© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Donald Haks, Maria Stuart II, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/MariaStuartII [27/04/2016]
MARIA STUART II (geb. Londen 30-4-1662 – gest. Londen 28-12-1694), door haar huwelijk prinses van Oranje en koningin van Engeland en Schotland. Dochter van Jacobus II koning van Engeland en Schotland (1685-1688) en Anne Hyde (1637-1671). Maria Stuart II trouwde op 4-11-1677 met Willem III, prins van Oranje (1650-1702). Dit huwelijk bleef kinderloos.
Jeugd
Maria Stuart groeide op in een weinig stabiele omgeving. Zij was in 1662 geboren als oudste dochter van Anne Hyde en Jacobus, de hertog van York en broer van de Engelse koning Karel II. De relatie tussen de intelligente en koele Anne en de impulsieve en ontrouwe Jacobus was uitgesproken slecht. Het hof van Karel II stond bekend om zijn lichtzinnigheid. Maria leerde die wereld wel kennen, maar groeide met haar zuster Anne grotendeels op in het rustiger paleis in Richmond buiten Londen. Ze was ‘tolerably well educated’ (Schwoerer), sprak en schreef het Frans uitstekend, had aanleg voor tekenen, leerde verschillende muziekinstrumenten bespelen (viool, luit, klavecimbel), hield van dansen en toneel en las graag. Op last van haar kinderloze oom Karel II werd zij protestants opgevoed en in 1676 werd zij, tegen de wens van haar katholiek geworden vader, bevestigd in de Church of England. In de jaren ’70 begon de schrijfgrage Maria – zij was niet alleen een ijverig brievenschrijfster, maar zou ook haar hele leven meditaties en persoonlijke herinneringen op schrift stellen – een correspondentie met haar elf jaar oudere vriendin Frances Apsley. Hier kon zij een emotionele kant uiten die blijkbaar elders te weinig ruimte kreeg. Zij noemde Frances haar geliefde en ‘husband’. Maria zou haar leven lang uitersten van vreugde en somberte kennen, met in tijden van oplopende spanning fysieke problemen: graveel, oogklachten, koortsaanvallen en zwellingen.
In de Republiek
In 1677 werd Maria uitgehuwelijkt aan haar neef Willem, prins van Oranje en sinds 1672 stadhouder. Willem had in 1671 en 1674 al plannen in die richting gehad, maar deze voorlopig opzijgezet. Politiek kwam het huwelijk hem toen nog niet goed uit, maar toch bleef hij ervan overtuigd dat een nauwe band met het protestantse Engeland voor de Republiek essentieel was als tegenwicht tegen de expansiepolitiek van Lodewijk XIV. Het was dus een politiek huwelijk, in de traditie van de Stuarts en de Oranjes (de zus van Jacobus, Maria’s vader, was Maria Stuart I, vrouw van stadhouder Willem II en moeder van Willem III). Het huwelijk was overigens tegen de zin van Jacobus, die Maria eigenlijk had toebedacht aan een katholieke partij. Haar vertrek uit Engeland ervoer de toen vijftienjarige Maria als dramatisch, maar de intocht van het paar in Den Haag op 14 december 1677 heeft wellicht veel goed gemaakt: zij kreeg een grootse ontvangst.
Later beschreef Maria de tijd in de Republiek als de gelukkigste van haar leven. Zij vond er rust. Het leven in de paleizen Honselaarsdijk, Huis ten Bosch en later het nieuw opgebouwde Het Loo, was stil en zij was omringd door uit Engeland meegekomen hovelingen en een nieuw verworven Nederlandse kennissenkring. Zij hield van wandelen, lezen en kaartspel, had altijd naaiwerk bij de hand en was trouw in haar kerkbezoek. Het Nederlands leerde zij redelijk verstaan en spreken. Zij hield van gezelschap en stond bekend als een goede en grage ‘praatster’, ook over de nietigste onderwerpen. In de Republiek was zij geliefd en zij onderhield met vele Nederlandse adellijke dames een hartelijke verhouding. Terneergeslagen kon Maria ook zijn. Een van de redenen voor neerslachtigheid was de houding van Willem: hij voelde zich meer thuis in zijn soldatenkring en op de jacht dan in haar gezelschap. Met het emotionele innerlijk van Maria kon deze gesloten Oranje niet goed overweg. Ook het feit dat zij hem geen nageslacht schonk – in 1678 en misschien ook later had zij miskramen – zal hem hebben teleurgesteld. In hun brieven naar Engeland spreken de Engelse hovelingen over haar emotionele eenzaamheid.
