Pollius, Magdalena (1699-1774)

 
English | Nederlands

POLLIUS, Magdalena (geb. Deventer 22-10-1699 – gest. Goënga, Friesland 20-8-1774), gelegenheidsdichteres. Dochter van Maevius Pollius (1669-1726), rector van de Latijnse school in Deventer, en Hiltie Ages Looxma (1669-1718). Magdalena Pollius trouwde (1) op 3-7-1718 in Deventer met Regnerus Brongerus Reen (1688-1752), predikant; (2) op 23-8-1761 in Goënga met Wibrandus Gerardus Reddingius (1703-1785), predikant. Uit huwelijk (1) werd 1 zoon geboren, 1 dochter kwam dood ter wereld.

Magdalena Pollius stamde van moederszijde uit een Friese patriciërsfamilie; grootvader Looxma was zilversmid en burgemeester van Sneek. De familie van vaderszijde had banden met de universiteit van Franeker: velen van hen hebben er de functie van pedel vervuld. Grootmoeder Magdalena Pollius, geboren Bekker, was een zuster van de predikant Balthasar Bekker, auteur van het toen zeer controversiële boek De betooverde weereld (1691). Vader Pollius (gedoopt als Meves Pol) was sinds 1695 rector van de Latijnse school in Deventer. Daar trouwde Magdalena op 3 juli 1718 met de Friese predikant Regnerus Bronger(us) Reen. Het echtpaar vestigde zich in Finkum (Friesland), waar Reen sinds 1711 als predikant stond. Het jaar daarop (2 juli 1719) werd hun eerste kind, Regnerus, gedoopt in Finkum. Het gezin verhuisde in 1728 naar Huisum, waar Reen beroepen was en tot zijn dood predikant bleef. Hij overleed, kennelijk onverwacht, in augustus 1752 in Rauwert, in het huis van zijn zwager Nicolaas Ruardi, en werd begraven in Franeker.

Voorzover na te gaan schreef Magdalena Pollius vanaf ongeveer 1730 gedichten, voornamelijk gelegenheidspoëzie. Deze poëzie is vooral gericht tot (voornamelijk Friese) predikanten en hun echtgenotes, alsmede enkele plaatselijke notabelen. Het leeuwendeel van haar gedichten staat in haar Stigtelyke mengeldigten, gepubliceerd in Leeuwarden in 1745, samen met vier kerkelyke redenvoeringen van haar man. De door hen beiden ondertekende voorrede gaat echter vooral over Reen en is ook door hem geschreven. Zij staat daarin te boek als op dat moment ‘te zwak van lichaam’ om mee te werken aan de samenstelling van de bundel. Niettemin bestaat het grootste deel daarvan – zo’n driehonderd pagina’s – uit haar gedichten. Opvallend is dat er geen gedichten voor haar zoon bij zijn.

Pollius’ dichtwerk is in de eerste plaats godsdienstig, vroom. Zoals de Friese predikant-historicus G.A. Wumkes het zei: ‘Haar taal wordt gedragen door het Bijbelwoord en rust geheel op de grondslag van de kerkelijke belijdenis’ (413). Zo spreekt ze in een verjaardagsgedicht voor haar echtgenoot Regnerus Reen de volgende wens uit: ‘In ’t nieuwe jaar dat men verwacht/ Schenk’ God u nieuwe lust en kracht,/ Om in Zijn wijngaard wel te werken’ (Stigtelyke mengeldigten, 200). In 1737 verdedigde zij haar oudoom Bekker tegen Laurens Bake, ‘die Bekker noemt een Sadduceër en hem verdoemt’: ‘Men noem dan Baak geen dicht’ren baak,/ Die in de laster schiep vermaak’ (idem, 173).

Magdalena Pollius hoorde tot de kring van vrome dichteressen in het Noorden als Clara Feyoena van Sytzama en Alegunda Ilberi. Voor beiden schreef ze drempeldichten bij hun dichtbundels en voor beiden schreef ze lijkdichten. Een van Pollius’ weinige ‘seculiere’ gedichten is ‘Huisums vermakelykheden, of aangenaam gezigt uit myn kamer’ (idem, 291-295). Haar laatst bekende gedicht dateert van 1755.

Mogelijk verhuisde Magdalena Pollius na het overlijden van Regnerus Reen naar Sneek. Daar trouwde zij negen jaar later (1761) met de weduwnaar Wibrandus Gerardus Reddingius. Haar tweede echtgenoot was al sinds 1732 predikant in Goënga, waar hij in 1780 met emeritaat zou gaan. Magdalena Pollius heeft dit niet meer meegemaakt. Zij stierf op 20 augustus 1774.

Naslagwerken

  • Lauwerkrans; NBAC; Nederlands Patriciaat 22 (1935/36) [Looxma]; NNBW [zelfst. en onder Reen].
  • T.A. Romein, Naamlijst der predikanten, sedert de hervorming tot nu toe, in de hervormde gemeenten van Friesland, 2 delen (Leeuwarden 1886-1888) [onder Reen en Reddingius].
  • W.G. Reddingius, Geslachtsregister der familie Reddingius [Dokkum 1866], aangevuld en heruitgegeven door J.A. Reddingius (Naarden 1987), Eerste afd., 11, nr. 16.

Archivalia

Tresoar, Leeuwarden: DTBL, inv. nr. 256, Dopen Franeker [doop Reen, 18-12-1688]; inv. nr. 462, Dopen Finkum en Hijum [doop zoon van Pollius en Reen, 2-7-1719]; inv. nr. 463, Trouwregister Finkum en Hijum [derde proclamatie Pollius en Reen, 5-6-1718]; inv. nr. 639, Ondertrouwregister Gerecht Sneek, en inv. nr. 667, Ondertrouwregister Hervormde gemeente Sneek [ondertr. Pollius en Reddingius, 13-8-1761]. Gen 535, Genealogische Collectie Reddingius (...), geschreven en verzameld door R.P. Reddingius.

Publicaties

  • O.a. huwelijksgedichten voor Petrus Idema en Sara Wassenberg (1732), Hobbe van Burmania en Helena Amarentiana Lucia van Unia (1732), Eiso Andeles en Geertje Jongsma (1738), en Lambertus Vitringa en Rinske Banga (1739) [separate uitgaven in Tresoar, Leeuwarden].
  • Magdalena Pollius, Stigtelyke mengeldigten. Met een voorrede van [...] Regnerus Brongerus Reen (Leeuwarden 1745).
  • Magdalena Pollius, ‘Ter gedagtenisse by wegen van grafschrift, van [...] Hermannus Wesselius’, in: Rouw-klagten, ter gedagtenisse van [...] Hermannus Wesselius (Leeuwarden 1755).

Literatuur

  • J.C.W. le Jeune, Bouwstoffen voor de Nederlandsche letterkunde en hare geschiedenis, 2de stukje (Amsterdam 1832) 47-50.
  • G.A. Wumkes, ‘De “Stigtelyke mengeldigten” fen Magdalena Pollius’, in: Idem, Paden fen Fryslan. Samle opstellen, deel 1 (Bolsward 1932) 411-418.
  • Annelies de Jeu, ‘’t Spoor der dichteressen’. Netwerken en publicatiemogelijkheden van schrijvende vrouwen in de Republiek (1600-1750) (Hilversum 2000) 147-148, 154, 253.

Auteur: Anna de Haas (met dank aan Martha Kist)

 

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.