Marie van Oranje-Nassau (1841-1910)

 
English | Nederlands

MARIE van ORANJE-NASSAU, prinses der Nederlanden (geb. Wassenaar 5-7-1841 - gest. Monrepos, Amt Heddesdorf 22-6-1910). Dochter van Willem Frederik Karel prins der Nederlanden (1797-1881) en Louise Augusta Wilhelmina Amalia prinses van Pruisen (1808-1870). Prinses Marie trouwde op 18-7-1871 in Wassenaar met Wilhelm Adolph Maximilian Carl zu Wied, vorst van Wied (1845-1907). Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 2 dochters geboren.

Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria werd als jongste kind van prins Frederik en prinses Louise geboren op het buitenverblijf De Pauw in Wassenaar. In de familiekring werd zij ‘Mené’, ook wel Marietje, genoemd. Zij was een nakomertje: met Louise (1828-1870), haar oudste zusje, scheelde zij dertien jaar, met haar broer Frederik (‘Fritzi’, 1836-1846) vijf jaar; haar broertje Willem (1833-1834) heeft zij nooit gekend. De vroege dood van Fritzi legde een schaduw over het harmonieuze gezin. De kinderen hadden een vrij onbezorgde jeugd, zij het dat hun opvoeding in het teken stond van verbondenheid met het Huis van Oranje en daarmee gepaard gaande verplichtingen. Het gezin woonde beurtelings in Den Haag, in het paleis van prins Frederik aan het Korte Voorhout, en in Wassenaar op De Pauw. Daar hadden de kinderen ieder een eigen tuin, waarin zij konden tuinieren.

Na het huwelijk van haar zuster Louise met de kroonprins van Zweden en Noorwegen in Stockholm, dat Marie als negenjarige met haar ouders bijwoonde, was zij feitelijk enig kind. Een wekelijks tussen de zusjes gevoerde correspondentie moest voortaan het contact tussen hen onderhouden. Dikwijls vergezelde Marie haar ouders op hun reizen naar haar zuster in Zweden, naar haar moeders familie in Duitsland en Rusland of naar haar vaders goederen in Silezië.

Opvoeding en onderwijs

Toen Marie zes jaar oud was, kreeg zij de Engelse lerares van Louise, Maayke Petronella à Lavoine, als gouvernante. Na drie jaar werd deze vervangen door jonkvrouw Jacoba Cecilia van Doorn, die in een later stadium Maries hofdame werd. Privéles kreeg ze van de Haagse hoofdonderwijzer Pieter C.L.J. Margadant, die ook de zoon van koning Willem III onderwijs gaf. Zij leerde Frans, Duits en Engels, maar bleef zich het gemakkelijkst uiten in het Nederlands. De dirigent van de Hofkapel, tevens directeur van de Haagse muziekschool, Johann Heinrich Lübeck, gaf haar muziekles. Zij was een spontaan, ongecompliceerd kind met een hartelijk karakter. Ten overstaan van de voltallige koninklijke familie en de respectievelijke hofhoudingen deed Marie in 1858 geloofsbelijdenis, waarmee haar opvoeding werd geacht voltooid te zijn.

Verloving en huwelijk

In 1861 kwam Maries naam voor op een door de Britse koningin Victoria opgesteld lijstje van huwbare prinsessen voor haar zoon, de prins van Wales. Die mogelijkheid werd echter meteen verworpen omdat Victoria haar afwees – ‘she is too plain’ noteerde zij bij haar naam. Victoria had dit alleen maar van horen zeggen, maar niettemin heeft het Marie (tot op de dag van vandaag) de reputatie bezorgd dat ze lelijk was. Een aanzoek in 1863 van de groothertog van Mecklenburg-Schwerin, een weduwnaar, zou Marie zelf hebben afgewezen. De jaren erna vergezelde zij haar ziekelijke moeder regelmatig naar kuuroorden in Duitsland en Oostenrijk. Dikwijls waren deze oorden een verzamelplaats van vorsten, die intensief contact met elkaar onderhielden; Marie nam volop deel aan de ontmoetingen. Mogelijk ontmoette zij daar haar toekomstige man.

