Merkus, Jeanne (1839-1897)

 
English | Nederlands

MERKUS, Jeanne, ook bekend als Jovanka Merkusova (geb. Batavia, Nederlands-Indië 11-10-1839 – gest. Utrecht 1-2-1897), chiliaste, filantrope, streed op de Balkan tegen de Turken. Dochter van Pieter Merkus (1787-1844), gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, en Wilhelmina Niclasina Cranssen (1805-1848). Jeanne Merkus bleef ongehuwd.

Jenny Merkus bracht haar eerste levensjaren door in Nederlands-Indië, als zevende in een gezin van negen kinderen – een zusje uit een voorechtelijke relatie van haar vader en een stiefzusje maakten eveneens deel uit van het huishouden. Vader Pieter, telg uit een geslacht van Waalse predikanten en uitgevers, was gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Moeder Wilhelmina was de geëchte dochter van een Indische slavin en Willem Jacob Cranssen (1762?-1821), voorheen een hoge VOC-ambtenaar. Jenny’s moeder was rijk: met haar halfzuster Catharina Rica, de latere grootmoeder van Louis Couperus, had zij haar vaders aanzienlijke vermogen geërfd.

In 1844 – Jenny was vier – stierf vader Merkus. Hierop verhuisde het gezin naar Nederland, eerst naar Amsterdam en vervolgens naar Den Haag. Toen vier jaar later ook de moeder overleed, kwamen de kinderen onder voogdij van een oom, de Waalse predikant Charles Guillaume Merkus. Ze woonden aanvankelijk met hem en zijn gezin in Amsterdam, maar verhuisden na zijn emeritaat in 1850 mee naar Arnhem.

Rolmodellen

De levenswijze van haar oom maakte veel indruk op de jonge Jenny Merkus, die diepgelovig werd. In haar tienerjaren zat ze op een kostschool. Zij dweepte in die tijd niet alleen met de toen populaire Florence Nightingale, maar ook met Jeanne d’Arc. Jenny besloot niet te trouwen teneinde ook iets groots te kunnen verrichten – een ‘grand tour’ bracht haar niet van haar plannen af. Ze volgde waarschijnlijk een eenjarige opleiding voor jongedames uit de gegoede stand in het Diaconessenziekenhuis te Utrecht. Vervolgens trok ze de achterbuurten in om hulp te verlenen aan de armen.

Vanaf haar 23ste beschikte Jenny Merkus over de erfenis van haar moeder; omgerekend naar de huidige waarde erfde zij ruwweg dertig miljoen euro. Rond die tijd ging zij samenwonen met de zeven jaar oudere componiste en schrijfster Catharina Felicia (Cato) van Rees, die zich inzette voor vrouwenemancipatie – en in 1863 een aan Merkus opgedragen sonate uitbracht. Na korte tijd in Renkum en Oosterbeek te hebben gewoond betrokken de dames in 1864 de buitenplaats Spaensweerd in Brummen en drie jaar later (in 1867) Klein Warnsborn bij Arnhem. De zelfbewuste Van Rees had een positieve invloed op de van nature verlegen Merkus. Samen baarden ze veel opzien door dikke sigaren te roken en wijdbeens paard te rijden. Na enkele jaren bekoelde hun vriendschap en begin 1869 ging Merkus op reis naar Italië en Frankrijk. 

Revolutie en Apocalyps

In september 1870, ten tijde van de Frans-Duitse Oorlog, bevond Jenny Merkus zich in het belegerde Parijs. Hier zette zij zich met gevaar voor eigen leven in als verzorgster van gewonde militairen. Ze raakte er onder de invloed van (christen-)socialistische, communistische en anarchistische stromingen en na de uitroeping van de Commune, in maart 1871, bleef zij in Parijs. Het bloedige einde van de in haar ogen ideale staat, in mei 1871, interpreteerde Merkus als Armageddon – ze verwachtte dan ook dat de in de Apocalyps voorspelde terugkeer van Christus nabij was.

Nog in 1871 ging Merkus naar Rome, de van revolutie gonzende nieuwe Italiaanse hoofdstad. Ze vatte het plan op daar een ‘gebouw tot Gods verheerlijking’ neer te zetten, een hospitium dat de Heer en Zijn volgelingen bij Zijn imminente terugkomst ten dienste zou staan. Een stem zei haar echter ‘Niet hier, maar te Jeruzalem’ en dus trok zij naar het toen nog Turkse Palestina, waar de bouw in 1873 begon (Merkus, 3). Nadat de fundamenten waren gelegd, liet Merkus de werkzaamheden over aan haar Franse architect en keerde terug naar Europa, waar zij vooral in Parijs en Italië verbleef. Ze las er over de opstand van de christelijke inwoners van Herzegovina tegen hun islamitische Turkse onderdrukkers en besloot zich hiervoor persoonlijk te gaan inzetten. Na de verjaging van de Turken uit Europa zou immers ook Jeruzalem van diezelfde Osmaanse bezetting bevrijd kunnen worden en klaar zijn voor Zijn komst.