Beslissende jaren
In de tweede helft van de jaren '80 maakte Maria Stuart een grote ontwikkeling door in zowel persoonlijk, godsdienstig als politiek opzicht. Zij nam het heft in handen op een manier die beslissend zou zijn voor de rest van haar leven.
Wat haar huwelijksrelatie met Willem betreft dwong Maria een positieve wending af. Kennelijk kon zij het publieke geheim niet langer dulden dat Willem haar links liet liggen en in Elizabeth Villiers een maîtresse leek te hebben. Volgens het verhaal heeft zij zich een keer geposteerd op de trap in Het Loo om Willem op te wachten tot hij op een nachtelijk uur de vertrekken van zijn favoriete hofdame verliet. Zij maakte een scène en Willem moest zich in bochten wringen om de crisis te bezweren, maar vanaf dat moment lijkt hij tegenover Maria een andere houding te hebben aangenomen. De internationale politieke spanningen en het stormachtig verlopende koningschap van Jacobus II, die in 1685 zijn broer was opgevolgd, deden de rest. Het Engelse koninkrijk leek een autocratische en katholieke kant op te gaan en menig Engels protestant had zijn hoop gevestigd op de protestantse koningsdochter in de Republiek en haar man. Volgens de Schotse predikant Gilbert Burnet, vanaf 1686 adviseur van Willem III, bracht de spontane toezegging van Maria dat zij bij een eventuele troonsbestijging haar man het koningschap zou gunnen een definitieve gedragsverandering bij de stadhouder teweeg. Vanaf dat moment zou hij Maria trouw zijn gebleven en zou hun relatie inniger zijn geworden.
Maria bleef trouw aan het protestantisme van haar opvoeding, ondanks de druk die haar vader op haar uitoefende om de superioriteit van het katholieke geloof te erkennen. Eerst werd zijn gezant in Den Haag aan het werk gezet, later legde hij haar in persoonlijke brieven zijn keuze voor het katholicisme uit. Maria hield echter voet bij stuk. De aan haar overhandigde katholieke lectuur las ze nog wel, maar zij weigerde een jezuïet te ontvangen die door haar vader was gestuurd en diende Jacobus per letterlijk kerende post van godsdienstige repliek. Daarmee had zij, na het terrein ten opzichte van haar echtgenoot te hebben afgebakend, ook haar vader zijn plaats gewezen.
Met de politiek begon Maria zich te bemoeien nadat Lodewijk XIV in 1685 het Edict van Nantes had herroepen. Naar vermogen steunde zij de gevluchte hugenoten: niet alleen materieel, maar ook door de organisatie van plaatselijke Frans-protestantse gezelschappen te stimuleren en hun kerkdiensten te bezoeken. Ook de situatie in Engeland hield haar bezig. Zij begon in te zien -aldus haar memoires uit 1688- dat de politiek van haar vader tot een crisis zou kunnen leiden waarbij Willem III de koning misschien zou moeten onttronen. Haar wantrouwen jegens haar vader werd zo groot dat zij gemakkelijk geloof hechtte aan de geruchten in 1688 dat de geboorte van een zoon uit diens tweede huwelijk op bedrog berustte. In een ‘warming-pan’ zou het kind de kraamkamer van de als onvruchtbaar bekend staande echtgenote van Jacobus, de katholieke Maria Beatrice van Modena, zijn binnengesmokkeld. Maria steunde daarom het besluit van Willem gewapenderhand de overtocht naar Engeland te wagen. In deze beslissing, die een even belangrijk moment vormde in haar leven als in dat van Willem, kwamen haar persoonlijke groei, godsdienstige overtuiging en politieke inzicht als het ware samen.