In 1869 vroeg de 24-jarige Willem vorst van Wied om de hand van Marie – zij was vier jaar ouder dan hij. Hij was in dat jaar hoofd geworden van een op de rechter Rijnoever gelegen gelijknamig Duitse vorstendom dat sinds de inlijving door Pruisen in 1815 geen soevereine rechten meer bezat. Marie stemde in met zijn aanzoek en op 8 december 1869 werd de verloving gevierd op De Pauw. Nog voor het einde van het jaar hechtten de Staten-Generaal hun goedkeuring aan de trouwplannen, waardoor Marie haar recht op de Nederlandse troon behield. Willem leerde in verband daarmee Nederlands. Het publiek beschouwde de verbintenis als een mésalliance, tot ongenoegen van haar vader Frederik.

Het was de bedoeling dat Marie en Willem in het voorjaar van 1870 zouden trouwen, maar het huwelijk moest worden uitgesteld vanwege het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog, waarin vorst Willem als Pruisisch officier meevocht. Het overlijden van Maries moeder, prinses Louise, en van haar zuster, koningin Louise, leidde opnieuw tot uitstel. Op 18 juli 1871 vond in aanwezigheid van de voltallige koninklijke familie het burgerlijk huwelijk plaats in de balzaal van huize De Pauw; het kerkelijk huwelijk werd in de dorpskerk van Wassenaar ingezegend. De rouw om de twee Louises maakte dat de feestelijkheden een bescheiden karakter hadden.

Familieleven

De schoonfamilie Wied was gering van omvang: behalve Willem bestond deze uit zijn moeder Marie van Nassau (een halfzuster van de moeder van koningin Emma) en zijn met de koning van Roemenië getrouwde zuster Elisabeth, die als schrijfster (pseudoniem Carmen Sylva) enige bekendheid genoot. Marie en Willem namen hun intrek in het barokke paleis Neuwied te Neuwied am Rhein; ’s zomers bewoonden zij het nabijgelegen buitenverblijf Monrepos. Tussen 1872 en 1877 werden vier zoons geboren: Friedrich, Hermann, Wilhelm en Viktor; Hermann overleed op jonge leeftijd. Twee dochters, Luise en Elisabeth, respectievelijk geboren in 1880 en 1883, sloten de rij; zij bleven ongehuwd, in tegenstelling tot hun broers.

Band met Nederland en de koninklijke familie

Marie bleef zich zeer bewust van haar koninklijke afkomst en haar dynastieke rechten. Daarom hechtte zij eraan de banden met Nederland te blijven onderhouden. Elk jaar verbleef zij met man en kinderen langdurig bij prins Frederik, die daarvoor De Pauw met een aparte vleugel liet uitbreiden. De na zijn dood in 1881 door Marie aangehouden paleizen maakten het voor de familie Wied mogelijk lange perioden in Nederland te zijn. Door hun veelvuldig verblijf in Nederland waren zij gezien bij een groot deel van de bevolking, dat hen als halve Oranjes beschouwde. Maar de mogelijkheid dat een van haar zoons huwelijkspartner van Wilhelmina zou worden – een vooruitzicht dat op brede steun kon rekenen –, werd door Emma en Wilhelmina als ‘niet ebenbürtig’ terzijde geschoven. Evenmin leidden speculaties over Maries oudste zoon als Nederlandse troonpretendent tot resultaat; die weg werd overigens afgesneden bij de Grondwetsherziening van 1922.

Na de dood van groothertogin Sophie van Saksen-Weimar in 1897 was Marie de laatst overgebleven naaste verwant van koningin Wilhelmina. Met zowel Emma als Wilhelmina had zij een goede verstandhouding. Samen met haar man en dochters was zij aanwezig bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898. Ook bij Wilhelmina’s huwelijk in 1901 en bij de doop van prinses Juliana in 1909 gaf zij acte de présence. Omgekeerd waren de beide koninginnen aanwezig bij de bruiloft van Maries oudste zoon, die in 1898 met een nicht van Wilhelmina trouwde. Bij de zilveren bruiloft van Marie en Willem in 1896 schonken Emma en Wilhelmina hun twee schilderijen van Mesdag: het uitzicht vanuit De Pauw en het Paviljoen in Scheveningen.