Jeanne d’Arc van de Balkan

Jenny Merkus werd in december 1875 voor het eerst door een verslaggever op de Balkan gesignaleerd (Middelburgsche Courant, 28-12-1875). Zij was toen bij de strijdgroep van Mićo Ljubibratić, die in de winterse bergen boven Dubrovnik opereerde. Hij beschrijft hoe zij de opstandelingen niet alleen geldelijk steunde, maar hen ook, gehuld in plaatselijke mannenkledij, voorging bij het opblazen van Turkse versterkingen – nog steeds rookte zij sigaren. Niet lang daarna werden Ljubibratić en Merkus genoodzaakt Herzegovina te verlaten en zich met hun manschappen aan te sluiten bij door Servië gesteunde strijdgroepen in Bosnië. Onderweg daarnaartoe vielen de daden van de intussen ‘moderne Jeanne d’Arc van Herzegovina’ genoemde Merkus opnieuw op (The Newcastle Courant, 7-1-1876). Ze was de enige vrouw in de rijen der opstandelingen en joeg keer op keer, te paard aan het hoofd van honderden mannen, Turkse cavalerie-eenheden op de vlucht. 

In maart 1876 werden Merkus, Ljubibratić en zijn staf op Herzegovijns gebied gevangen genomen door Oostenrijk-Hongarije, dat zelf zijn oog op Bosnië en Herzegovina had laten vallen. Merkus werd als vrouw en Nederlands staatsburger al gauw weer vrijgelaten. Ernstig ziek geworden reisde ze naar Belgrado, waar ze na haar herstel uitgebreid werd gehuldigd als de ‘Jeanne d’Arc van Servië’, hét boegbeeld van de nationalistische beweging voor de bevrijding van de Serviërs uit de Osmaanse en Oostenrijks-Hongaarse onderdrukking. Nadat op 1 juli 1876 de Servisch-Turkse Oorlog was uitgebroken, voegde Jenny Merkus zich bij het leger aan de Drina. Hier groeide zij – altijd voorop in de strijd en de manschappen inspirerend – voor de soldaten uit tot een haast mythische figuur. Merkus’ acties op de Balkan werden in de wereldpers uitgebreid belicht, maar kregen in Nederlandse kranten minder aandacht.

Tussen de gevechten door zette Merkus zich in voor verbetering van de veldhospitalen. Ze stak bovendien haar mening niet onder stoelen of banken. Nadat ze een generaal publiekelijk had aangesproken op zijn lafheid en zijn relatie met een liefdezuster van het Rode Kruis, gebood deze haar te vertrekken. Van de minister van Oorlog mocht zij blijven, maar Merkus wilde hem niet tot last zijn en verliet Servië op 15 augustus 1876. Via Constantinopel reisde ze naar Napels of Marseille. Hierna raakte ze al gauw in de vergetelheid. 

In maart 1878 keerde Merkus terug naar Palestina om de bouw van haar hospitium nieuw leven in te blazen. Een jaar later was haar geld op. Volgens een Franse krant hadden haar broers en zusters de geldkraan van het gezamenlijke Indische bezit voor haar dichtgedraaid. Opnieuw moest ze de bouw stilleggen. Met het beetje geld dat zij hier en daar nog bijeen wist te sprokkelen, bleef zij vanuit Marseille steun verlenen aan armen, zieken en revolutionairen. Nog enkele malen bezocht ze Jeruzalem. Achtervolgd door malafide aannemers en corrupte Turkse ambtenaren kwam Merkus in 1895 straatarm in Parijs terecht. Ziek geworden werd ze in september 1896 overgebracht naar het huis van haar broer Carel Rikus in Utrecht en vandaar rond de jaarwisseling naar het Diaconessenziekenhuis. Daar stierf Jenny Merkus op 1 februari 1897, 57 jaar oud.

