© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Durkje van der Wal, Moorsel, Petronella Johanna van, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Moorsel [02/06/2018]
MOORSEL, Petronella Johanna van, vooral bekend als Nelly van Doesburg (geb. Den Haag 27-7-1899 – gest. Meudon Val-Fleury, Frankrijk 1-10-1975), pianiste, beeldend kunstenares en promotor van abstracte kunst. Dochter van Petrus Bartholomeus van Moorsel (1863-1924), winkelier, en Helena Maria Buch (1861-1939). Nelly van Moorsel trouwde op 24-11-1928 in Parijs met Christian Emil Marie Küpper, vooral bekend als Theo van Doesburg (1883-1931), kunstenaar en architect. Dit huwelijk bleef kinderloos.
Nelly van Moorsel groeide op als vijfde van zes kinderen in een welgesteld, rooms-katholiek gezin. Haar vader had een meubelzaak in het centrum van Den Haag. Het gezin woonde in een ruime villa aan de Violenweg. Nelly speelde piano en op haar veertiende ging ze naar het Haagse conservatorium, waar ze les kreeg van onder anderen de componist Willem Andriessen. In 1917 haalde ze haar lesbevoegdheid en een jaar later begon ze als pianolerares. Dat jaar gaf ze haar eerste soloconcerten – ze speelde vooral Brahms en Chopin.
Avant-garde
Met haar broer Kees, die architect was, woonde Nelly van Moorsel op 10 juli 1920 een lezing bij van De Stijl-voorman Theo van Doesburg in de Haagsche Kunstkring. Ze raakte op slag verliefd op deze zestien jaar oudere en reeds getrouwde kunstenaar en architect. Van Doesburg nam haar mee naar tentoonstellingen en raadde haar muziek aan van moderne componisten als Schönberg en Satie. Onder zijn invloed ‘moderniseerde’ ze ook haar uiterlijk. De relatie stuitte op veel weerstand bij Nelly’s ouders en met kerst 1920 kreeg ze een ultimatum: of ze koos voor haar familie of voor Van Doesburg. Halsoverkop vertrok Nelly naar Leiden, waar Van Doesburg een kamer voor haar huurde.
In maart 1921 vertrokken Nelly van Moorsel en Theo van Doesburg voor een reis langs diverse Europese steden om kunstenaars als Piet Mondriaan, futurist Filippo Marinetti en dadaïst Tristan Tzara te bezoeken. Hun reis eindigde in Weimar, waar Van Doesburg tevergeefs probeerde een aanstelling te krijgen bij Bauhaus. In Weimar studeerde Van Moorsel piano, gaf pianoles en verdiepte zich verder in de moderne muziek. Haar pianospel ontwikkelde zich van klassiek naar avant-gardistisch. Zij speelde muziekstukken van aan De Stijl gelieerde componisten als Daniel Ruyneman en Jacob van Domselaer en probeerde bijvoorbeeld Van Domselaers Proeven van Stijlkunst met ferme aanslag zo mechanisch en objectief mogelijk uit te voeren. Bij gezamenlijke optredens van Van Moorsel en Van Doesburg stonden haar pianovoordrachten altijd in dienst van zijn lezingen.
‘Onmisbaar dadaïstisch muziekinstrument’
In december 1921 verbleef Nelly van Moorsel enkele weken alleen in Wenen, waar zij via Alma Mahler kennismaakte met avant-garde componisten als Egon Wellesz en Paul Pisk. Op het feest van het Internationale kunstenaarscongres in Düsseldorf, in mei 1922, begeleidde ze voor het eerst een Dada-optreden, een ‘dans met stoel’ van de Berlijnse dadaïst Raoul Haussmann – het congres zelf vonden Van Doesburg en zij, net als andere progressievelingen, veel te behoudend. Vier maanden later trad ze onder de naam Pétro van Doesburg op als pianiste tijdens de roemruchte dada-avonden in Weimar, Jena en Hannover. Op de allereerste Dada-avond in Den Haag, in januari 1923, speelde Van Moorsel onder meer Bruiloftsmars voor een krokodil van de Italiaan Vittorio Rietti, daarbij voortdurend onderbroken door het gemiauw en gekef van Dada-kunstenaar Kurt Schwitters – onder het motto ‘elk geluid is muziek’. Een recensent typeerde Van Moorsel ritmische spel als ‘een kat die als een dolle over de pianotoetsen heen en weer holt’ (De Telegraaf, 11-1-1923). In eigen kring werd Van Moorsel geprezen als ‘het onmisbare dadaïstische muziekinstrument van Europa’, maar dit resulteerde niet in een zelfstandige, muzikale carrière (Mécano 3,1922).
In mei 1923 verhuisde Nelly van Moorsel met Van Doesburg naar Parijs. Ze nam er pianoles bij Alexander Borowski en Alfred Cortot, en oefende bij de componist Arthur Honegger thuis. Daarnaast trad ze op bij Dada-bijeenkomsten. Ook begon ze te schilderen. Om wat bij te verdienen speelde ze in een operette-orkest bij stomme films en werkte ze onder de naam Sonia Pétrowska als danseres in een theater op Montmartre.
Van Moorsel en de inmiddels gescheiden Van Doesburg trouwden eind 1928. In deze periode verlegde Nelly van Doesburg haar aandacht geleidelijk van de muziek naar de kunstbemiddeling. Ter bevordering van de abstracte kunst organiseerde ze in 1929 in het Stedelijk Museum in Amsterdam en Pulchri Studio in Den Haag de tentoonstelling Expositions Sélectes d’Art Contemporain. Onder het pseudoniem Cupera – een variatie op haar mans officiële achternaam Küpper – toonde ze daar ook drie eigen, semi-abstracte schilderijen.
