Pinkhof, Clara (1896-1984)

 
English | Nederlands

PINKHOF, Clara, vooral bekend als Clara Asscher-Pinkhof (geb. Amsterdam 25-10-1896 – gest. Haifa, Israël 25-11-1984), schrijfster en pedagoge. Dochter van Hermanus Pinkhof (1863-1943), arts, en Adèle de Beer (1867-1967), pianolerares. Clara Pinkhof trouwde (1) op 3-4-1919 in Amsterdam met Avraham Asscher (1884-1926), opperrabbijn te Groningen; (2) in 1958 in Israël met Asher Czaczkes (1890-1967). Uit huwelijk (1) werden 4 zoons en 2 dochters geboren.

Clara Pinkhof groeide op als het vierde kind en de eerste dochter in een groot Joods artsengezin (vijf jongens en drie meisjes) in Amsterdam. De kinderen kregen een orthodoxe opvoeding, leerden Hebreeuws lezen en schrijven en werden in hun creativiteit gestimuleerd. Al jong schreef Clara gedichtjes. Toen ze op de ulo zat, publiceerde ze verhalen in kindertijdschriften.

Jeugdwerk

Na de ulo ging Clara naar het onderwijzersseminarium (kweekschool), maar ze verliet het seminarium voortijdig om haar overspannen moeder in het huishouden te helpen. Via privélessen behaalde ze in 1915 toch haar diploma en ze was kort vrijwilliger op een school in de Nieuwmarkt, de Joodse armenbuurt van Amsterdam. Het werk viel haar zwaar. Nog datzelfde jaar vond Pinkhof een baan op de dorpsschool in Deil (Gelderland), waar ze een klein jaar werkzaam was.

Terug in Amsterdam zette Pinkhof zich in voor de oprichting van een Zionistische jeugdvereniging. Daarbij was ook godsdienstleraar Avraham Asscher betrokken, met wie Pinkhof zich verloofde. Asscher werd rabbijn in de synagoge van de Joodse buurt waar Clara eerder vrijwilliger was geweest. Samen met hem ontplooide Pinkhof daar activiteiten voor Joodse kinderen. Haar pedagogische visie dat kinderen via het hart moeten leren, meer dan via het hoofd, sloot goed aan bij de opvattingen van de Nederlandse pedagoog Jan Ligthart. Ze gebruikte zijn beginselen van een waardenvrije opvoedmethode in het joodse godsdienstonderwijs en schreef daarover Van twee Joodsche vragertjes (1918).

Na hun huwelijk in 1919 verhuisde het paar Asscher-Pinkhof naar Groningen, waar Avraham tot opperrabbijn was benoemd. Kort na elkaar werden er zes kinderen geboren: de tweeling Elie (1920) en Menachem (1920-1942), Jitschak (1921-1945), Meier (1922), Roza (1923) en Fieke (1926-2002). In 1925 werd haar man ziek. Hij ging kuren in Lugano, maar overleed daar kort na Fiekes geboorte. Clara was toen 29 jaar oud en moest nu alleen zorgen voor hun zes kinderen van nul tot zes jaar. Het karige weduwenpensioen vulde ze aan met het geven van lezingen en cursussen over opvoeding en jeugdliteratuur en het schrijven van liederen en kinderboeken. In 1935 debuteerde ze met een roman voor volwassenen: De weg alleen. Asscher-Pinkhof behaalde een onderwijsbevoegdheid Engels en vertaalde enkele (kinder)boeken uit die taal.

In en na de oorlog

Eind 1941 keerde Asscher-Pinkhof terug naar Amsterdam. Naar eigen zeggen deed ze dat vrijwillig, omdat er behoefte was aan Joodse leerkrachten. Ze ging lesgeven aan de Joodse Meisjesindustrieschool en schreef korte tijd voor de kinderrubriek van Het Joodsche Weekblad. In schoolvakanties hielp ze in de Hollandsche Schouwburg, waar ze de door de bezetter bijeengebrachte Joden bijstond in hun laatste nacht voor deportatie. Ze was inmiddels begonnen aan Sterrekinderen, een verzameling korte schetsen over de oorlog geschreven vanuit Joodse kinderogen. Het bleef als onvoltooid manuscript bij uitgeverij Leopold achter toen Asscher-Pinkhof op 26 mei 1943 bij een razzia werd opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. Daar werkte ze in de wezenbarak.

