Peltenburg, Jacoba Johanna (1798-1890)

 
English | Nederlands

PELTENBURG, Jacoba Johanna (geb. Beverwijk 19-1-1798 – gest. Rotterdam 23-12-1890), schrijfster. Dochter van Adrianus Cornelius Peltenburg (1771-1843), commissaris van politie te Haarlem, en Suzanne Maria Dame (gest. 1810). Jacoba Peltenburg trouwde op 6-5-1820 in Haarlem met Hendrik Mijnoldus Boëseken (1789-1854), onderwijzer. Uit dit huwelijk werden 5 dochters en 3 zoons geboren, van wie er 3 overleden voordat ze de volwassen leeftijd bereikten.

Jacoba Peltenburg werd op 18 februari 1798 gedoopt in de Hervormde Kerk van Beverwijk. Ze had geen broers en zusters. In datzelfde jaar vertrokken haar ouders naar Spaarndam, waar haar vader werd aangesteld als schout, secretaris en gemeenteontvanger. Tijdens het Franse Bestuur werd wegens een kastekort een gerechtelijk onderzoek tegen hem ingesteld, maar hij werd gerehabiliteerd. Toen Jacoba twaalf jaar was, overleed haar moeder. Welke invloed de vroege dood van haar moeder en de aantijgingen jegens haar vader op haar hebben gehad, blijft ongewis. Haar vader werd na de dood van zijn vrouw benoemd tot politiecommissaris van Haarlem. Jacoba woonde vanaf dat moment met hem in het centrum van Haarlem, aan de Riviervischmarkt.

In maart 1817 verhuisde Jacoba: ze werd vanuit Haarlem ingeschreven als lid van de Nederlands Hervormde Kerk in Wijhe, samen met de dertigjarige Charlotte Leinweber (1786-1870). Twee maanden later werd ze – weer samen met Charlotte – uitgeschreven naar Ede op de Veluwe. Deze verhuizing houdt vrijwel zeker verband met haar werk op de kostschool van schrijfster Anna Maria Moens (1775-1831), die haar school verplaatste naar Huis Kernhem in Ede. Onzeker is of zij leerling op die school was of een van de leerkrachten.

Op 6 mei 1820 trouwde Jacoba Peltenburg in Haarlem met Hendrik Mijnoldus Boëseken, die sinds december 1809 de enige onderwijzer, voorganger en koster in Lunteren (gemeente Ede) was. Op 12 maart 1821 werd op Dorpsstraat 30 dochter Suzanna Maria Boëseken (1821-1866) geboren, vernoemd naar Jacoba’s moeder.

In 1822 verhuisde het gezin naar het geboortedorp van haar man, ’s-Heerenberg (huisnummer 157). Daar kreeg Jacoba tussen 1823 en 1844 nog zeven kinderen, onder wie Mijnoldina Adriana Antonette (1824-1871), de latere schrijfster en verpleegster te Amsterdam, en Antony Johannes Hermanus Boëseken (1834-1919), de latere fotograaf te Rotterdam. De zorg voor haar kinderschare weerhield haar er niet van om vele stichtelijke kinderboeken te publiceren.

Schrijverschap

In 1832 debuteerde Jacoba Peltenburg onder haar eigen naam met Geschenk voor lieve kinderen. In het voorwoord gaf ze aan dat sommige versjes door haar man waren geschreven; ook de andere ‘geschenken’ kwamen in samenwerking met haar man tot stand. Die samenwerking suggereerde een goed huwelijk, maar de hoofdinspecteur onderwijs Wijnbeek constateerde in de zomer van 1842 dat haar man weliswaar een kundig onderwijzer was, maar ‘zijne taak niet dan gebrekkig vervulde. Hooggaande onaangenaamheden met zijne huisvrouw, geboren Peltenburg, bekend als schrijfster van sprookjes van godsdienstige aard, schijnen hem tot het misbruik van sterken drank vervoerd te hebben’ (Nationaal Archief).

