Peletier, Anna Elisabeth Ribbius (1891-1989)

 
English | Nederlands

PELETIER, Anna Elisabeth RIBBIUS (geb. Utrecht 29-7-1891 – gest. Scheveningen 30-9-1989), bestuurster en politica. Dochter van Gerlacus Ribbius Peletier (1856-1930), fabrikant, en Adriana Louise Wijbelingh (1862-1939). Liesbeth Ribbius Peletier bleef ongehuwd.

Liesbeth Ribbius, zoals ze zich liet noemen, groeide met een broer en drie zusters op in het gezin van een rijke, kunstlievende en ruimdenkende Utrechtse sigarenfabrikant. Na de meisjes-HBS deed ze staatsexamen om in 1910 in Utrecht rechten te gaan studeren. Ze werd in 1915 voorzitster  van de Utrechtsche Vrouwelijke Studentenvereeniging en in 1918 bestuurslid  van de Nederlandsche Vereeniging van Vrouwen met Academische Opleiding (VVAO). Politiek voelde ze zich in die tijd aangetrokken tot het anarchocommunisme. Na haar doctoraalexamen in juni 1916 begon ze aan een promotieonderzoek naar de vraag hoe een collectieve arbeidsovereenkomst paste in het vigerende, op individuen ingerichte rechtssysteem. Vier jaar later promoveerde ze cum laude bij prof. mr. C.W. Star Busmann. Toch trok een academische loopbaan haar niet.  Al was de kost verdienen niet nodig, een leven zonder werkkring sloot ze uit: ‘iedere middag om half vijf bellen en zeggen: Marie, wil je nog een kopje thee inschenken? Ik moet er niet aan denken’, zou ze later zeggen (Wegwijzer, 10). Ze koos voor ‘de sociale kant’, ging in een Amsterdams pension wonen en werd volontair bij het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen, dat zich via juridisch advies inzette voor de verbetering van de positie van arbeiders.

Sociaal-democratie

Op studiereis in Groot-Brittannië kwam Ribbius in 1922 in contact met de Labour Party en bekeerde ze zich tot de sociaal-democratie. Terug in Amsterdam werd ze docente staatsinrichting en recht en adjunct-directrice van de School voor Maatschappelijk Werk. In haar vrije tijd was ze actief voor de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), de jongerenorganisatie van de Sociaal-Democratische Arbeiders-partij (SDAP), waarvan ze in 1925 lid werd. Kort daarop werd ze door Mathilde Wibaut gevraagd te solliciteren als vrouwelijk secretaris van het partijbestuur. Bij die bezoldigde functie hoorde het secretaris-penningmeesterschap van het hoofdbestuur van de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs en daarmee het coördineren van het vrouwenwerk in de partij. Dit werk, dat vooral propaganda en scholing omvatte, was toen binnen het partijbestuur  omstreden. Enkele bestuurders wilden zelfs de aparte vrouwenorganisatie binnen de partij opheffen.

Ribbius’ financiële onafhankelijkheid maakte haar de ideale kandidaat. Ze kon desgewenst na de proefperiode zonder problemen worden ontslagen. Ook Ribbius zelf wilde zich niet meteen aan de functie binden, want het werk voor alleen vrouwen en hun belangen trok haar niet onmiddellijk. Ze raakte er echter al snel door gegrepen en werd, mede onder invloed van Mathilde Wibaut, een overtuigde feministe. Met haar combinatie van strategisch inzicht en besluitvaardigheid wist ze het voortbestaan van de Bond te verzekeren en het scholingswerk voor arbeidersvrouwen tot grote bloei te brengen. In 1938 was het aantal plaatselijke vrouwenclubs verdriedubbeld en waren er fraai vormgegeven propagandabrochures, een kaderblad en kadercursussen. Inmiddels had Ribbius van haar vader een aanzienlijk fortuin geërfd. Ze investeerde het in een eigen stichting die op een groot bosterrein bij Bennekom een modern scholingscentrum bouwde: De Born. Arbeidersvrouwen maakten hier kennis met de cultuur die Ribbius van huis had meegekregen: mooi vormgegeven interieurs, verzorgde maaltijden, klassieke muziek en natuurlijk boswandelingen.

