Moulin, Marie du (voor 1622-1699)

 
English | Nederlands

MOULIN, Marie du (geb. Sedan, Frankrijk? voor 12-8-1622 begr. Den Haag 3-3-1699), geleerde vrouw, schrijfster, vanaf 1683 directrice van Frans meisjesinternaat in Haarlem. Dochter van Pierre du Moulin (1568-1658), theoloog, hoogleraar in Leiden en Sedan, en Marie Collignon (gest. 1622). Rond 1648 is er sprake van een huwelijk van Marie du Moulin, maar onduidelijk is met wie. Er zijn geen kinderen bekend.

De geboortedatum van Marie du Moulin is onbekend. Haar vader was de internationaal befaamde theoloog Pierre du Moulin, afkomstig uit een Frans adellijk geslacht. Ze moet een van de acht kinderen zijn geweest uit diens eerste huwelijk, met Marie Collignon. Lang is verondersteld dat ze een kind was uit diens tweede huwelijk, maar Pierre Bayle, bevriend met de Du Moulins, meldt in een brief dat zij een kind is uit het eerste huwelijk (Correspondance de Pierre Bayle, dl. 3, 87 en 89). Dat betekent dat Marie in ieder geval vóór 12 augustus 1622 geboren moet zijn, de sterfdag van Marie Collignon. Vermoedelijk is ze geboren in Sedan, waar haar vader hoogleraar was. Deze hertrouwde in 1625 met de dertig jaar jongere Sara de Gelhay (ca.1598-1673), met wie hij nog tien kinderen kreeg. Zo groeide Marie du Moulin op in een calvinistisch milieu met veel (half)broers en (half)zusters, een geleerde vader met internationale contacten in de hoogste kringen en een stiefmoeder die naar het schijnt het intellectuele niveau van de Du Moulins niet aankon (Labrousse, 1993).

Den Haag

In 1633 verhuisde Marie du Moulin van Sedan naar Den Haag. Ze trok in bij de theoloog André Rivet, die getrouwd was met haar tante en naamgenote Marie du Moulin: een halfzus van haar vader. Uit een brief van haar vader (16-2-1633) blijkt dat de Rivets hierom hadden gevraagd en dat Marie dit zelf ook graag wilde. Rivet, hoogleraar aan de Leidse universiteit, was net verhuisd naar Den Haag, waar hij door de stadhouder was aangesteld als huisleraar van de jonge prins Willem (II). Zo verkeerde Marie du Moulin via haar oom in kringen van het Haagse hof. Ook kwam ze al snel in contact met diens beroemde pupil Anna Maria van Schurman de eerste keer dat Schurman haar noemt, is in een brief van mei 1634.

Blijkens de correspondentie van Rivet was er rond 1640 sprake van een huwelijk van Marie du Moulin met zijn zoon Claude maar ketste dit plan af op haar bezwaren en/of angst voor het huwelijk. Een jaar later zou Claude trouwen met de Leidse hoogleraarsdochter Geertruida Burgersdijk. Marie du Moulin bleef ruim twintig jaar bij de Rivets, afgezien van de tussenpozen (in 1642, 1646 en 1649) dat ze in Frankrijk was om haar zieke vader te verzorgen. Toen de familie Rivet in 1647 naar Breda verhuisde omdat Rivet daar tegen zijn zin was aangesteld als curator van de door Frederik Hendrik opgerichte Illustere School, reisde zij met vijf koffers vol boeken vooruit om de verhuizing voor te bereiden. In een brief schrijft ze voortdurend in de weer te zijn met metselaars en timmerlui, en zodoende aan haar studie niet toe te komen. Een vriend van Rivet stak hem een hart onder de riem: zijn nicht zal hem wel goed helpen met het ordenen van zijn boeken, want ze is een kenner en houdt van boeken (brief van Conrart aan Rivet, 9-11-1646).

Breda en Delft

In de jaren 1646-1647 nam Marie du Moulin deel aan een discussie tussen Rivet, Schurman, Valentin Conrart en Madeleide de Scudéry over Jeanne d’Arc van haar zijn drie bijdragen in briefvorm overgeleverd (Un tournoi de trois pucelles). Rivet had de maagdelijkheid van deze vrouwelijke krijger ter discussie gesteld, maar Scudéry verdedigde haar reputatie. Zowel Schurman als Du Moulin nam in dit debat een tussenpositie in: ze betoogden dat Jeanne d’Arc zich beter tot de studie had kunnen wenden dan de wapens te grijpen.

