Mendoza y Fonseca , Mencía de (1508-1554)

 
English | Nederlands

MENDOZA y FONSECA, Mencía de, markiezin van Zenete (geb. Jadraque, bij Madrid 30-11-1508 gest. Valencia 4-1-1554), door haar huwelijk gravin van Nassau. Dochter van Rodrigo de Mendoza markies van Zenete (1464-1523) en María de Fonseca y Toledo (gest. 1521). Mencía de Mendoza trouwde (1) op 27-6-1524 in Burgos met Hendrik III, graaf van Nassau (1483-1538), stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht en Gelderland; (2) in 1540 met Ferdinand van Aragón prins van Napels (gest.1550). Uit huwelijk (1) werd 1 zoon geboren die kort na de geboorte overleed; (2) bleef kinderloos.

Mencía de Mendoza was de oudste dochter van de eerste markies van Zenete. Zij groeide op in het humanistische hofmilieu van Valencia; zelf leerde zij onder meer Latijn en Grieks. De humanist Juan Luis Vives (1492-1540), afkomstig uit Valencia, prees haar in zijn De institutione foeminae christianae (Over de opvoeding van de christelijke vrouw) (1524) om haar kennis van de klassieke talen en noemde haar een belofte van wijsheid en roem. Mencía’s moeder stierf toen zij dertien jaar oud was, haar vader stierf twee jaar later. Zo erfde zij als vijftienjarige adellijke dochter de titel van markiezin en het familiefortuin.

Huwelijkspolitiek

In 1524 werd Mencía de Mendoza door keizer Karel V uitgehuwelijkt aan Hendrik III van Nassau, die vanaf 1522 als opperkamerheer aan het hof van Karel verbleef. Hendrik was weduwnaar van Claudia van Châlon, prinses van Oranje (1498-1521). De keizer stelde een jaargeld ter beschikking dat aan Mencía zou worden uitgekeerd als zij haar man zou overleven. Hij deed dit omdat de bruidegom zijn enige zoon uit zijn vorige huwelijk, René van Châlon (1519-1544), niet wilde benadelen, en zijn nieuwe bruid daarom geen weduwgoed kon toekennen. In juni 1524 werd in Burgos de bruiloft gevierd van de Spaanse markiezin en de graaf van Nassau met toernooien waaraan ook de keizer deelnam.

De verbintenis van Mencía de Mendoza met Hendrik van Nassau is bijzonder omdat het het enige huwelijk tussen de Spaanse en de Nederlandse adel is dat Karel V heeft gearrangeerd. Hiermee negeerde hij openlijk de wens van de tweede hertog van Alva, die uit was op een huwelijk tussen Mencía en zijn kleinzoon, de latere landvoogd der Nederlanden. Beducht voor de machtige Spaanse adel gaf de keizer de voorkeur aan een verbintenis met een edelman uit de Lage Landen. De hertog van Alva schijnt woedend geweest te zijn over deze bejegening, en volgens Mencía’s biograaf Vosters kan deze kwestie een voedingsbodem gecreëerd hebben voor de aversie van de hertogen van Alva voor alles wat met de Nederlanden en de Nassaus te maken had.

Huwelijksleven

Na hun huwelijk verbleven Mencía en Hendrik tot 1529 aan het keizerlijk hof in Spanje. In 1530 vertrokken zij naar de Nederlanden, waar ze afwisselend in het Nassaupaleis in Brussel en het kasteel in Breda resideerden. Zij verkeerden ook in deze periode onder de groten der aarde. Zo woonden zij in 1533 de intrede bij van René van Châlon in het prinsdom Orange, waarbij ook de Franse koning Frans I en zijn echtgenote Eleonora aanwezig waren. Vanaf 1535 woonden zij permanent in Breda en voerden daar een schitterende hofstaat. Uit reisverslagen blijkt dat er gegeten werd van gouden borden. Het grafelijk paar gaf talloze opdrachten aan schilders, architecten, boekverluchters en tapijtwevers, waaronder de befaamde reeks over de Nassause genealogie. Het slot werd herbouwd tot een paleis naar model van het Mendoza familiekasteel in La Calahorra (Granada). Het was een van de eerste renaissance-bouwwerken in de Nederlanden.