Reputatie

Gedurende haar hele volwassen leven zette de godvruchtige én militante Merkus al haar energie, geld en gezondheid in voor hulpbehoevenden en revolutionairen. Zij voelde zich gelijkwaardig aan mannen en handelde dienovereenkomstig. Op een vraag van een verslaggever naar aanleiding van haar optreden in Herzegovina, antwoordde zij: ‘nu woedt een oorlog voor de bevrijding van mannen, en daarna zullen we er een voeren om vrouwen te bevrijden’ (Il Cittadino (Triëst), 21-3-1876). In haar geschriften komt haar martiale optreden op de Balkan slechts terloops ter sprake. Het mislukken van haar levenswerk, de bouw van haar hospitium, was Merkus’ grote teleurstelling.

In de periode 1875-1877 berichtten meer dan 1500 kranten- en tijdschriftartikelen in 21 talen en uit 27 landen over Jenny Merkus, en haar opmerkelijke persoonlijkheid en daden werden al tijdens haar leven, maar ook daarna, beschreven in (tendens)romans en gedichten. In de twintigste eeuw kwam haar rol in de strijd tegen de Turken bovendien aan bod in een speelfilm. De Israëlische psychologen Moshe Kalian en Eliezer Witzum vergeleken Merkus in 1999 en 2002 met de heilige Brigitta van Zweden. In 2014 publiceerden René Grémaux en Wim van den Bosch een uitgebreide biografie van Merkus.

 

Naslagwerken

BWN.

Archivalia

  • Atria, Amsterdam: Collectie Jeanne Merkus.
  • Nationaal Archief, Den Haag: o.a. ‘Libanonarchief’ van het ministerie van Buitenlandse Zaken [voor de periode 1873-1915 in de Levant].
  • Archief van Herzegovina, Mostar [Herzegovijnse opstand].

Publicaties

  • Openbaringen van J. Merkus naar aanleiding van een onvoltooid gebouw te Jeruzalem (Parijs 1887).
  • Aux Chrétiens (Parijs 1893).

Literatuur

  • C.F. van Rees, Reisebilder. Sonate für piano-forte. Op. 20. Fräulein Jeanne Merkus gewidmet (Den Haag z.j. [1863]).
  • Célestine [pseudoniem van Catharina Felicia van Rees], Zuster Catchinka (Arnhem 1866) [tendensroman waarin Merkus schuilgaat achter het hoofdpersonage].
  • Eduard Smidt-Weißenfels, ‘Die Junakinka. Novellistisches Zeitbild aus dem Südslavischen Aufstand’, Frankfurter Journal (bijlage Didaskalia), 1 t/m 8-7-1876 [feuilleton].
  • Mario [pseudoniem van Maria Adriana Lamping-van Bosse], De Morrisons (Utrecht 1890) [tendensroman waarin Merkus schuilgaat achter het personage van Thora van Lindenrode].
  • Živorad Mitrović (regie), idem en Slavko Goldstajn (scenario), Nevesinjska puška (Joegoslavië 1963) [speelfilm over de strijdgroep van Ljubibratić, met een vrouwenrol voor Merkus; https://www.youtube.com/watch?v=E3U4oJ0__2U; geraadpleegd 1-5-2018].
  • Henk Fedder, Onverwoestbaar Ideaal (Nijkerk 1967) [geromantiseerde biografie].
  • Jenny Merkus (1998) [tv-documentaire Omroep Gelderland].
  • Moshe Kalian en Eliezer Witztum, ‘The “Jeruzalem syndrome” – phantasy and reality: a survey of accounts from the 19th century to the end of the second millenium’, Israeli Journal of Psychiatry 36 (1999) 260-271.
  • Miodrag Bogić (regie), Branka Jovanović en René Grémaux (scenario), Joana Holandeza (Belgrado 1999) [tv-documentaire Radio Televizija Srbije].
  • Moshe Kalian en Eleizer Witztum, ‘Jeruzalem Syndrome as reflected in the pilgrimage and biographies of four extraordinary women from the 14th to the end of the second millenium’, Mental Health, Religion & Culture 5 (2002) nr. 1, 1-16.
  • René Grémaux en Wim van den Bosch, Mystica met kromzwaard. Het opzienbarende leven van Jenny Merkus (1839-1897) (Delft 2014) [met uitgebreide bibliografie en verwijzingen naar Servisch- en Duitstalige gedichten].
  • Hadassa Mor, The Doomsday of Jenny Merkus (Netbook.co.il, Israël 2017) [Hebreeuws, Engelse vertaling in bewerking; roman over haar activiteiten in Palestina]. 

Illustratie

Henri Le Lieure de l’Aubepin, Carte de visite van Jeanne Merkus, Rome, ca. 1880 (Atria, Amsterdam).

 

Auteurs: Wim van den Bosch en René Grémaux

laatst gewijzigd: 12/08/2018

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.