Via haar in Palestina werkende dochter Roza bemachtigde Asscher-Pinkhof een Rode Kruis-certificaat. Hierdoor werd ze op 11 januari 1944 samen met haar moeder – haar vader was in Westerbork overleden – naar ‘uitwisselingskamp’ Bergen-Belsen gedeporteerd. Toch nog onverwacht, door de uitval van anderen op de lijst, werd ze op 30 juni 1944 toegevoegd aan Transport 222: een groep die werd uitgewisseld tegen Duitse krijgsgevangenen uit Palestina. Via Duitsland, Oostenrijk, Bulgarije, Turkije en Syrië bereikte Asscher-Pinkhof met haar moeder Palestina. Menachem kwam om in Auschwitz en Jitschak elders in Midden-Europa.

In Jeruzalem voltooide Asscher-Pinkhof Sterrekinderen, dat in 1946 verscheen. In datzelfde jaar voegde Fieke zich bij haar moeder en later volgde Elie met zijn gezin. Om haar zoon Meier te bezoeken en de onderduikouders van haar kinderen te kunnen bedanken, reisde Asscher-Pinkhof in 1947 naar Nederland. Ze gaf er lezingen en bleef er langer dan verwacht door de uitroeping van de staat Israël en de daaropvolgende onafhankelijkheidsoorlog. Weer in Israël werkte ze voor de Jeugduitzending en het Joods Nationaal Fonds en ze bleef schrijven, in het Nederlands en in het Hebreeuws, dat ze leerde bij een opleiding voor nieuwe immigranten. Later volgde zij de lerarenopleiding en ging ze zelf lesgeven aan immigranten.

Na haar tweede huwelijk in 1958, met de Pools-Joodse Asher Czaczkes, publiceerde Asscher-Pinkhof – zoals ze zich bleef noemen – haar autobiografische roman De danseres zonder benen (1966). Czaczkes overleed in 1967 en kort daarop verhuisde Asscher-Pinkhof naar een bejaardentehuis in Haifa. Zelfs daar gaf ze nog Hebreeuwse lessen. Na een tijd van vergeetachtigheid en dementie overleed Clara Asscher-Pinkhof op 28 november 1984 in Haifa, 88 jaar oud.

Reputatie

Asscher-Pinkhofs vroege kinderverhalen zijn in de vergetelheid geraakt. Met De danseres zonder benen kreeg ze haar plaats in de Nederlandse letterkunde, en meer nog met Sterrekinderen, dat veel herdrukken beleefde en in zes talen werd vertaald. Asscher-Pinkhof zag het zelf als een boek voor volwassenen, maar het werd ook als jeugdliteratuur gezien, zoals blijkt uit de Deutscher Jugendliteraturpreis waarmee het in 1962 werd bekroond.

Naslagwerken

Joden in Nederland; Linders; Verschuren.

Archivalia

  • Letterkundig Museum, Den Haag: niet nader gecatalogiseerde archivalia Clara Pinkhof.
  • NIOD, Amsterdam: toegang KB I (Knipselcollectie Clara Asscher-Pinkhof), inv. nr. 201.

    Publicaties

    Behalve de in de tekst genoemde titels:

    • Joodsche Paedagogiek (Amsterdam 1919).
    • Tirtsa (Bussum 1952).

    Een volledige bibliografie is opgenomen in Marlies Sterk, ‘Ik heb gedanst’ (2004).

    Literatuur

    • Henriëtte Boas, ‘Clara Asscher-Pinkhof, In memoriam’, Kolenoe, voor de bewuste Joodse vrouw 3 (1984) 5-8.
    • ‘Clara Asscher-Pinkhof deceased’, Bookbird (1985) nr. 1, 37.
    • Henriëtte Boas, ‘Joodse auteurs in de Nederlandse literatuur’, Misjpoge 5 (1992) 21-53.
    • Esther Lotan-Pinkhof, Het verhaal van mijn leven (z.p. 1992).
    • Henriëtte Boas, ‘Bellettrie als bron’, in: J. Bethlehem, F. Hiegentlich en F.J. Hoogewoud red., Gids voor onderzoek naar de geschiedenis van de joden in Nederland (Amsterdam 2000) 73-96.
    • Esther C. van Belle, Hebreeuwse gedichten van Clara Asscher-Pinkhof  (Leiden 2000) [onuitgegeven doctoraalscriptie].
    • Corry Blei-Strijbos, Woorden voor het onzegbare. Joodse Auschwitzliteratuur gelezen met het oog op de vraag naar de betekenis van religie in existentiële crises (Kampen 2001).
    • Marlies Sterk, ‘Ik heb gedanst’. Leven en werk van schrijfster-pedagoog Clara Asscher-Pinkhof  (Leiden 2004) [onuitgegeven doctoraalscriptie].

    Illustratie

    Foto (verlovingsfoto?) met Avraham Asscher, door onbekende fotograaf, 1918 (Collectie Joods Historisch Museum).

     

    Auteur: Elizabeth Kooman

laatst gewijzigd: 15/02/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.