Maris, Adriana Johanna (1900-1996)

 
English | Nederlands

MARIS, Adriana Johanna (geb. Arnhem 6-6-1900 gest. Arnhem 7-12-1996), historica en archivaris. Dochter van Cornelis Willem Maris (1867-1936), jurist bij het arrondissementsparket, later rechter, en Jacqueline Lucrèce Fransen van de Putte (1872-1926). Johanna Maris bleef ongehuwd.

Jo Maris was de tweede dochter in een deftig liberaal juristengezin in Arnhem – haar grootvader had in 1855 de historische titel ‘heer van Sandelingenambacht’ (in de Zwijndrechtse Waard bij Dordrecht) gekocht. Deze vererfde in 1936 op Jo’s enige broer, Jan (1904-1984). Van 1903 tot 1908 woonde het gezin in Tiel, waar vader Maris rechter was geworden. Daarna werd hij rechter in Arnhem en keerde het gezin terug naar Jo’s geboortestad. Rond haar derde kreeg Jo een kinderziekte waaraan ze blijvende gehoorschade overhield. Na de middelbare school voor meisjes deed ze in 1922 staatsexamen gymnasium-a. Zeven jaar later studeerde ze in Utrecht af in de letteren en wijsbegeerte met middeleeuwse geschiedenis als hoofdvak en nieuwe geschiedenis en staatsinrichting als bijvakken. In de Utrechtse Vrouwelijke Studenten Vereniging, waar ze enkele levenslange vriendschappen sloot, was ze actief geweest in de bibliotheek- en almanakcommissie.

Wetenschappelijk werk

In september 1929 werd Jo Maris vrijwilligster (‘volontair’) op het Rijksarchief in Gelderland – een betaalde werkkring werd voor een ongehuwde vrouw uit haar welgestelde milieu destijds niet nodig geacht. In 1930 behaalde ze na acht jaar zelfstudie het diploma archiefambtenaar eerste klasse. ‘Juffrouw Maris’ had zich in de tussentijd gespecialiseerd in kerkarchieven. Haar inventaris van het kapittelarchief van Sint Walburg in Arnhem (1931) was haar eerste grote publicatie. Ze bleef tot 1938 bij het Gelderse archief en mocht van rijksarchivaris Toon Martens van Sevenhoven in werktijd promotieonderzoek doen naar het grondbezit van kerken, kloosters en andere katholieke instellingen in het Kwartier van Nijmegen. Haar promotor werd de Utrechtse rechtshistoricus Duco Rengers Hora Siccama.

In 1938 aanvaardde Jo Maris een vaste – en betaalde – aanstelling als adjunct-commies bij het Rijksarchief in Utrecht. Het jaar daarop promoveerde ze cum laude. Haar proefschrift gaf niet alleen inzicht in de aard en omvang van de geestelijke goederen, maar ook in het ontstaan van de bestuursinstelling die deze na de Reformatie beheerde: Gedeputeerde Staten van Gelderland. In de jaren veertig begon ze aan een tweede onderzoek: een bronnenstudie over het (vroeg)middeleeuwse wereldlijke bestuur in het prinsbisdom Utrecht. Toen ze in 1950 hoofdchartermeester in Arnhem kon worden, keerde Maris terug naar haar geboortestad. Ze bleef werken aan haar boek, dat in 1954 uitkwam onder de titel Van voogdij tot maarschalkambt.

Naast deze gespecialiseerde werken voor vakgenoten, een handvol archiefinventarissen en een repertorium op de leenprotocollen van de Utrechtse bisschop (1956) publiceerde Maris in haar tweede Arnhemse periode meer dan honderd artikelen en boekbesprekingen, de meeste in de Bijdragen en Mededelingen van de Vereniging Gelre. Vooral vanwege dit werk voor een breder publiek werd ze in 1962 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Vier jaar later ging ze met pensioen. Ze hield een werkplek in het Arnhemse Rijksarchief, waar ze een van de meest omvangrijke en complexe bestanden inventariseerde: het archief van het Hof van Gelre en Zutphen, in totaal vijfhonderd strekkende meter. Een eerdere poging was in de jaren vijftig gestrand. Maris had in 1973 de eigenlijke inventaris gereed, maar schaafde daarna nog vijf jaar lang aan een grondige, geannoteerde inleiding. Naar haar mening was die nog niet voltooid toen het archief in 1978 besloot tot publicatie van het gehele werk over te gaan.

Laatste jaren en reputatie

In 1985 leverde Jo Maris haar laatste bijdrage aan het jaarboek van de Vereniging Gelre, waarvan ze sinds 1974 erelid was. Omdat haar gezondheid achteruitging, droeg ze in hetzelfde jaar haar wetenschappelijke aantekeningen over aan het Rijksarchief. ‘A. Johanna Maris’, zoals ze haar publicaties ondertekende, overleed op 7 december 1996, 96 jaar oud. Ze werd begraven op Vredeoord in de Arnhemse buitenwijk Schaarsbergen. Het Biografisch Woordenboek van Gelderland noemt haar een van de ‘bekendste en meest gezichtsbepalende Gelderse archivaris-historici van de twintigste eeuw’ maar ook een perfectionist en een betweter. Op wetenschappelijke symposia liet ze haar alledaagse terughoudendheid varen en uitte ze ‘gezeten op de eerste rij, op luide toon en zonder aanziens des persoons’ haar kritiek. En meestal wist Jo Maris het ook écht beter.

Naslagwerken

BWG; Nederland’s Patriciaat.

Archivalia

Gelders Archief, Arnhem: collectie A.J. Maris.

Publicaties

Bibliografie in Mentink, ‘Lijst van geschriften’.

Literatuur

  • G.J. Mentink, Lijst van geschriften van dr. Adriana Johanna Maris (Arnhem 1980).
  • F.F.J.M. Geraedts, Inventaris van de collectie wetenschappelijke aantekeningen van mejuffrouw A.J. Maris, chartermeester, respectievelijk hoofdchartermeester bij de Rijksarchieven in Utrecht en Gelderland, 1930-1985 (Arnhem 1986, met aanvulling van 1991).
  • G.J. Mentink, ‘Een werkzaam leven, een biografische schets van dr. A. Johanna Maris’, in: F.W.J. Scholten e.a., red., Honderd jaar Gelre, Vereniging tot beoefening van Gelderse geschiedenis, oudheidkunde en recht, 1897-1997 (Hilversum 1997) 189-196.

Illustratie

Jo Maris, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Gelders Archief, Arnhem).

Auteur: Kees Kuiken

laatst gewijzigd: 03/10/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.