In een ongedateerde brief aan Schurman, geschreven in of na 1647, laat Marie du Moulin weten dat ze inmiddels Hebreeuws heeft geleerd: de brief is geheel in het Hebreeuws opgesteld. Ze schrijft dat Schurman haar had aangemoedigd tot de studie, maar dat ze die raad aanvankelijk niet had opgevolgd omdat meisjes zich nu eenmaal alleen met handwerken en huishouden inlaten. Toen ze aan het ziekbed van haar vader zat en hij haar vroeg uit de Bijbel voor te lezen, was ze door spijt overvallen omdat ze hem ‘niet verstond’ kennelijk was het een Hebreeuwse Bijbel. Haar vader had haar toen beloofd haar leermeester te zijn. Zo was ze aan de studie begonnen, ‘nadat ik oud geworden ben’ (brief in Universiteitsbibliotheek Amsterdam, met Nederlandse vertaling).

Rond 1647 moet er opnieuw sprake zijn geweest van een huwelijk van Marie du Moulin; dit keer was Hendrik Bornius, hoogleraar te Breda, de gegadigde. Hij liet zich er later op voorstaan dat Rivet zijn nicht aan hem had willen uithuwelijken, maar dat hij had geweigerd (brief Saumaise, 8-10-1648). Bornius trouwde in 1648 met de Amsterdamse Catharina van Ceulen. Toch lijkt het erop dat Marie du Moulin rond deze tijd is getrouwd. Zelf schrijft zij aan Rivet (brief 17-11-1648) over de ‘ménage’ met haar ‘mari’ naar wie ze zal terugkeren als haar oom dat wil, en Schurman doet in een brief (3-4-1649) de groeten aan haar ‘très joli mari’. Als er inderdaad een huwelijk is geweest, moet dit zeer kort geduurd hebben. Bayle schrijft later (brief 26-11-1678) dat Marie du Moulin nooit heeft willen trouwen, ondanks haar schoonheid, haar goederen en haar verdiensten (letterlijk: ‘qui n’a jamais voulu se marier quoi que sa beauté, son bien et son merité luy ayent procuré de considerables postulans’). Hoe het ook zij, het huwelijk met Simon de Bohé dat Van der Aa vermeldt bij Marie du Moulin, berust op een leesfout: een veel oudere Anna du Moulin is ooit getrouwd geweest met Simon de Bobé, aldus R.P. Niceron (een van Van der Aa’s bronnen) in Memoires pour servir à l’histoire des hommes illustres, deel 33 (Parijs 1736, 97).

Rond de jaarwisseling van 1650/51 stond Marie du Moulin aan het sterfbed van André Rivet. Ze heeft zijn laatste dagen uitvoerig beschreven in het anoniem verschenen Les dernières heures d’André Rivet, een publicatie die meteen in 1651 door uitgevers in Breda, Utrecht en Delft op de markt werd gebracht, zowel in het Frans als in het Nederlands Constantijn Huygens schreef er in maart 1651 twee lofdichten op, waarvan één de strekking had dat iedereen erover sprak en hijzelf sprakeloos was (Worp 4, 253 en 255). Een jaar later verscheen een Engelse vertaling. Het werk is regelmatig heruitgegeven en beleefde nog in 1893 een Nederlandse herdruk.

Na de dood van Rivet woonde Marie du Moulin tot 1655 met haar tante in Delft. In 1654 verscheen opnieuw een publicatie van haar hand, ditmaal in Rotterdam, en opnieuw anoniem: De la première education. Mogelijk betreft het de uitwerking van de nagelaten opvoedkundige aantekeningen van haar oom en publiceerde zij die nu als een pedagogische vorstenspiegel voor de in november 1650 geboren Willem III.

Sedan, Rotterdam, Haarlem en Den Haag

Na 1655 keerde Marie du Moulin terug naar Sedan, waar ze in 1658 haar hoogbejaarde vader verzorgde. Ook zijn sterfbed beschreef ze in een anoniem geschrift: Les dernières heures de Pierre du Moulin, en ook dit is meermalen herdrukt. In datzelfde jaar 1658 kocht ze voor 2200 livres het familiehuis aan de Rue de Villiers (nr. 8) in Sedan. Diverse familieleden, onder wie haar beroemde neef Pierre Jurieu, hoogleraar en vriend (later vijand) van Bayle, woonden bij haar in.