‘Good Queen Mary’
Nadat de discussie over de vervulling van de door de vlucht van Jacobus vacant geraakte troon was beslecht, maakte Maria in februari 1689 de overtocht naar Engeland. Zij zou nooit meer naar de Republiek terugkeren. Willem en Maria werden koning en koningin en Willem kreeg de uitvoerende macht, en daarmee feitelijk het koningschap, in handen. Op 11 april 1689 werden Maria en Willem in de Westminster Abbey gekroond. Het parlement hernam zijn rechten en het protestantisme werd in zijn dominante positie hersteld. Voor Maria was de plaats op de zetel van haar vader aanvankelijk ongemakkelijk. Haar al te uitbundige gedrag direct na aankomst in Whitehall (‘She came into White-hall laughing and jolly, as to a wedding’, aldus John Evelyn in zijn dagboek) kan mede daardoor worden verklaard.
Aanvankelijk nam Maria geen deel aan het bestuur. Zij meende ook, aldus haar memoires, dat vrouwen zich niet in de politiek moesten mengen. Toch was dit ten dele een pose. Zij was ervan overtuigd dat de strijd tegen het katholicisme en tegen de aanhangers van haar vader door God was voorbeschikt en dat Willem III was gestuurd als instrument Gods en verdediger van het protestantse geloof. Maar het was ook onvermijdelijk dat ze bij de politiek betrokken raakte: tussen 1690 en 1694 nam zij het koningschap volledig waar in de maanden dat Willem op veldtocht was of in de Republiek verbleef. Na een aarzelende start bewees zij een ferme vorstin te zijn die resoluut kon optreden en de opzetjes van haar ministers en de twisten tussen Whigs en Tories doorzag. Maria was zich bovendien goed bewust van het nut van propaganda en publieke manifestaties. Toen Jacobus in 1692 vanuit Frankrijk een onverzoenlijk geformuleerd manifest publiceerde, aarzelde zij niet direct een vernietigend commentaar in Engeland te laten verspreiden. Gevoelloos voor het lot van haar vader was zij overigens niet. De strijd tussen echtgenoot en vader benauwde haar. Zij toonde zich even verheugd over de overwinning van Willem op Jacobus tijdens de Ierse veldtocht als over het bericht dat Jacobus ongedeerd het strijdtoneel had verlaten.
Binnenlands droeg Maria bij aan de uitbreiding van het aantal dankdagen, de publicatie van preken, het uitvaardigen van verordeningen tegen vermeende zedeloosheid en de oprichting van ‘societies for reformation of manners’. Zo werd gepoogd de omstreden gebleven machtsgreep van Willem III te legitimeren als een ‘godly revolution’ (Claydon) die in schril contrast moest staan met het zedeloze hof van Karel II en de paapse politiek van Jacobus. Al tijdens haar leven begon dit hervormingsoffensief te verzanden, en na haar dood verdween het weer van de agenda. Maria had hiermee echter voorgoed de naam gevestigd een goede, vrome, christelijke vorstin te zijn: ‘good Queen Mary’.