Het gezamenlijke werk van Jacoba Peltenburg en Hendrik Boëseken was kennelijk een succes, want in eenzelfde formule verschenen nog vier boekjes voor ‘lieve kinderen’ en hun debuut beleefde een herdruk. Er verschenen tussen 1832 en 1848 zeker veertien werken van haar hand, maar daarnaast leverde zij bijdragen aan de christelijke tijdschriften Maria en Martha (1851, 1852), Evangelie-spiegel (1852) en Gelderland (1853). Het is niet uitgesloten dat enige gebundelde verhalen ook als afzonderlijke boekjes en in verschillende tijdschriften zijn verschenen. Haar volkse verhalen zijn realistisch en eenvoudig van stijl. Ze zijn doortrokken van een religieuze, protestantse sfeer en moraal. Ze hebben maar één doel: ‘om door voorbeelden van deugden en ondeugden de jeugdige harten te stemmen tot liefde voor het edele en goede en tot afkeer van het kwade’ (‘Voorberigt’, Verhalen voor jongelieden).

Tegenwoordig is Jacoba Peltenburg een vergeten schrijfster: haar naam ontbreekt in naslagwerken en nergens wordt de doorwerking van haar geschriften beschreven. Toch moeten zij en haar werk bekend en gewaardeerd zijn geweest. Zo werd Karaktertrekken uit de Heilige Schrift (1848) geschikt geacht voor koningin Sophie (1818-1877). Ook leverde zij een bijdrage aan Rijm en onrijm voor kinderen die vroom en braaf willen worden (1848) van de Gids-redacteur Robidé van der Aa (1791-1851) en in 1867 aan het vriendenalbum van de zakenman en prominent vertegenwoordiger van het Nut W.H. Suringar (1790-1872).

Laatste jaren

In 1856, twee jaar na het overlijden van haar man, verhuisde Jacoba Peltenburg van ’s-Heerenberg naar Amsterdam, waar haar dochter Mijnoldina woonde. Na het overlijden van Mijnoldina in 1871 trok ze in bij haar enige overgebleven zoon Antony, fotograaf aan de Hoogstraat 343 in Rotterdam. Daar maakte zij als 91-jarige de alles verwoestende brand mee van diens huis, waarbij zij ‘op doelmatige en snelle wijze’ werd gered door buurtgenoot de heer De Vries en vervolgens liefdevol werd verzorgd door de familie Van der Schalk. Op 23 december 1890 overleed zij in Rotterdam.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: advertenties op familienaam Böeseken.
  • UB Leiden: Brieven van M.M.A. Boëseken aan A.C. Kruseman, 1865.
  • Koninklijk Huisarchief, Den Haag: Catalogue des livres de la bibliothèque de S.M. la Reine des Pays-Bas (1860).
  • Nationaal Archief, Den Haag: Gedeputeerde Staten, 1813-1949, inv. nr. 7054. Verslagen van de staat van het schoolwezen in Nederland en Gelderland, 1842-1849.

Publicaties

  • Geschenk voor lieve kinderen [met H.M. Böeseken] (Amsterdam 1832, 1833), waarna in 1834 en 1835 nog meer ‘geschenken voor lieve kinderen’ volgden.
  • Jezus Christus geschetst als de zaligmaker der wereld: een geschenk voor de jeugd (Leiden 1837).
  • Verhalen voor jongelieden en derzelver ouders ter bevordering van maatschappelijk en huiselijk geluk [met H.M. Böeseken] (Arnhem 1840).
  • Willem Bergman, of Gedenk aan uwen schepper in de dagen uwer jongelingschap (Leiden 1840).
  • De vestiging en uitbreiding van het christendom, door de apostelen: een vervolg op Jezus Christus, geschetst als de verlosser en zaligmaker der wereld (Leiden 1842).
  • De familie De Marisy, of Wie op den hoogen God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd (Haarlem 1844).
  • Anna van Lint, of de brave Dienstbode (Doesburg 1846).
  • Karaktertrekken uit de Heilige Schrift (Doesburg 1848).
  • Anna van Lint in hare huiselijke en burgerlijke betrekkingen geschetst (Doesburg 1849).

Literatuur

  • [Over ‘De Family de Marisy’], Vaderlandsche Letteroefeningen 1 (1845) 375-376.
  • [Over ‘Anna van Lint, of hare brave Dienstbode’], Vaderlandsche Letteroefeningen 1 (1850) 547-549.
  • J. Kok, ‘Een verjaardagspartijtje in 1832’, Traditie. Tijdschrift over Tradities en Trends 3 (1997) 34-35.
  • ‘J.J. Boëseken’, www.databasewomenwriters.nl (12-6-2007).

Illustratie

Titelpagina van Verhalen voor jongelieden en derzelver ouders ter bevordering van maatschappelijk en huiselijk geluk (1840).

Auteur: Arno van der Valk

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 658

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.