In 1673 verscheen Du Moulins opvoedkundig traktaat in het Engels. Uit verschillende brieven is op te maken dat Marie in de hierop volgende jaren vergeefs probeerde een manuscript in Frankrijk uitgegeven te krijgen. Ongetwijfeld ging het om een heruitgave van De la première education. In 1678 reisde ze naar Amsterdam, waar Elsevier het onder de titel De l’éducation des enfans (1679) opnieuw uitgaf. In deze zelfde tijd verscheen een brief van Marie du Moulin in druk: ze had geprobeerd haar broer Louis te temperen in zijn theologische conflict met Pierre Jurieu, en Louis nam haar brief integraal op in zijn La tyrannie des préjugez (1678).

Toen de repressie van hugenoten in Frankrijk toenam en in 1681 de hugenootse universiteit van Sedan werd gesloten, keerde Marie du Moulin terug naar de Republiek. Ze vestigde zich aanvankelijk in Rotterdam, waar Pierre Jurieu benoemd was als hoogleraar aan de Illustere School. In 1683 vroeg het stadsbestuur van Haarlem haar om directrice te worden van het door Maria Stuart II gestichte pension voor uit Frankrijk gevluchte dochters van adellijke hugenoten. Ondanks haar inmiddels hoge leeftijd en grote (financiële) problemen heeft ze deze positie tot 1686 bekleed. Hierna is zij nog eenmaal naar Frankrijk teruggekeerd: als hugenote werd ze er opgepakt en vastgehouden in de gevangenis van Colommiers, later in een klooster (Haag, 830). In 1699 woonde Marie du Moulin in Den Haag. Ze werd er op 3 maart begraven.

Reputatie

In de correspondentie van vooraanstaande calvinisten van haar tijd figureert Marie du Moulin vooral als iemand die voortdurend brieven en pakjes bezorgt in het netwerk van calvinistische voormannen van Frankrijk en de Republiek. Ze genoot tijdens haar leven enige bekendheid als geleerde vrouw en als vriendin van Van Schurman. Men prijst haar belezenheid en ontwikkeling, maar regelmatig wordt hierbij ook haar bescheidenheid (‘modest’) genoemd. In 1665 kreeg zij vanwege haar kennis van het Hebreeuws een lemma in het overzichtswerk Gallia orientalis. De suggestie dat ze als geleerde vrouw ook Latijn en Grieks kende, is vooralsnog niet bevestigd; de spelling in haar brieven ondersteunt deze veronderstelling niet. Volgens de Dictionnaire de biographie française moet ze ook geïnteresseerd zijn geweest in natuurwetenschappen en filosofie: in 1765 verscheen van haar hand Fragmens extraits des oeuvres du Bacon, het enige werk dat expliciet op haar naam staat. De vraag is echter of het om de juiste Marie du Moulin gaat.

Omdat Marie du Moulin haar werk anoniem publiceerde, is ze na haar dood in de vergetelheid geraakt. Elisabeth Labrousse, gespecialiseerd in de schriftelijke nalatenschap van Pierre Bayle, vestigde in 1993 opnieuw de aandacht op haar met haar artikel ‘Marie du Moulin éducatrice’. Vooral van belang is Du Moulins auteurschap van De l’éducation. Later is dit werk toegeschreven aan Frédéric Rivet, en alle bibliotheekcatalogi nemen deze toeschrijving over, ook al heeft Labrousse overtuigend aangetoond dat Marie du Moulin de auteur van dit traktaat is geweest. Het bewijs wordt geleverd door een brief van Bayle (15-6-1679), waarin hij zijn broer erop wijst dat het traktaat een werk is van Marie du Moulin, die zo bescheiden is dat ze liever heeft dat niemand het weet (letterlijk: ‘le traitté De l’éducation des enfans que vous trouverez dans le pacquet [...] est un ouvrage de Mademoiselle Marie du Moulin, qui par modestie ne se soucie pas qu’on le sache’). Het feit dat historisch pedagoge Brita Rang heeft aangetoond dat het traktaat een inspiratiebron is geweest voor John Locke, maakt het auteur- of redacteurschap van Marie du Moulin des te interessanter.

