© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Els Kloek, Saueressig, Sophie Elisabeth, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Saueressig [11/07/2016]
SAUERESSIG, Sophie Elisabeth (geb. Bandoeng, Nederlands-Indië 3-10-1906 – gest. Batavia, Nederlands-Indië 22-6-1945), danseres. Dochter van Petrus Eduardus Saueressig (1866-in of na 1936), onderluitenant, en Jeanne Hermine Koch (1879-1958), vroedvrouw [?]. Sophie Saueressig trouwde op 26-5-1937 in Bandoeng met Willem Frederik de Groot (1898-1969), postbeambte. Uit dit huwelijk werden 1 dochter en 2 zoons geboren.
Sophie (Fee) Saueressig werd geboren als een-na-jongste van vijf in een Nederlands-Indisch gezin. Ze had twee broers en twee zusters: Petrus (1898-1945), Sien (1899-1989), Jantje (1904-1915) en Wies (1913-2010). Vlak voor haar geboorte was het gezin verhuisd van Meester Cornelis in Batavia (Jakarta) naar Bandoeng. Haar vader was een KNIL-militair met een Nederlandse achtergrond die in Nederlands-Indië was geboren. Rond de geboorte van Fee had hij een punt gezet achter zijn militaire loopbaan: vanaf ca.1905 was hij werkzaam als employé bij handelsondernemingen (waaronder de KPM). De moeder van Fee, eveneens Indische van geboorte, was werkzaam als vroedvrouw. Ook deed Fee’s moeder in huizen: in Midden-Java had ze een soort vakantiepark, in Batavia verhuurde ze vijf huisjes. Toen Fee negen jaar oud was, stierf haar broer Jantje, naar het schijnt omdat hij was vergiftigd door de baboe.
In 1928 slaagde Fee voor het ‘onvolledig toelatingsexamen der hbs’, zo meldt het Bataviaasch Nieuwsblad van 16 mei. Een jaar later reisde ze met haar vader en zus Wies naar Nederland. De Hollandsche Revue meldt op 15 oktober van dat jaar dat onderluitenant P.E. Saueressig met pensioen gaat. Het adres dat daarbij wordt opgegeven, is de Anthonie Heinsiusstraat 69 in Den Haag. Het feit dat de vader alleen met twee dochters 'naar patria' was gereisd, doet vermoeden dat hij hen naar Nederland had gebracht voor een vervolgopleiding. Fee was net 22 geworden, Wies was 15 jaar oud.
Op 2 december 1932 meldt Het Vaderland dat Fee Saueressig, leerlinge van Elsa Dankmeyer, aan de Haagsche Muziekschool is geslaagd voor het vak solodans. Drie maanden later, op 19 maart 1933, staat in de krant te lezen dat ze in de grote concertzaal van Pulchri Studio met twee nummers heeft opgetreden: samen met Tini Hartsuiker en Lydia Ubbens deed ze ‘een aardige poppendans’, en als soliste danste ze een wals van Chopin. Het was een benefietvoorstelling voor de Haagse Bleekneusjes.
Hierna wordt het stil rond danseres Fee Saueressig. Volgens de familie-overlevering zou ze enkele jaren hebben gedanst bij de Bouwmeesterrevue, maar dat kon niet worden bevestigd. Rond 1936 moet ze zijn teruggekeerd naar Nederlands-Indië, waar ze een relatie kreeg met Willem Frederik de Groot, commies A bij de posterijen. Hij was twee keer eerder getrouwd geweest – beide huwelijken waren op een scheiding uitgelopen. Toen Fee zwanger raakte, zijn ze snel getrouwd. Het echtpaar woonde eerst in Batavia, later in Bandoeng, en kreeg drie kinderen: Marijke (1937), Roland (1939) en Boudewijn (1944). Toen haar man in 1943 door de Japanse bezetter naar het kamp Kota Paris in Buitenzorg werd gestuurd, ging Fee uit solidariteit mee. In het kamp organiseerde ze cabaretvoorstellingen op een open plek achter het huis. Hierna zouden ze naar het kamp Kramat zijn gestuurd en daar van elkaar zijn gescheiden. Hun namen zijn echter niet geadministreerd.
Uiteindelijk kwam Fee Saueressig met haar drie kinderen in het vrouwenkamp Tjideng (Cideng) terecht, waar ze op 22 juni 1945 aan dysenterie overleed. Haar kinderen, in de leeftijd van acht tot één, werden door hun oma Saueressig en hun tantes opgevangen en in mei 1946 bij pleeggezinnen in Nederland ondergebracht – in 1951 werd het gezin herenigd toen de weduwnaar van Fee ook naar Nederland terugkeerde. Daar brak zoon Boudewijn in 1966 door als zanger/liedjesschrijver. In het liedje ‘Achter glas’, over het ongekende verleden van zijn ouders in Nederlands-Indië, refereert hij in het tweede couplet aan de foto van zijn moeder in haar vlinderpakje: ‘Ik zag mijn moeder achter glas/ als kleine witte vlinder/ Ik vroeg haar hoe het vroeger was/ Toen zij een jonge moeder was/ Nog door geen angst gehinderd…’ (2008).
Archivalia
- Slachtofferregister Oorlogsgravenstichting
- Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: persoonskaart W.F. de Groot.
- Haags Archief: Burgerlijke Stand (Saueressig).
Literatuur
‘Genealogie Reeser’, Nederland’s Patriciaat 56 (1970) 173.
Illustratie
Fanfoto, ongedateerd (ca. 1935?), door onbekende fotograaf (familiebezit).
Auteur: Els Kloek (met dank aan Boudewijn de Groot, Roel de Neve en Gijs Hesselink).
laatst gewijzigd: 11/07/2016
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.