Rijberg, Elisabeth (?-na 1710)

 
English | Nederlands

R(H)IJBERG, Elisabeth, abusievelijk ook bekend als Elisabeth Pyberg (gest. na 1710), papierkunstenares.

De in Rotterdam woonachtige Elisabeth Rijberg moet in haar tijd een bekende knipkunstenares zijn geweest. Genealogische gegevens ontbreken volledig, maar er zijn drie contemporaine bronnen die melding maken van haar activiteiten als kunstenares. De Rotterdamse stadshistoricus Gerrit van Spaan noemt haar in zijn Beschrijvinge der stadt Rotterdam (1698), de Engelsman Charles Ellis prijst haar werk in een brief, en de Duitse kunstverzamelaar Zacharias von Uffenbach doet verslag van de bezoeken die hij aan haar bracht in 1705 en 1710. Daarmee staat vast dat zij in ieder geval tussen 1698 en 1710 als knipkunstenares actief is geweest.

Volgens Van Spaan woonde Elisabeth Rijberg nabij het Nieuw Oost-Indisch Huis en muntte zij uit in zogenaamde coulisseknipsels in perspectief. Zij maakte ‘kunstige oorlogsschepen en jachten, met een stille en holle zee; voorts koninklijke en prinselijke lusthuizen, als het Loo, Hontselersdijk en andere; voorts geboomten, verschieten en portretten in ’t plat en verheven’ (van Spaan, 424). Boven haar deur, zo vervolgt hij, is het volgende gedichtje te lezen: ‘Ik snijde van papier al wat het ooge streelt/ of wat een geestig brein ons na de kunst afbeeldt/ al brult de bitse nijd met op[en]gesperde kaken/ mijn kunst en zal niet licht daardoor in 't voetzand raken’. Van Spaan weet voorts te melden dat zij iets had gemaakt voor de keurvorst van de Palts. Daarvoor kreeg ze vier vergulde zilveren bekers met deksels, waar enige Roomse keizers op stonden afgebeeld, en een klein zilver servies versierd met het wapen van de keurvorst.

De Engelse geestelijke Charles Ellis stuurde op 16 juni 1699 een brief aan dr. Edward Tyson waarin hij schrijft dat hij in Den Haag een kunstwerk van ene Elisabeth Rijberg had gezien dat zijn weerga niet kende. Het ging om door haar geknipte, bijzonder goed gelijkende portretten van Willem III en Maria Stuart II. Ze waren mooier dan hij ooit gezien had. Het leek alsof de stof van Maria’s kleding echt was geborduurd in plaats van geknipt. Ook meldt hij dat Elisabeth Rijberg duizend gulden aangeboden had gekregen voor de koninklijke portretten, maar dat zij dat aanbod had afgeslagen. Ellis’ brief werd in het kort opgenomen in de Philosophical Transactions (1702/03); door een drukfout werd haar achternaam verbasterd tot Pyberg – de achternaam waarmee zij vervolgens in de Engelse naslagwerken terecht is gekomen.

Von Uffenbach meldt in zijn reisverslag van 1710 dat hij op 19 november ‘jungfer Elisabeth Rijberg’ een bezoek bracht. Zonder de tekst te noemen maakt ook hij melding van het bord dat boven haar deur hing – kennelijk viel ze ermee op. Hij tekent hierbij aan dat de tekst zowel in het Nederlands als het Frans was opgesteld. Hij heeft bij haar in de winkel elf stukken gezien, in zwarte ramen met glas ervoor. Negen daarvan had hij bij zijn bezoek in 1705 ook al gezien. De nieuwste twee kunstwerken, beide van 1709, stelden het Scheveningse strand en een haringvangst voor, met veel mensen en schepen. Ze waren ‘schön und künstlich’  gemaakt, en ze waren niet duur om te bezichtigen (‘billig zu bewundern’). Hieruit kan worden opgemaakt dat Rijberg bezoekers liet betalen om haar kunstwerken te zien. Haar zee- en bloemstukken vond hij het beste, haar voorstellingen van gebouwen als het Loo waren minder goed.

Catharina van de Graft liet zich in 1946 negatief uit over Rijberg: zij ‘bezat niet de fijne geestesbeschaving van Schurman en Koerten. Om dit negatieve oordeel te onderbouwen verwijst zij naar het in haar ogen ‘brallerig’ gedicht dat boven de voordeur van Rijberg hing.

Voorzover bekend is er geen werk van Rijberg bewaard gebleven.

Naslagwerken

Van der Aa; Immerzeel; Kobus/De Rivecourt; Lexicon Noord-Nederlandse kunstenaressen; Verwoert.

Literatuur

  • Gerrit van Spaan, Beschrijvinge der stadt Rotterdam en eenige omleggende dorpen (Rotterdam 1698) 424.
  • ‘An extract of a letter to Dr Edward Tyson from the Reverend Mr Charles Ellis’, Philosophical Transactions: giving some account of the present undertakings, studies and labours of the ingenious in many considerable parts of the world 23 (1702/03) 1415-1418.
  • Z.C. von Uffenbach, Merkwürdige Reisen durch Niedersachsen, Holland und Engelland, 3 (Ulm 1754) 266-267.
  • J.D.C. van Dokkum, ‘Hanna de knipster en haar concurrenten. Een studie over Oud-Hollandsche schaarkunst’, Het Huis Oud en Nieuw 13 (1915) 335-358, aldaar 353-354 [met volledige tekst van het rijmpje en van de passage bij Uffenbach].
  • A. Spamer, Das kleine Andachtsbild vom XIV. bis zum XX, Jahrhundert (München 1930) 89-94.
  • C. Catharina van de Graft, ‘Papieren knipwerk’, Historia 7 (1946) 145-155.
  • S. Metken, Geschnittenes Papier. Eine geschichte des Ausschneidens in Europa von 1500 bis heute (München 1978) 15-16.
  • Joke en Jan Peter Verhave, Schaar-Kunst. Ontwikkeling van de papierknipkunst in Nederland (Arnhem 1983).
  • Jos Hiddes, ‘Kunstenaressen in de marge? Over knipkunst, calligrafie en roem’, in: Els Kloek, Catherine Peters Sengers en Esther Thobé red., Vrouwen en kunst in de Republiek (Hilversum 1998) 107-118, aldaar 115-117.

Auteur: Marja Volbeda

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 351

laatst gewijzigd: 13/01/2014

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.