Levi, Paula (1897-2000)

 
English | Nederlands

LEVI, Paula, vooral bekend als Paula Lindberg (geb. Frankenthal, Duitsland 21-12-1897 – gest. Amstelveen 17-4-2000), lied-, oratorium- en operazangeres, alt. Dochter van Lazarus Levi (1862-1919), leraar klassieke talen, en Sophia Maijer (1872-1930). Paula Levi trouwde op 4-9-1930 in Berlijn met Albert Salomon (1883-1976), chirurg. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Paula Levi groeide op in Frankenthal (bij Mannheim) als enig kind in een Joods gezin. Haar vader was er leraar klassieke talen aan het gymnasium en rabbijn en voorzanger van de liberaal-joodse gemeente. ‘Letterlijk een liberaal denker,’ zou zijn dochter hem later noemen, al pakte hij de opvoeding van zijn enig kind Spartaans aan. Haar moeder, aldus Paula later (interview), was ‘een prachtige vrouw, door talloze kunstenaars geschilderd’ en veel zachter dan haar vader – juist omdat ze zo verschillend waren, hadden ze een goed huwelijk  (Van der Ven, 1997, 19).

Muzikaal

Al jong trad Paula’s muzikaliteit aan het licht, maar haar vader vond een muziekstudie en een mogelijk daaraan verbonden artistiek bestaan onaanvaardbaar. Daarom ging Paula na het gymnasium wiskunde studeren in Heidelberg. Toen haar vader echter in 1919 onverwacht overleed, maakte ze alsnog de overstap naar de muziek. Eerst bezocht ze het conservatorium in Mannheim, later ging ze op aanraden van dirigent Wilhelm Furtwängler zang studeren aan de Musik-Hochschule in Berlijn. Daar combineerde Paula haar zanglessen met een baan als gouvernante. Al snel werd haar bijzondere altstem ontdekt door Siegfried Ochs, hoofddocent aan de oratoriumafdeling van het conservatorium en dirigent van het Philharmonisch Koor in Berlijn. Ochs werd haar grote inspirator en mentor – op zijn advies veranderde ze haar Joodse achternaam Levi in Lindberg.

Paula Lindberg kreeg grote bekendheid als lied-, oratorium- en operazangeres. In de jaren 1928-1933 zong ze in alle grote Duitse steden, maar ook in Bayreuth en Rome, onder dirigenten als Furtwängler, Toscanini, Klemperer en Erich Kleiber. Van een liederencyclus van Igor Stravinsky gaf ze de eerste uitvoering en Paul Hindemith droeg een compositie aan haar op. Ook gaf ze kerkconcerten met Albert Schweitzer aan het orgel. Naast haar optredens werkte ze met grote arbeiderskoren – ze vond het belangrijk de zangkunst te verbinden aan haar sociaal-democratische denkbeelden. Eind jaren twintig ontmoette de arts Albert Salomon, een weduwnaar met wie zij in 1930 trouwde. Met hem en zijn dochter Charlotte (1917-1943) leidde ze, zoals ze zelf zei, een ‘joods leven’. Professioneel bleef ze zich Paula Lindberg noemen. Kort na de machtsovername van de nazi’s (1933) werd het Joden verboden om voor niet-Joden op te treden; ook het Joodse publiek mocht de concertzaal of het theater niet meer in. Om die reden richtte de dirigent Kurt Singer in oktober 1933 de Jüdischer Kulturbund op, een vrijplaats voor Joodse kunstenaars die Joodse cultuur voor een Joods publiek brachten. De Kulturbund, aanvankelijk door de nazi’s getolereerd, sleepte ‘ons even weg uit de modder van het gewone leven’, aldus Lindberg in 1997 (Van der Ven, 1997, 21).

Vlucht

Na de Kristallnacht van 9 november 1938 werd Albert Salomon opgepakt en overgebracht naar het concentratiekamp Sachsenhausen, waaruit hij na enige maanden op voorspraak van invloedrijke collega’s van Paula Lindberg vrijkwam. Hij was volkomen verzwakt. Omdat kinderen tot de leeftijd van 21 jaar Duitsland vrij konden verlaten, stuurden de Salomons dochter Charlotte – nog net geen 22 – naar haar grootouders in het zuiden van Frankrijk. Zelf wisten ze in maart 1939 Duitsland te ontvluchten. Zij hadden emigratiepapieren voor de VS bij zich, maar strandden in Nederland en vonden tijdelijk onderdak bij Kurt Singer, die al in Amsterdam zat. Toen Nederland bezet werd, waren zij opnieuw in gevaar. Behalve op huisconcerten trad Paula eind 1941 ook op met het Nieuw Joods Kamerorkest in de Joodsche Schouwburg (voorheen de Hollandsche Schouwburg). Vermoedelijk in 1943 doken de Salomons onder, maar bij een razzia werden ze opgepakt en overgebracht naar kamp Westerbork, waaruit ze later wisten te ontsnappen. Na een tocht langs vele schuiladressen belandden ze tenslotte in Limburg, waar ze in 1944 bevrijd werden.

