Poelgeest, Aleid van (ca. 1370-1392)

 
English | Nederlands

POELGEEST, Aleid van (geb. Koudekerk, bij Alphen a/d Rijn ca. 1370 – gest. Den Haag 22-9-1392), maîtresse van Albrecht van Beieren, werd vermoord. Dochter van Jan van Poelgeest (gest. 1390), rentmeester van Zuid-Holland, en Aleid van Beest Gerbrandsdr. (gest. vóór 1386). Aleid van Poelgeest bleef ongehuwd.

Het weinige dat over Aleid van Poelgeest bekend is, berust op verhalen van auteurs die elkaar eeuwenlang klakkeloos hebben overgeschreven. Het belangrijkste ‘bekende feit’ is dat zij Albrecht zou hebben aangezet tot stellingname in de zogenaamde Hoekse en Kabeljauwse twisten. Zij zou daar zelf het slachtoffer van zijn geworden toen zij in 1392 samen met Albrechts ‘meesterknaap’ (een hoge hoffunctionaris) Willem Cuser door Hoekse edelen in Den Haag werd doodgestoken.

Aleid is vermoedelijk in 1370 geboren in Koudekerk. Als haar geboortehuis wordt vaak Klein-Poelgeest genoemd, maar archeologen vermoeden dat dat pas kort voor 1386 is gebouwd. Haar vader Jan bekleedde een belangrijke positie aan het hof van stadhouder Jan van Blois, de latere hertog van Gelre. Deze laatste was in 1370 peetvader van een dochter van Jan, mogelijk Aleid. In 1386 kreeg Aleids vader een functie als rentmeester van Zuid-Holland. Zij bleef ongehuwd en moet niet worden verward met haar gelijknamige achternicht, in 1391 genoemd in een leenakte als vrouw van Wouter Koevoet van Bovendaal (Kort).

Aan het hof

Van Aleid van Poelgeest wordt vaak verteld dat ze hofdame was van Margaretha van Brieg, de eerste echtgenote van Albrecht van Beieren, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, hertog van Beieren (1336-1404). Dit is gebaseerd op een post uit de grafelijke rekeningen van 1383, waar een zekere ‘jonkvrouw Alijt’ een boodschap doet voor de hertogin en een kledingstuk cadeau krijgt. Waarschijnlijk kwam Aleid echter pas vanaf eind 1386 in Albrechts vizier, op het moment dat haar vader voor het eerst in zijn dienst kwam. Een jaar later, op 11 november 1387, bracht Albrecht een bezoek aan Koudekerk, twee dagen nadat hij zijn minnares Katrijn van Domburch met honderdvijftig gulden had teruggestuurd naar Zeeland. Op 21 november kregen jonkvrouw Barbara en een vriendin respectievelijk vijftig en tien gulden als afscheidscadeau. Dit alles wekt de indruk dat Albrecht de weg aan het effenen was voor een nieuwe geliefde. In december bracht hij opnieuw een bezoek aan Aleid en haar familie. Begin 1388 werd Aleids vader Jan kastelein van Albrechts jachtkasteel Teijlingen. Albrecht kwam er steeds vaker, zo valt op te maken uit de rekeningen. Er werd gedobbeld, gekaart, gejaagd en gefeest.

Hierna duikt Aleid op in Den Haag. Op 6 juni 1388 dobbelde ze samen met Albrecht bij lakenkoopvrouw en herbergierster Katrijn Kielen, waar ze vermoedelijk op dat moment ook woonde. Op 12 juni kreeg Aleid haar eigen gevolg van jonkvrouwen, en op 24 juni kocht Albrecht een huis voor haar in de stad en kreeg zij een toelage van driehonderd franken voor haar levensonderhoud. Ook kreeg zij een eigen kamer op het hof. De hertog kwam vaak in haar nieuwe huis op bezoek, soms in gezelschap van andere edelen en zijn zoon Willem van Oostervant. Aleid lijkt goede banden te hebben onderhouden met Willem, die herhaaldelijk bij haar zijn opwachting maakte.

