© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Pita Schimmelpenninck van der Oije, Neef, Francina Jacoba Elisabeth de, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Neef [25/01/2019]
NEEF, Francina Jacoba Elisabeth de, vooral bekend als Mis’ de Neef (geb. Paramaribo 18-1-1864 – gest. Paramaribo 31-8-1948) weldoenster, onderneemster en naamgeefster Afro-Surinaamse klederdracht. Dochter van Louis François de Neef (1833-1877), kleermaker, later ambtenaar, en Paulina Elisabeth Hendriks (1833-1866). Francina de Neef sloot in 1880 in Paramaribo een ‘Surinaams huwelijk’ met Asueer Jacob baron Schimmelpenninck van der Oije (1835-1915), bestuurder van de kolonie Suriname. Uit deze relatie werden 2 dochters en 1 zoon geboren.
Francina was de dochter van in slavernij geboren ouders. Haar moeder was in 1844 ‘gemanumitteerd’ (wettelijk vrijgemaakt), haar vader in 1855. Hij vestigde zich als zelfstandige kleermaker in Paramaribo en kreeg met de ongeletterde Paulina Hendriks twee zonen, Johan en Adriaan. Vier maanden voor de afschaffing van de slavernij in Suriname trouwden ze. Hierna kregen ze nog twee kinderen: Francina en Jean Etienne. Toen Francina twee jaar was, overleed haar moeder.
Op haar negende werd Francina van school gehaald om te zorgen voor een verre tante van moederskant die slechtziend was. Vier jaar later stierf haar vader – bij zijn overlijden was hij belastingcommies bij het gouvernement – en kwamen ook haar broers inwonen bij de inmiddels geheel blinde tante. Francina regelde op haar aanwijzingen het huishouden. Daarnaast verkocht ze zelfgemaakte ‘anisette’, een populaire anijslikeur.
‘Surinaams huwelijk’
Na de dood van haar tante ging Francina als kindermeisje werken bij een Nederlands doktersgezin in Paramaribo. De overbuurman was Asueer Jacob baron Schimmelpenninck van der Oije. Hij bekleedde een hoge post in de kolonie en woonde vanaf 1875 met zijn echtgenote en vier kinderen in Paramaribo. Na vijf jaar ging zijn gezin terug naar Nederland en vroeg de 45-jarige Jacob de 16-jarige Francina om een ‘Surinaams huwelijk’. Dit was een vorm van concubinaat met een zeker verplichtend karakter. Zo woonde men niet bij elkaar maar zorgde de man wel voor de vrouw en eventuele kinderen. Tussen 1882 en 1889 werden drie kinderen geboren en Jacob kocht een huis voor Francina in het centrum van Paramaribo. Francina gaf echter de voorkeur aan een woning in de Prinsenstraat, verder verwijderd van Jacobs huis maar in de levendige volksbuurt waar het huis van haar ouders had gestaan – het was door wanbeheer van de voogden verloren gegaan. Ze liet het pand zo verbouwen dat broer Jean er een winkel kon beginnen. Hij woonde tot zijn 32ste bij haar in en Francina nam regelmatig waar in de winkel, die zou uitgroeien tot een van de grootste warenhuizen van Suriname. Beiden hielpen noodlijdende klanten, bijvoorbeeld door hen op krediet te laten kopen of schulden kwijt te schelden. Na de dood van Jean (1921) kwam de zaak in handen van Tjark Meurs, een schoonzoon van Francina, die de winkel in 1928 verkocht.
Wederzijdse beïnvloeding
Francina de Neef was gedoopt bij de Hernhutters, bezat ‘een diepe en indrukwekkende vroomheid, die op een compleet Godsvertrouwen berustte’ (Van Lier, 1975) en werd gedreven door naastenliefde. Op haar erf woonden veel gezinnen en in haar keuken werd altijd voor velen gekookt – ze stuurde haar dienstmeisjes elke dag met voedsel naar arme families, die onder meer te kampen hadden met woningnood, gebrekkige hygiëne en hoge zuigelingen- en kindersterfte. Francina bedreef ook liefdadigheid in de vorm van hulp en adviezen aan alleenstaande vrouwen en gezinnen in nood. Zij bleek op pedagogisch gebied begaafd en stond in latere jaren bekend als een kindercoach ‘avant la lettre’. Haar eigen kinderen groeiden gezond op en kregen de beste scholing.
In 1900 ging Francina’s levenspartner Jacob met pensioen. Dat Jacob niet terugkeerde naar zijn Nederlandse gezin, is uitzonderlijk. Hij was in Suriname als Administrateur van Financiën onder meer betrokken bij de oprichting van de Koloniale Postspaarbank, afgifte van grond voor kleine landbouwers, activiteiten ter verbetering van werkgelegenheid en belastinghervormingen. In 1910 schreef hij gedetailleerde nota’s over kwetsbare groepen in Paramaribo met wie Francina dagelijks te maken had. Een van zijn adviezen aan het gouvernement was om de stadswijken te verdelen in kringen met aan het hoofd een ‘kringzuster’. Deze dame ‘uit den beschaafden stand’ moest toezicht houden op de verdeling van levensmiddelen en in overleg met de huisarts beoordelen welke vrouwen recht hadden op financiële hulp bij medische zorg. Jacob raadde aan om gaarkeukens op te zetten en de kringzusters te laten bepalen wie aanspraak had op kosteloos warm eten. De deskundigheid van Jacobs adviezen doet vermoeden dat hij zich heeft laten inspireren door de dagelijkse praktijk die hij bij Francina waarnam.