De andere Maria
Achter dit beeld van de goede vorstin bleven andere kanten van haar persoonlijkheid verborgen, want haar grote liefhebberijen lagen buiten politiek en bestuur. Zo besteedde zij veel geld en tijd aan de verbouwing en behuizing van Kensington Palace, even buiten Londen, en Hampton Court verder stroomopwaarts langs de Theems. Architectuur en tuinaanleg hadden haar bijzondere interesse en hoewel zij de naam had eenvoudig te zijn en die indruk ook graag wekte – ook in haar memoires –, was zij dol op luxe. Haar persoonlijke uitgaven verraden dat althans: haar garderobekasten waren rijk gevuld en bijna wekelijks deed ze dure nieuwe aankopen aan lingerie, schoenen en handschoenen. De waarde van haar juwelen liep in de tienduizenden ponden. Ook andere kanten van haar karakter werden niet snel publiek gemaakt. Al kort na haar aankomst in Engeland ontspon zich een vete tussen haar en haar zus Anne waarin beiden zich van hun onverzoenlijkste kant lieten zien. Zelfs tot het sterfbed van Maria werd Anne niet toegelaten.
De dood kwam eind 1694. Na een kortstondige ziekte stierf Maria op 28 december aan de pokken. Ze was 32 jaar. Willem was ontroostbaar en bezwoer dat er geen beter persoon dan zij had geleefd. Maria werd gebalsemd en opgebaard en pas op 5 maart 1695 begraven. De begrafenis was zorgvuldig georganiseerd en kosten noch moeite werden gespaard. De route die de lijkstoet nam van Whitehall naar Westminster Abbey was met zwarte balustraden gemarkeerd die speciaal waren ontworpen door Christopher Wren, en het binnendragen van de lijkkist werd begeleid door speciaal voor de gelegenheid gecomponeerde ‘Funeral Music’ van Henry Purcell. De aartsbisschop van Canterbury bezong in zijn preek de vele deugden van de overleden koningin. Postuum werd haar reputatie van ‘good queen Mary’ verder bekrachtigd door de verwezenlijking van een oude wens van Maria: de inrichting van Greenwich Hospital, bestemd voor arme en gebrekkige zeelieden. Het overlijden van Maria Stuart maakte grote indruk. In de Republiek en Engeland verschenen in druk honderden preken, rouwklachten en treurzangen. Vader Jacobus echter gaf aan zijn hof in het Franse St. Germain geen toestemming tot rouw.
Reputatie
De reputatie van Maria Stuart is sterk bepaald door predikanten uit haar tijd zelf, zoals Joannes van Vollenhoven in de Republiek en Gilbert Burnet in Engeland. Volgens dit beeld waren alle christelijke deugden Maria Stuart eigen. Fouten waren niet te ontdekken, behalve wellicht een te grote bescheidenheid. In de op rijm gestelde gedenkschriften van Coenraet Droste werd zij als volgt getypeerd: ‘schoon, jong en wijs, en [zij] werd van elk geprezen. En haar hoge afkomst was te bespeuren in haar wezen. Haar deugden heeft de Faam de wereld door verbreid: Trouw, Matigheid, Geloof, Liefde en Godvruchtigheid’. Een tweede accent in haar reputatie werd rond 1900 gelegd. Historici als in Nederland F.L. Krämer en Robert Fruin en Majorie Bowen in Engeland bouwden weliswaar voort op het door de predikanten geschetste beeld, maar voegden daar elementen aan toe die in hun tijd als gewaardeerde eigenschappen van vrouwelijkheid golden: haar liefde voor Willem III, haar trouw als echtgenote en haar hoge, reine, zedelijke moraal. In de recente historiografie wordt gewezen op haar talent voor bestuur, gevoel voor propaganda en publiciteit, stevige karaktertrekken, de extremen van haar persoonlijkheid en haar soms wat ‘ijdele’ tijdverdrijf. In haar brieven en memoires zijn voor alledrie deze benaderingen argumenten te vinden. Haar brieven schreef zij deels in het Engels, deels in het Frans. Haar meditaties en herinneringen noteerde zij in het Engels. Van deze laatste zijn alleen Engels- en Franstalige afschriften bekend.