Vanaf 1389 vergezelde Aleid de hertog op zijn reizen, het eerst op zijn huldigingstocht door de drie gewesten, Holland, Zeeland en Henegouwen. Het laatste gewest zouden ze later nog een aantal keren samen bezoeken. Zij kreeg ook cadeautjes van hem, zoals een apin, een hok met konijnen, een paard, laken en bont. Het bont moest ze delen met een andere maitresse, Agniese van Merensteyn, die zwanger was van Albrecht, maar desondanks in augustus 1388 werd afgedankt. Aleid was publiekelijk Albrechts minnares, zijn ‘boele’ (vriendin). In 1391 kreeg zij van hem het goed ‘ten Hoecke’, nadat Albrecht het als leenheer weer had teruggekregen toen de laatste bewoner, Gerrit van Delft, was overleden.

De moord

De vraag is of Aleid nu werkelijk díe macht over hem had die haar altijd wordt toegedicht. Albrecht zou, volgens achttiende- en negentiende-eeuwse schrijvers, de regering van het land aan haar hebben overgelaten, en zij zou haar invloed hebben laten gelden om de Hoekse edelen uit de omgeving van Albrecht te houden.

Deze veronderstellingen lijken moeilijk te staven. Aleid stamt uit een geslacht dat van het begin af aan Hoekse sympathieën heeft gehad, dat wil zeggen: voor een behoud van macht van de oude adel. Dit in tegenstelling tot de Kabeljauwen, die streden voor een grotere macht van de steden en de (centrale) landsheer. Het is natuurlijk mogelijk dat Aleid een politieke ommezwaai heeft gemaakt, en daarbij haar minnaar heeft meegetrokken, maar hiervoor is geen enkel bewijs. De auteur H.A. van Foreest toont aan dat de facties in de tien jaar vóór Aleids dood voortdurend wisselende posities innamen. Ten tijde van Aleids komst naar Den Haag bekleedden de Kabeljauwen de belangrijke bestuursfuncties, in november van 1390 werden zij vervangen door Hoeken, en in april 1391 werden die weer opzij gezet ten gunste van Kabeljauwse edelen. Deze situatie bleef gehandhaafd tot na Aleids dood. De machtswisselingen hadden klaarblijkelijk meer te maken met Albrechts eigen belangen dan met die van Aleid of een andere minnares. In 1391 lijkt Aleid haar positie in Albrechts gunst al wat te hebben verloren. Zijn bijdrage in haar onderhoud vermindert sterk, en maîtresses van vroeger, zoals Agniese van Merensteyn en Katherine van Domburg, krijgen weer geld van hem.

In de nacht van 22-23 september 1392 werd Aleid samen met ‘meesterknaap’ Willem Cuser vermoord. Over de reden voor de moord bestaan verschillende theorieën. De eerste gaat uit van het – door Van Foreest afdoende ontkrachte – misverstand dat Aleid werd vermoord door een woedende horde Hoeken. Een alternatief is dat ze simpelweg op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was en dat Willem Cuser, al twee keer eerder het slachtoffer van een aanval, het beoogde doel was. Een andere versie wil dat Aleid en Willem Cuser een affaire hadden, die door Albrecht was ontdekt en werd gewroken. Een laatste, heel aannemelijke verklaring voor de moord is dat de erfgenamen van de voormalige leenman van het goed Ten Hoeke wraak hebben willen nemen. Dit goed was na het overlijden van de laatste bezitter teruggevallen aan leenheer Albrecht. De gewoonte was dat de naaste familie en erfgenamen van de laatste leenman ‘opties’ op het leen konden krijgen. Dat was in dit geval niet gebeurd. De betreffende familieleden van het geslacht De Blote deden zelfs voor de rechtbank aanspraken op het goed, maar tevergeefs. Het kan nauwelijks toeval zijn dat de hoofdschuldigen van de moord op Aleid en Willem Cuser de broers of neven Gerrit en Dirk de Blote blijken te zijn. Het blijven echter allemaal speculaties. Van Foreest, de belangrijkste onderzoeker van de ‘feiten’ rond het optreden van Aleid, heeft zijn belofte om in een vierde – afsluitend – artikel de moord op te helderen, nooit ingelost. De moord op Aleid van Poelgeest heeft sterk tot de verbeelding gesproken van romanschrijvers en tonelisten.