Onder Mencía's leiding ontwikkelde het Bredase hof zich tot een centrum van wetenschap. Ze onderhield contacten met vooraanstaande geleerden en in haar hofkring kwam een groot aantal wetenschappelijke en literaire publicaties tot stand. Tot het kunstenaars- en geleerdennetwerk van Mencía en Hendrik behoorden Jan van Scorel, Jan Gossaert, Barend van Orley, Gilles de Busleyden, Guillaume de Budé en Luis Vives. Laatstgenoemde had zich op uitnodiging van Mencía aan het Bredase hof verbonden. Vanuit Breda stond zij ook in nauw contact met hoogleraren en studenten van het door Erasmus gesteunde Drietalencollege in Leuven, dat zij financieel steunde. Het was Mencía die ervoor zorgde dat een Antwerpse prebende werd toegekend aan Erasmus’ beschermeling Conrad Goclenius. Vlak voor zijn dood in 1536 liet Erasmus aan Goclenius weten dat hij de ‘Heroina de Nassauwen’ hiervoor graag wilde bedanken maar dat hij niet wist waar zij verbleef. Voordat die informatie hem kon bereiken, was Erasmus gestorven. Mencía bezat niet alleen een portret en twee medailles met de beeltenis van Erasmus, maar ook bevatte haar bibliotheek, een van de rijkste Spaanstalige collecties uit het midden van de zestiende eeuw, talloze werken van de beroemde humanist.

De Spaanse gravin van Nassau stond open voor nieuwe ideeën en toonde belangstelling voor het debat over onderwijs aan vrouwen. Zij heeft altijd getracht de denkbeelden na te volgen die haar raadsman Vives hierover had ontwikkeld in zijn De institutione foeminae christianae. Zij bezat een tapijtenreeks die vervaardigd was als eerbetoon aan geleerde vrouwen en deel uitmaakte van het toenmalige debat over de intellectuele ontwikkeling van vrouwen. Ook vertaalde zij zelf werken uit de klassieke oudheid in het Spaans.

Na Hendriks dood in 1538 keerde Mencía de Mendoza terug naar Valencia, waar zij twee jaar later hertrouwde met Ferdinand van Aragón, de onderkoning van Valencia. Zij zette haar studies voort en droeg bij aan de verspreiding van Nederlandse kunst in Spanje. In 1544 stelde zij een plan op voor hervorming van de universiteit van Valencia naar voorbeeld van het Leuvense Drietalencollege. Mencía had ook een actief aandeel in de uitbreiding van de in 1514 gestichte universiteit van Valencia: zij financierde er een aantal leerstoelen, onder meer in Latijnse en Griekse letterkunde, Hebreeuws en medische wetenschappen, en liet er een nieuw auditorium inrichten. Met testamentaire beschikkingen droeg zij ook financieel bij aan de stichting van een hogeschool in Toledo.

Dood en reputatie

In haar laatste levensjaren had Mencía de Mendoza een slechte gezondheid. De obesitas waaraan zij leed, maakte haar tot voorwerp van spot. Zij overleed in 1554, 45 jaar oud. In haar testament bepaalde zij dat er geen rouw gedragen mocht worden en dat haar lijkkoets door een aantal arme inwoners van Valencia gevolgd diende te worden. Zij werd bijgezet in het familiegraf in de dominicanerkerk in Valencia.

Mencía de Mendoza maakte in Spanje en in de Nederlanden naam als beoefenaar en beschermvrouw van de wetenschap en gold als een van de geleerdste vrouwen van haar tijd. Haar faam betrof vooral haar kennis van het Latijn en Grieks. Haar naam leeft niet alleen voort in talloze lofprijzingen van geleerde humanisten uit de zestiende eeuw, maar ook in het huidige Mencía de Mendoza Lyceum in Breda. Spaanse lofredenaars als Matamor en Maldonado prezen haar vooral omdat zij een schat van geleerdheid uit de Nederlanden naar Spanje bracht. Zij vergeleken haar met de Griekse heldin Aspasia van Xenephon, die het gewaagd had om met Socrates te redetwisten. In de Nederlanden prees de Alkmaarse geleerde Petrus Nannius haar in een bundel opstellen als ‘het sieraad van de zestiende eeuw’.

Door haar actieve rol in de bevordering van humanisme en renaissance in de Nederlanden en haar ijveren voor de ontplooiing van vrouwen, verdient deze ‘heroina de Nassauwen’ ondanks haar korte tijd in de Nederlanden een prominentere plaats onder de Nassaus dan haar tot dusver ten deel is gevallen.

Naslagwerken

Dek; Van Ditzhuyzen [onder Hendrik III van Nassau]; Oranje van A tot Z.

Archivalia

Koninklijk Huisarchief, Den Haag: Archief Hendrik III van Nassau-Dillenburg.

Literatuur

  • Th.M. Roest van Limburg, Een Spaansche gravin van Nassau: Mencía de Mendoza, markiezin van Zenete, gravin van Nassau (1508-1554) (Leiden 1908).
  • J.K. Steppe, ‘Mencía de Mendoza et ses relations avec Érasme, Gilles de Busleyden et Jean-Louis Vives’, in: J. Coppens red., Scrinium Erasmianum: mélanges historiques (Leiden 1969) 449-506.
  • S.A. Vosters, Mencía de Mendoza: vrouwe van Breda en onderkoningin van Valencia (Delft 1987).

Illustratie

Portret door Simon Bening, 1531, (Berlijn, Staatliche Museen).

Auteur: Matty Klatter

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 103

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.