Maria Stuart was in verscheidene opzichten een gedenkwaardige vrouw. Allereerst heeft zij grote politieke betekenis gehad. De steun die zij verleende aan het ingrijpen van Willem III in de Engelse politiek en haar rol in Engeland na 1688 (de Glorious Revolution) heeft de geschiedenis van zowel de Republiek als Engeland bepaald: de omwenteling in Engeland bleek duurzaam te zijn en het bondgenootschap van de Republiek met Engeland werd een belangrijke buffer tegen de Franse koning. Ook als persoon is Maria Stuart historisch interessant. Zij wist zich te ontwikkelen van een tamelijk labiele vrouw tot een sterke persoonlijkheid in een zowel persoonlijk als politiek zeer turbulente tijd: weinig stabiele jeugdjaren, een vroeg huwelijk in een volstrekt onbekende omgeving, een weinig toegankelijke echtgenoot, het conflict met haar vader en een onverwachte troonsbestijging. In het geloof vond zij haar zekerheid en leidraad.
NB. Dateringen zijn in Oude Stijl m.b.t. Engeland en Nieuwe Stijl m.b.t. de Republiek.
Naslagwerken
Van der Aa; NNBW; Oranje van A tot Z; Oxford DNB.
Archivalia
Van de originele brieven, meditaties en memoires van Maria Stuart is veel verloren gegaan. In het boek van Majorie Bowen (1929) zijn veel geschriften opgenomen. Zie verder voor haar schriftelijke nalatenschap onder publicaties.
Publicaties
- Lettres et mémoires de Marie reine d’Angleterre, épouse de Guillaume III, Gravin Bentinck ed. (Den Haag 1880).
- Memoirs of Mary, Queen of England (1689-1693), R. Doebner ed. (Leipzig 1886).
Literatuur
- Gilbert Burnet, Het leeven en afbeeldsel der roemruchtige vorstinne Maria de Tweede (Amsterdam 1695).
- [Thomas Tenison], Lyk-predikacie op de begravenisse van ... Maria de II in de Abdy-kerk te Westmünster, ... door Thomas, Lord Aartsbisschop van Kanterbury (Amsterdam 1695).
- Gilbert Burnet, Bishop Burnet’s History of his own time, 6 volumes (Oxford 1833; 2nd edition).
- Coenraet Droste, Overblyfsels van geheugchenis..., R. Fruin ed., 2 delen (Leiden 1879).
- F.J.L. Krämer, Maria II Stuart. Gemalin van Willem den Derden (Utrecht 1890).
- Johanna W.A. Naber, ‘Maria van Engeland 1662-1694’, in: Idem, De vorstinnen van het Huis van Oranje-Nassau (Haarlem 1898).
- Robert Fruin, ‘Maria, de gemalin van Prins Willem III’, Verspreide geschriften 5 (Den Haag 1902).
- Majorie Bowen, The third Mary Stuart. Mary of York, Orange & England (Londen 1929).
- N. Japikse, Prins Willem III. De stadhouder-koning, 2 delen (Amsterdam 1930-1933).
- Elizabeth Hamilton, William’s Mary. A biography of Mary II (Londen 1972).
- Henri en Barbara van der Zee, William and Mary (Londen 1973).
- Lois G. Schwoerer, ‘The Queen as regent and patron’, in: Robert P. Maccubin en Martha Hamilton-Phillips red., The age of William III & Mary II. Power, politics and patronage 1688-1702 (Williamsburg 1989).
- J.C. Bierens de Haan, ‘Een bezoek aan Willem III en Mary in Londen in 1692’, Jaarboek Oranje-Nassau Museum (1995) 75-93.
- Tony Claydon, William III and the godly revolution (Cambridge 1996).
- Maureen Waller, Ungrateful daughters. The Stuart princesses who stole their father’s crown (Londen 2002).
- Annie Mieke Backer, Er stond een vrouw in de tuin. Over de rol van vrouwen in het Nederlandse landschap (Rotterdam 2016) [verschenen na publicatie van dit lemma].
Auteur: Donald Haks
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 386
laatst gewijzigd: 27/04/2016
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.