Naslagwerken

Van der Aa; NNBW.

Archivalia

  • Nationaal Archief, Den Haag: toegang 3.01.01 (Archief van de graven van Holland, Zeeland en Henegouwen), inv. nrs. 1238, 1242-1244, 1246 (Grafelijke rekeningen van de tresorier);  inv. nrs. 1388-1392 (Grafelijke herberg) inv. nrs. 1467-1470 (Rentmeester van Noord-Holland) inv. nrs. 227-228 (Rekeningen van de Leen- en Registerkamer van Holland).
  • J.C. Kort, Inventaris van het archief van de graven van Holland, Zeeland en Henegouwen. 3 delen (Den Haag 1981) [deel 3 bevat een concordans].

Literatuur en bronnenuitgaven

  • Wouter van Gouthoeven, D’oude chronycke ende historien van Holland (met West-Vriesland) van Zeeland ende van Utrecht (Dordrecht 1620).
  • Johan Veldenaer, Chronyck van Hollandt, Zeelandt ende Westvrieslandt (Leiden 1650).
  • Frans van Mieris, Groot charterboek der graaven van Holland, van Zeeland en heeren van Vriesland (Leiden 1753).
  • Willem Haverkorn Wzn., Aleid van Poelgeest: treurspel (Amsterdam 1778).
  • P.A.H.J. Strick van & tot Linschoten, ‘Aleid van Poelgeest, romance’, in: Idem, Gedichten (Amsterdam 1808) 77-88 [met aantekeningen op 266-276].
  • Jan Ernst Schut, Aleid van Poelgeest: historisch romantisch tafereel (Amsterdam 1836).
  • W.G. Brill, ‘Over de oorzaak van den moord op Aleid van Poelgeest gepleegd’, Verslagen en Mededelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, afd. Letterkunde, tweede reeks 6 (1877) 39-47.
  • A. Ising, ‘De historie van Aleid van Poelgeest’, in: Idem, Haagsche schetsen deel 1 (Den Haag 1878) 1-30.
  • W.A. Beelaerts van Blokland, ‘Het huis van jonkvrouw Aleid van Poelgeest’, Jaarboek Die Haghe (1916) 1-7.
  • Else Berner [pseud. G.M.E. Scholte-Koebcke], Aleid van Poelgeest: Bühnenskizze (Amsterdam 1917).
  • H.E. van Foreest, ‘Traditie en werkelijkheid’, Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 18 (1963) 143-166.
  • H.E. van Foreest, ‘Traditie en werkelijkheid. B. De Waarheid aangaande Aleid van Poelgeest’, Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 20 (1965) 110-146.
  • H.E. van Foreest, ‘Traditie en werkelijkheid. C. “Au lieu et heure que la femme y moru”’, Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 22 (1968-69) 171-208.
  • H.E. van Foreest, ‘Kasteel Duivenvoorde’, Nieuwsbulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 2 (1971) 45-46.
  • Croniken van den Stichte van Utrecht ende van Hollant, H. Bruch ed. (Den Haag 1982).
  • J.C. Kort, ‘Repertorium op de lenen van de hofstede Arkel’,  Ons Voorgeslacht 38 (1983) 185, nr. 33.
  • C.E. Hilbers, ‘De moord op Floris V en Aleid van Poelgeest: een vergelijkende studie naar het beeld in de geschiedschrijving’, Groniek 93 (1985) 108-123.
  • J. Roefstra, ‘Aleid van Poelgeest. Haar leven en haar einde’, De Viersprong 10 (1993) 36-39.
  • Corien Glaudemans, Om die wrake wille. Eigenrichting, veten en verzoening in laat-middeleeuws Holland en Zeeland (Hilversum 2004) 142-148.

Illustratie

De moord op Aleid van Poelgeest, gegraveerd door Reinier Vinkeles. Uit: Kok, Vaderlandsch woordenboek, 31 (1794).

Auteur: Dimphéna Groffen

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 34

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.