Charlotte

De Salomons bleven na de oorlog in Nederland – terugkeer naar Berlijn was voor hen ondenkbaar. In 1948 kregen ze de beschikking over de Franse nalatenschap van Charlotte, die in 1943 in Auschwitz was vermoord: een door haar getekende levensgeschiedenis getiteld ‘Leben? Oder Theater?’. In meer dan duizend bladen (gouaches) legt ze getuigenis af van het leven van haar familie tussen 1917 en 1942. Paula wordt hierin genadeloos geportretteerd als een ijdele en berekenende vrouw zonder oog voor de talenten van haar stiefdochter.

In 1950 werden de statenloze Salomons tot Nederlands staatsburger genaturaliseerd. Paula Lindberg kreeg een baan als zangpedagoge aan het Amsterdamse Muzieklyceum, waar zij met collega’s een vocaal kwartet oprichtte. Daarnaast trad zij in de Liberaal Joodse Gemeente bij bepaalde gelegenheden op als voorzanger. Ook gaf zij van 1950 tot 1981 jaarlijks een zomercursus aan het Mozarteum in Salzburg, ‘Vom Sprechton zum Sington’. Liedteksten werden geanalyseerd en jonge zangers getraind in de Duitse uitspraak. Ook in haar Amsterdamse privépraktijk gaf ze les aan vermaarde zangers.

Eind jaren vijftig brachten de Salomons Charlottes ‘Leben? Oder Theater?’ onder de aandacht van het Amsterdamse Stedelijk Museum, dat het werk in 1961 tentoonstelde. Tien jaar later schonken de Salomons het aan het Joods Historisch Museum, waarna het oeuvre van Charlotte grote bekendheid kreeg. Paula Lindberg genoot daarvan en nam na de dood van haar man in 1976 de rol op zich van de hoeder van haar stiefdochters nalatenschap. De postume aandacht voor Charlotte ging ‘haar eigen vervagende roem’ steeds meer vervangen, aldus Katja Reichenfeld in het Joods Biografisch Woordenboek.

Paula Lindberg overleed op 17 april 2000, in de ouderdom van ruim 102 jaar.

Betekenis

Paula Lindberg werd in 1978 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 1986 bezocht ze voor het eerst weer Berlijn om er een Charlotte-tentoonstelling te openen. De band met Berlijn werd daarna intenser. In 1987 werd ter ere van haar negentigste verjaardag in Berlijn een tweejaarlijks – haar naam dragend – zangconcours ingesteld, dat ze tot 1995 presideerde. De zangcarrière van Paula Lindberg was relatief kort als gevolg van de politieke ontwikkelingen in de jaren dertig en veertig. Desalniettemin bleef ze ook na de verschrikkingen van de oorlog strijdbaar en zocht ze steeds naar wegen om haar leven zinvol te maken. ‘Schrecklich und schön ist das Leben,’ zei ze in 1997 in een vraaggesprek (Van der Ven, 1997, 23).

Naslagwerken

Joden in Nederland.

Werk

Joods Historisch Museum, Amsterdam: enkele plaatopnamen.

Literatuur

  • [Emil Straus, inl.], Charlotte Salomon 1917-1943 (Amsterdam/Brussel 1963).
  • Christine Fischer-Defoy, Paula Salomon-Lindberg. ‘Mein c’est la vie-Leben’ (Berlijn 1992).
  • Colette van der Ven, Van oude mensen… De twintigste eeuw weerspiegeld in twintig levensverhalen (Baarn 1997) 19-23.
  • [Z.n.], ‘Zum Tod der jüdischen Sängerin Paula Salomon-Lindberg’, Die Welt, 19-4-2000.
  • Charlotte Salomon, Leven? Of theater?, vert. Judith Herzberg (Amsterdam 2015).
  • Marjoleine de Vos, ‘Met woeste haast en koele blik’, NRC, 14-11-2015.

Illustratie

Paula Lindberg, door onbekende fotograaf, 1937 (Joods Historisch Museum, Amsterdam).

Auteur: Pauline Micheels

laatst gewijzigd: 29/05/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.