In december 1929 verhuisden Nelly en Theo van Doesburg naar de atelierwoning in Meudon Val-Fleury (bij Parijs), die ze met de erfenis van Nelly’s vader naar ontwerp van Van Doesburg hadden laten bouwen.
Kunstenaarsweduwe
Na een kort ziekbed stierf Theo van Doesburg in maart 1931 in Davos aan een hartstilstand. Nelly van Doesburg, 31 jaar oud, besloot hierna te stoppen met musiceren en schilderen en zich volledig te wijden aan de promotie van zijn artistieke nalatenschap en de abstracte kunst. Ze bleef wonen in Meudon en reisde af en toe naar Nederland, waar ze onder meer met Willem Sandberg werkte aan exposities in het Stedelijk Museum over Van Doesburg (1936) en abstracte kunst (1938).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef Nelly van Doesburg in Frankrijk in de Vrije Zone. In deze periode (omstreeks 1939-1946) had ze een liefdesrelatie met de Afrikaanse politicus Sourou Migan Apithy – later zou hij korte tijd president worden van zijn geboorteland Dahomey (tegenwoordig Benin). Met haar vriendin Peggy Guggenheim organiseerde Nelly van Doesburg in 1947 enkele aan Theo van Doesburg gewijde tentoonstellingen in de Verenigde Staten. Ze verbleef er twee jaar en werkte er onder meer mee aan de catalogus Société Anonyme. Museum of Modern Art 1920 (New Haven 1950), over het ‘experimentele museum’ van Marcel Duchamp, Katherine Dreier en Man Ray. Ze frequenteerde jazz-clubs in Harlem, was bevriend met jazzmuzikant Thelonious Monk en en onderhield een liefdesrelatie met architect Mies van der Rohe. Later sprak ze openhartig over haar liefdesleven: ‘Als ik van iedere relatie een kind zou hebben, dan had ik nu elf kinderen en dan nog wel van elf verschillende nationaliteiten’ (gecit. NRC Handelsblad, 1-9-2000). Eind jaren vijftig keerde Van Doesburg terug tot het katholieke geloof.
Tot het einde van haar leven woonde Nelly van Doesburg– soms in gezelschap van haar zus Lou – in Meudon, waar ze op 1 oktober 1975 na een langdurig ziekbed overleed aan de gevolgen van kanker. Ze werd 76 jaar.
Betekenis
Kunstenaarsweduwe Nelly van Doesburg verklaarde veertig jaar na de dood van haar man dat ze ‘alles aan “Does” te danken had’ (gecit. Van Os). Haar eigen talenten stelde ze tijdens hun tienjarig samenzijn in dienst van zijn kunst. Na zijn dood speelde zij een belangrijke rol in de promotie van zijn werk en ideeën, en van de moderne abstracte kunst in het algemeen. Persoonlijk behaalde zij haar grootste roem als pianiste tijdens de beroemde Dada-tournee van 1922.
Nelly van Doesburg liet haar collectie en het huis in Meudon na aan haar nicht Wies van Moorsel, die beide, overeenkomstig Nelly’s wens, in 1981 aan de Nederlandse Staat schonk.
Archivalia
RKD, Den Haag: NL-HaRKD.0574, Archief en collectie Nelly van Doesburg; NL-HaRKD.0408, Archief en bibliotheek Theo en Nelly van Doesburg.
Literatuur
- Mécano 3 (1922).
- De Telegraaf, 11-1-1923.
- Peggy Guggenheim, Art of this century. Objects, drawings, photographs, paintings, sculptures, collages: 1910-1942 (New York 1968).
- K. Schippers, Holland Dada (Amsterdam 1974).
- Willem Sandberg, ‘Petro van Doesburg 1899-1975’, Museumjournaal, 6-12-1975.
- Peggy Guggenheim, Out of this century. Confessions of an art addict (New York 1979).
- Hubert van den Berg, Theo van Doesburg / Kurt Schwitters. Holland’s bankroet door Dada. Documenten van een dadaïstische triomftocht door Nederland (Amsterdam 1995).
- K. Schippers, ‘Een explosie van ernstige onzin; Nelly van Doesburg, wegbereidster van de jongste kunst’, De Groene Amsterdammer, 13-6-1995.
- Marlite Halbertsma, Beroep kunstenares. De beroepspraktijk van beeldend kunstenaressen in Nederland 1898-1998 (Nijmegen 1998).
- Hank Onrust, Sta op en verander de hele rotzooi. Nelly van Doesburg, 1899-1975 (2000) [tv-portret VPRO].
- Wies van Moorsel, Nelly van Doesburg 1899-1975. ‘De doorsnee is mij niet genoeg’ (Nijmegen 2000).
- NRC Handelsblad, 1-9-2000.
- Pieter van Os, ‘Mevrouw Cupera. Profiel: Nelly van Doesburg’ , De Groene Amsterdammer, 3-5-2000.
- Mattie Boom, ‘Een modern dubbelportret van Theo en Nelly van Doesburg’, Bulletin van het Rijksmuseum 56 (2008) nr. 1-2, 34-47.
Illustratie
Nelly van Doesburg in door François Angiboult, Comtesse d' Oettingen ontworpen kostuum, door Theo van Doesburg, 1923 (foto RKD, Den Haag).
Auteur: Durkje van der Wal
laatst gewijzigd: 02/06/2018
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.