten hoog op. 'Mammie Boissevain', die er door haar oorlogservaringen geen moeite mee had met communisten samen te werken, ging er om die reden uit. Zij wilde niet worden misbruikt en was bovendien in de ogen van de communisten veel te feministisch gezind. Haar werk voor Joodse kinderen werd voortgezet in de Commissie voor Oorlogspleegkinderen.

Mies Boissevain-van Lennep overleed in 1965 na een slepende ziekte. Uit de necrologieën die alle grote kranten plaatsten, bleek toen opnieuw wat voor indrukwekkende persoonlijkheid zij was geweest. Volgens de Haagse Post (1-5-1965) ging bij haar overlijden 'een golf van ontroering' door 'tal van Nederlandse huiskamers'. Ex-lotgenoten prezen haar eeuwige bereidheid te helpen, haar onuitputtelijke vindingrijkheid, haar onverwoestbare vertrouwen en haar grote moed.

Na haar crematie werd de as van Boissevain-van Lennep uitgestrooid over de erebegraafplaats Bloemendaal, waar Janka en Gi na de bevrijding waren herbegraven.

Naslagwerken

Atria; BWN.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: familiearchief Boissevain.
  • Atria, Amsterdam: Nationale Feestrok en Praktisch Beleid.
  • Verzetsmuseum Amsterdam: feestrok en familiealbum.

Publicatie

'Meer vrouwen in de Gemeenteraden', De Vrije Katheder 5 (1946) 45, 550.

Literatuur

  • [Verhoor van A.M. Boissevain-van Lennep], Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 VIc (Den Haag 1952) 270-275.
  • W.H. Posthumus-van der Goot [necrologie], Nieuwe Rotterdamse Courant, 27-2-1965.
  • Marjan Schwegman, Het stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties, Nederland 1940-1945 (Amsterdam 1980).
  • Jolande Withuis, Opoffering en heroïek. De mentale wereld van een communistische vrouwenorganisatie in naoorlogs Nederland, 1946-1976 (Amsterdam 1990).
  • Marnix Koolhaas, ‘De gedrevenen: Mies Boissevain’, Het spoor terug [radiodocumentaire] VPRO, 28-1-1992.
  • Jolande Withuis, 'Een rok als nationaal symbool. Mies Boissevain, de Feestrok en het Nederlands wederopbouwfeminisme', in: Idem, De jurk van de kosmonaute. Over politiek, cultuur en psyche (Amsterdam 1995) 60-84.
  • Huug de Groot, Ontmoetingen in het verleden (z.p. 1998) [familiegeschiedenis door schoonzoon van Mies Boissevain-van Lennep, uitgave in eigen beheer].
  • Jolande Withuis, Na het kamp. Vriendschap en politieke strijd (Amsterdam 2005).

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ca. 1948 (Beeldbank WO2 - Verzetsmuseum Amsterdam).

Auteur: Jolande Withuis

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 887

laatst gewijzigd: 06/07/2018

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.