Toen Francina de Neef na haar derde kind geen gezinsuitbreiding meer wilde, ging Jacob kortdurende relaties met andere vrouwen aan, maar hij hield het ‘huwelijk’ met Francina in stand. Zo verkreeg ze als bijvrouw van ‘de baron’ de status van een getrouwde vrouw: ‘Misi de Neef’ (in spreektaal Mis’ de Neef). Ondanks het verschil in leeftijd, opleiding en de fundamentele maatschappelijke ongelijkheid tussen hen, gingen Jacob en Francina met ‘grote genegenheid en diep respect’ met elkaar om (Van Lier, 1975). Jacob was vrijwel dagelijks bij zijn Surinaams gezin in de Prinsenstraat en gaf zijn kinderen financiële zekerheid. Hij koos voor openheid. Zijn werkkamer op het Departement van Financiën was bij officiële gebeurtenissen zoals de viering van Koningsdag gereserveerd voor zijn Surinaamse vrouw. Zij zat dan achter het raam terwijl Jacob in ambtstenue meeliep in de optocht. Halverwege stopte hij, waar hij volgens Francina ‘zijn steek met een zwaai voor mij afnam’ (Van Lier, 1975).
Op 31 augustus 1948 stierf Francina de Neef in Paramaribo, in de ouderdom van 84 jaar. Haar kinderen, (achter)klein- kinderen, (achter)neefjes en –nichtjes woonden inmiddels in Nederland. Francina’s kleinzoon – vanaf 1949 prof. – Rudolf Asueer Jacob van Lier had zijn grootmoeder kort voor haar dood nog opgezocht. Zij was ‘als altijd indrukwekkend, als een oude stervende leeuwin’ (Van Lier, 1975). De ‘tori’ gaat dat bij haar begrafenis spontaan een toeloop van kinderen ontstond. Een rij kinderen, langer dan de straat, liep voorop in de plechtige begrafenisstoet. Zo bewees de jeugd van Paramaribo de laatste eer aan ‘oma Francina’. Op de Nederlands Hervormde begraafplaats Lina’s Rust liggen Francina en Jacob beiden begraven aan het hoofdpad, zeventig meter uit elkaar.
Mis’ de Neef
Mis’ de Neef groeide uit tot een begrip in Paramaribo. Haar reputatie als weldoenster werd versterkt door haar verschijning. Zij was een lange, statige vrouw die reeds jong een eigen kledingstijl koos. Ze ontwierp en maakte kleding – tot op hoge leeftijd stond ze bekend als een getalenteerde ‘modiste’. Haar op de Afro-Surinaamse kotodracht gebaseerde outfit bestond uit een bepaald soort jasje en rok, met – in plaats van een dameshoed – een angisa. Deze gesteven hoofddoek is een typisch Afro-Surinaams hoofddeksel voor vrouwen, dat voor verschillende doeleinden op verschillende manieren wordt gevouwen. De angisa van Francina kreeg evenals haar kleding de naam ‘Mis’ de Neef’. Het geheel straalt soberheid en zelfbewustzijn uit. Inmiddels weten weinigen wie Mis’ de Neef was, maar haar outfit leeft voort. Nog altijd trouwen, verjaren, dansen, jubileren en gaan Surinaamse vrouwen ter kerke in een ‘Mis’ de Neef’. In het Koto Museum in Paramaribo heeft ze een plek gekregen, samen met haar couture-werktafeltje, en in Paramaribo zijn kant en klaar gesteven Mis’ de Neef-angisa’s als souvenir te koop.
Naslagwerken
BWG [over Asueer Jacob baron Schimmelpenninck van der Oije].
Archivalia
Familiearchief Van Lier, in bezit van drs. Tj.A.R. van Lier: A.J. Schimmelpenninck van der Oije, brieven aan zijn dochter Louisa J. de Neef d.d. 2 en 23-7-1895; R.A.J. van Lier, Families onder de keerkring. Een geschiedenis van vier families in Suriname (z.p. 2012); R.A.J. van Lier, ‘Preliminaire aantekeningen van een familiegeschiedenis. Begonnen juli/aug 1975’
Familiearchief Schimmelpenninck van der Oije, in bezit van drs. P.J.C. Schimmelpenninck van der Oije: transcripten van interviews met kleinkinderen en achterkleinkinderen van F.J.E. de Neef en A.J. Schimmelpenninck van der Oije en met kleinkinderen van J.E. de Neef (maart 2015-oktober 2017); transcripten van interviews met C. McLeod-Ferrier, W. Denz, C. Vas, R. Zondervan, L. Emanuels, L. Blufpand-Fraser, M.H. Caprino, M.S. Hassankhan, D. Ferrier, C. van Russel-Henar, M.A. Meyer, Ph. Dikland (oktober 2015-oktober 2017).
Literatuur
- Baron Schimmelpenninck van der Oije, De financieele toestand van Suriname (Paramaribo 1909).
- A.J. Schimmelpenninck van der Oije, Bijlagen IIIa, IIIb en IIIc bij J.S. Roos e.a., Het ambacht in Suriname. Rapport van de commissie benoemd bij gouvernementsresolutie van 13 januari 1910 nr. 13 (z.p. [Paramaribo] 1912).
- R.A.J. van Lier, Samenleving in een grensgebied. Een sociaal-historische geschiedenis van Suriname (Deventer 1971).
- Laddy van Putten en José Kamps, Kotomisi Kwartet (Paramaribo 2004) [zie de toelichting; Mis’ de Neef is opgenomen in ‘Klederdrachten die zijn ontstaan uit de kotodracht’].
- C. van Russel-Henar, Angisa Tori. De geheimtaal van Suriname’s hoofddoeken (Paramaribo 2012) 134.
Illustratie
Francina de Neef, door Fred. Norton, 1890 (particuliere collectie).
Auteur: Pita Schimmelpenninck van der Oije
laatst gewijzigd: 25/01/2019
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.