Liesbeth Ribbius vond dat vrouwen gebruik moesten maken van hun pas verworven rechten in de vrijwel geheel door mannen ingerichte maatschappij. Daarom werd ze zelf actief in de provinciale en landelijke politiek. Van 1931 tot 1958 zat ze voor de SDAP in Provinciale Staten van Noord-Holland en van 1937 tot 1947 – onderbroken door de Duitse bezetting – in de Eerste Kamer. Toch bleef ze in haar hart vooral bestuurster. In de crisisjaren wist ze het partijbestuur over te halen haar Bond te laten samenwerken met niet-socialistische organisaties om de belangen van werkende vrouwen te beschermen tegen pogingen om vrouwen van de arbeidsmarkt te weren, onder anderen van de katholieke minister Romme. Namens de Bond werd Ribbius lid van het Comité tot Verdediging van de Vrijheid van Arbeid voor de Vrouw. In 1938 sprak ze op de grote manifestatie tegen het ontwerp-Romme.

Nadat de SDAP in 1941 op Duits bevel was opgeheven, zette Ribbius het werk van de Bond min of meer voort via De Born. In 1944 werd ze lid van het Nederlandsche Vrouwen Comité, het illegale contactpunt van landelijke vrouwenorganisaties dat namens ‘de Nederlandse vrouwen’ optrad. Na de bevrijding  werd ze voorzitster van de Vrouwenbond van de nieuw opgerichte Partij van de Arbeid (PvdA). Voor die partij kwam ze in 1946 opnieuw in de Provinciale Staten van Noord-Holland. Ze werd onmiddellijk gekozen tot gedeputeerde, eerst met de portefeuille gezondheidszorg, later  met die van ruimtelijke ordening. Met haar organisatietalent en overtuigingskracht kreeg ze op dit laatste vakgebied niet alleen Provinciale Staten, maar ook strategische partners zoals gemeenten, de spoorwegen, Schiphol en grote industrieën mee bij het opstellen van infrastructurele streekplannen.

Raad van State

Na twaalf jaar als gedeputeerde werd Liesbeth Ribbius Peletier in 1958 als eerste vrouw (afgezien van de koningin) benoemd in de Raad van State. Voor het eerst van haar leven en na 38 jaar in pensionkamers gewoond te hebben ging ze op zichzelf wonen.  Aan de wanden van haar Scheveningse flat aan zee hingen de van haar vader geërfde Van Goghs. Op 75-jarige leeftijd trad ze verplicht af als Staatsraad; wel bleef ze betrokken bij het bestuur van De Born. In 1989 overleed Liesbeth Ribbius Peletier, 98 jaar oud. Vanuit een positie waar geld geen rol speelde had ze haar lange, werkzame leven in dienst gesteld van doelen die ze zorgvuldig en weloverwogen had uitgekozen, zich steeds bewust van de velen die minder bevoorrecht waren dan zijzelf.

Naslagwerken

Atria; BWN; BWSA; PDC.

Archivalia

Atria, Amsterdam: Archief-A.E. Ribbius Peletier.

Publicatie

Leden-contracten (z.pl. 1920) [dissertatie].

Literatuur

  • A. van der Goes van Naters, Wij Vrouwen. Maandblad Vrouwenbond van de Partij van de Arbeid (1959) nr. 2 (mei) 2-4.
  • ‘Liesbeth Ribbius Peletier 80 jaar’, Wegwijzer van het Vrouwenkontakt in de Partij van de Arbeid (augustus 1971) [themanummer].
  • Dagje ouder [televisieprogramma] VARA, 31-1-1973.
  • A. Scherphuis, Opzij. Radikaal Feministisch Maandblad 4 (1976) 18-20.
  • L. Kloppenburg, Leef Tijd 9 (1979) 14-17.
  • Liesbeth Ribbius Peletier op ‘De Born’ 90 jaar [televisiedocumentaire in het programma Kijk Haar] VARA, 15-10-1981.
  • U. Jansz, Vrouwen ontwaakt! Driekwart eeuw sociaal-democratische vrouwenorganisatie tussen solidariteit en verzet (Amsterdam 1983).
  • H. Verwey-Jonker, Er moet een vrouw in. Herinneringen in een kentering van de tijd (Amsterdam 1988).
  • W. van Rijssel, De Born. Zestig jaar groei en verandering (Bennekom 1993).
  • U. Jansz, Tussen mannen en tussen vrouwen: het openbare leven van mr. A.E. Ribbius-Peletier (1891-1989) (Utrecht 2000).

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Atria kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, Amsterdam).

Auteur: Ulla Jansz

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 871

laatst gewijzigd: 19/10/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.