Bezittingen

Na de dood van prins Frederik in 1881 erfde Marie diens aanzienlijke nalatenschap samen met haar nichtje Louise (dochter van haar zuster Louise), kroonprinses van Denemarken. De Duitse goederen (waaronder het paleis Unter den Linden in Berlijn en de Standesherrlichkeit Muskau) werden van de hand gedaan. De Nederlandse landgoederen in Wassenaar en Voorschoten (Ter Horst, Eikenhorst, Raephorst, Backershagen en Groot-Haesebroeck), die bij de verdeling van de nalatenschap aan Marie waren toegevallen, hield zij wel aan. Dat gold ook voor het paleis aan het Korte Voorhout in Den Haag, De Pauw in Wassenaar en het paviljoen in Scheveningen, dat sindsdien in de volksmond bekend zou staan als het Paviljoen van Wied. Een samen met haar nicht opgericht fonds onderhield gepensioneerde medewerkers. Op den duur was het aanhouden van dit bezit niet meer op te brengen. Het paleis in Den Haag werd in 1900 van de hand gedaan. Al eerder was Groot-Haesebroeck verkocht; het kwam in handen van bouwondernemers die het verkavelden. Toen dit lot ook Eikenhorst, Ter Horst en de Raaphorst dreigde te treffen, schoot koningin Wilhelmina te hulp: ze kocht deze goederen in 1903 van haar nicht. Na de dood van Marie zouden haar erfgenamen ook de overige Nederlandse bezittingen verkopen.

In 1907 werd Marie weduwe. Ze trok zich met haar beide dochters terug in de villa Waldheim bij Monrepos, waar zij op 22 juni 1910 onverwachts overleed, enkele weken voor haar 71ste verjaardag. Nederland stond uitvoerig stil bij haar dood; in de Tweede Kamer werd zij herdacht. Namens koningin Wilhelmina was prins Hendrik aanwezig bij haar begrafenis, die een kleine week later plaatsvond op het Fürstlich-wiedische Waldfriedhof, gelegen in de nabijheid van Monrepos.

Reputatie

Door hun verbondenheid met Nederland genoten zowel Marie als haar man veel sympathie onder brede lagen van de Nederlandse bevolking. Marie wordt in de literatuur gekenschetst als een hartelijke vrouw, die naast eenvoud koninklijke waardigheid uitstraalde. Krachtig stimuleerde zij een door François de Bas, officier van het Nederlandse leger, geschreven biografie van haar vader, waaraan deze al voor diens dood was begonnen. Marie financierde dit project jarenlang. Het geschiedwerk was in de eerste plaats een eerbewijs aan haar vader, maar bevatte door zijn uitgebreide context ook veel informatie over leven en werken van de drie eerste Nederlandse koningen.

Naslagwerken

Van Ditzhuyzen.

Archivalia

Koninklijk Huisarchief, Den Haag: archieven van prins Frederik, van zijn echtgenote en hun kinderen (A37); archief van de ceremoniemeester (E18a).

Literatuur

  • F. de Bas, Prins Frederik der Nederlanden en zijn tijd, 4 dln in 6 banden (Schiedam 1887-1913).
  • Roger Fulford ed., Dearest Child. Private correspondence of Queen Victoria and the Princess Royal 1858-1861 (Londen 1964).
  • L.J. van der Klooster en J.J. Bouman, Oranje in beeld. Een familiealbum uit de 19de eeuw (Zaltbommel 1966).
  • J.J. Bouman, Op en om Oranjes troon. Ons vorstenhuis in de 19de en 20ste eeuw (Zaltbommel, 19674).
  • Roger Fulford ed., Dearest mama. Letters between Queen Victoria and the Crown Princess of Prussia 1861-1864 (Londen 1968).
  • Peter Wander, Haagse huizen van Oranje. Vier eeuwen paleizen en huizen van de Oranjes in en om de residentie (Den Haag 1981).
  • J.P. Duyverman, Uit de geheime dagboeken van Aeneas Mackay (Houten 1987).
  • A.P.J. van Osta ed., Drie vorstinnen. Brieven van Emma, Wilhelmina en Juliana (Amsterdam 1995).
  • René Cleverens, De Oranje-erfopvolging rond de eeuwwisseling. Troonpretendenten en huwelijkskandidaten 1898-1909 (Middelburg 1997).
  • Cees Fasseur, Wilhelmina. De jonge koningin (Amsterdam 1998).

Illustratie

Fotoportret door hoffotograaf Hermann Koch, vervaardigd ter gelegenheid van de zilveren bruiloft van Marie en Willem in 1896 (Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, Den Haag).

Auteur: Mieke van Leeuwen-Canneman

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 761

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.