Naslagwerken

Van der Aa; E. Haag en E. Haag, La France protestante 5 (Parijs 1886) 830; Dictionnaire de biographie française 12 (1970) 253.

Archivalia

  • Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: Handschriften, sign. 133 B 8 (Brieven van en aan Anna Maria van Schurman).
  • Haags Gemeentearchief: DTB, inv. nr. 1, p. 25, d.d. 3-3-1699 [betaling impost voor begraven Maria du Moulin]. BNR 402 (Weeskamer), inv. nr. 2350- 2352 [brieven van o.a. Marie du Moulin].
  • Universiteitsbibliotheek Leiden: Handschriften, sign. BPL 282 (Lettres et mémoires pour servir ‘ l’histoire d’André Rivet), ch. IX [brieven Marie du Moulin].

Publicaties

  • Afgezien van Fragmens extraits des oeuvres Bacon (Amsterdam 1765) verschenen de publicaties van Marie du Moulin anoniem.
  • Les dernières heures de monsieur Rivet (Breda 1651) [ook verschenen in het Nederlands en Engels].
  • Les dernières heures de Pierre du Moulin (Charenton 1658) [ook verschenen in het Nederlands en Engels].
  • De la première education d’un prince, depuis sa naissance jusqu’ à l’age de sept ans (Rotterdam 1654) [ook verschenen in het Engels].
  • De l’éducation des enfans, et particulierement de celle des princes (Amsterdam 1679).
  • Louis du Moulin, La tyrannie des préjugès, ou, Reflexions sur le fragment d’une lettre de mademoiselle Marie du Moulin (Londen 1678).

Literatuur en uitgegeven bronnen

  • D. Allégret, ‘Societé des dames françaises de Harlem’, Bulletin de la Societé de l’Histoire du Protestantisme français 27 (1878) 315-322, 518-524, 557-563.
  • A.M.H. Douma, Anna Maria van Schurman en de studie der vrouw (Amsterdam 1924) 28, 63.
  • Correspondance intégrale d’André Rivet et de Claude Sarrau, 3 delen, Hans Bots en Pierre Leroy ed. (Amsterdam 1978-1982).
  • Claude Saumaise & André Rivet. Correspondance echangée entre 1632 et 1648, Pierre Leroy en Hans Bots ed. (Amsterdam/Maarssen 1987).
  • Elisabeth Labrousse, ‘Marie Du Moulin éducatrice’, Bulletin de la Societé de l’Histoire du Protestantisme français 139 (1993) 255-268.
  • B. Rang, ‘Letters across the North Sea: a Dutch source of John Locke’s letters concerning education’, in: Juliette Roding en Lex Heerma van Voss red., The North Sea and culture (1550-1800) (Hilversum 1996) 378-395.
  • Pieta van Beek, Klein werk. De Opuscula hebraea graeca latina et gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678) (Stellenbosch 1997) 296-301.
  • Correspondance de Pierre Bayle, Elisabeth Labrousse e.a. ed., deel 2 (Oxford 2001) 164, 288, 290; deel 3 (Oxford 2004) 17, 80, 89, 103, 157, 177, 185, 192, 205, 335.
  • Pieta van Beek, ‘Ma très chère soeur: Marie du Moulin (1625-1699) & Marie Jeanne des Pres (1675-1763). Two forgotten huguenot women writers’, Bulletin Huguenot Society of South Africa 39 (2002) 111-119.
  • Pieta van Beek, De eerste studente: Anna Maria van Schurman (1636) (Utrecht 2004) 32, 141-147.
  • Carol Pal, ‘Forming famille d’alliance’: intellectual kinship in the republic of letters’, in : Julie D. Campbell and Anne R. Karse red., Early modern women and transnational communities of letters (Farnham/Burlington 2009) 251-280, aldaar 275 e.v.
  • Voor correspondentie uit het hugenootse netwerk waarin Marie du Moulin verkeerde, zie de zeer rijke website van Jean Luc Tulot: http://jeanluc.tulot.pagesperso-orange.fr/01LMDLT.htm.

Illustratie

Brief van Marie du Moulin in het Hebreeuws aan Anna Maria van Schurman (UB UvA).

Auteur : Els Kloek (met dank aan Hans Bots, Ad Leerintveld en Henk Nellen)

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 278

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.