© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Schinne, Magdalena Antoinetta van, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Schinne [13/01/2014]
SCHINNE, Magdalena Antoinetta van (geb. Den Haag 18-5-1762 – gest. Den Haag 9-10-1840), schrijfster van een dagboek. Dochter van Isaac van Schinne (1721-1779), advocaat bij het Hof van Holland, en Sara Anna van Ruster (1735-1793). Magdalena van Schinne bleef ongehuwd.
Magdalena (Mattie) van Schinne moet behoorlijk onderwijs hebben genoten. Ze bezocht waarschijnlijk een kostschool in Oosterhout, kende Frans en Engels, en las waarschijnlijk al van jongsaf veel. Haar vader had een ambtelijke loopbaan gevolgd, van advocaat tot raad en rekenmeester van de prinselijke domeinen. Niettemin raakte het gezin na de dood van vader Van Schinne in financiële problemen. Magdalena, haar moeder en haar twee oudere zusters, Catharina ofwel Cato (1757-1840) en Everdina Anna ofwel Antje (1760-1831), woonden in Den Haag op de Dennenweg (nu Kazernestraat), later in de Molenstraat. Er waren ook een oudere broer, Isaac (1759-1831), en twee jongere, Abraham (1767-1805), die militair werd, en Anthony Jan (1765-1837), het zwarte schaap van de familie dat in de Oost terechtkwam. Allen probeerden zij ondanks de financiële beperkingen hun leven als leden van de hogere kringen voort te zetten.
Magdalena van Schinne schreef twee dagboeken, in het Frans. Het eerste begon zij in de tweede helft van de jaren 1780 als een dagboek in briefvorm. De vroegste brief die daarvan is overgeleverd – in het manuscript 89 genummerd – dateert van eind februari 1786, de laatste van mei 1793 (daarna volgt nog één brief uit oktober 1795). Het beeld dat uit dit dagboek naar voren komt van het leven van de drie zusters en hun moeder is er een van chronisch geldgebrek en maatschappelijke onzekerheid. Hun sociale status liet niet toe dat de zusters gingen werken en hun moeder was niet in staat haar uitgaven aan te passen aan de financiële situatie. Magdalena beschuldigt haar moeder dan ook van ‘bedroevend egoïsme’ (120) en beschrijft haar als een vrouw die van haar kinderen – en anderen – leent, zonder ooit terug te betalen. Thuis werden kleren, gordijnen en beddegoed dus steeds versteld, betaling van rekeningen uitgesteld, personeel niet betaald. Visites werden uit zuinigheid niet afgelegd: daar speelde men immers vaak gezelschapsspelletjes om geld, hoe weinig ook. Door dit alles waren de zusters geen begeerlijke partij op de huwelijksmarkt en ze zijn ook nooit getrouwd. Broer Isaac heeft de grootste moeite gehad een goed huwelijk te sluiten.
Magdalena van Schinne zelf komt uit dit brieven-dagboek naar voren als een jonge vrouw vol onvervulde verlangens, die zich tegenstribbelend bij de toestand probeert neer te leggen. Ze wekt de indruk door schrijven daaraan te willen ontsnappen. Ooit, zo bedacht ze, zou ze haar ‘memoires over deze tijd’ schrijven, want ze voorzag ‘een tijdperk waarin die bezigheid mijn enige ontspanning zou kunnen worden’ (13 april 1789). Inderdaad schreef ze soms over de gebeurtenissen van ‘deze tijd’, maar die werden toch overschaduwd door haar eigen leven: ‘De grote en de kleine maatschappij ondergaan opmerkelijke omwentelingen, alleen mijn leven houdt zijn smakeloze eentonigheid; altijd wolken om mij heen, altijd innerlijke strijd’ (2 augustus 1790). In 1792 kwam de bodem van de familiekas in zicht: moeder Van Schinne bleek vrijwel alles beleend te hebben. Haar dood maakte een eind aan deze misère, al schreef Magdalena van Schinne wel: ‘De gedachte dat haar dood ons redt, grijpt me aan’ (19 mei 1793). Dit is ook de laatste brief in dit dagboek (op die ene van 1795 na).
Het tweede dagboek dat Magdalena van Schinne vervolgens in 1796 begon, heeft meer de vorm van een echt dagboek. Het lijkt ook een poging om haar ‘memoires over deze tijd’ te schrijven. Dat kostte haar moeite: het zou makkelijker zijn een ‘dagboek van m’n ideeën te schrijven, dan dat van de gebeurtenissen’ (29 januari 1796). Daarna ontbreekt in het dagboek een periode van ruim vijf jaar: verloren gegaan of nooit geschreven? In 1801 constateerde ze dat ze ‘de smaak en de gewoonte om te schrijven’ kwijt was (14 oktober 1801). Dan valt er weer een gat. De laatste overgeleverde aantekeningen dateren uit januari 1805.
Magdalena van Schinne is altijd met haar zusters in de Molenstraat blijven wonen, waar zij een sobere staat voerden op een lijfrente uit het kapitaal van hun grootmoeder van moederskant. In 1831 verloor ze zowel haar broer Isaac en diens vrouw als haar zuster Antje. Op 10 maart 1840 overleed haar zuster Cato. Zeven maanden later stierf ook Magdalena van Schinne, 78 jaar oud. Meerdere malen had zij de hoop uitgesproken dat misschien ooit iemand haar dagboek zou lezen en waarderen: ‘Als men over enige eeuwen mijn zogenaamde dagboek terug zou vinden [...]’ (8 juni 1788). Deze verhulde wens ging in vervulling, toen in 1990 haar dagboeken, of wat daarvan resteerde, in druk verschenen.
Naslagwerken
Egodocumenten.
Archivalia
Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: Dossier Van Schinne; Genealogie van het oud adelijk [sic] geslacht van Van Schinne (z.p. z.j.).
Publicaties
Het dagboek van Magdalena van Schinne (1786-1795), Anje Dik ed. en vert. (Hilversum 1990).
Illustratie
Miniatuur, tekening op glas, door L. Temminck, begin 19de eeuw (Haags Gemeentemuseum). Uit: Het dagboek van Magdalena van Schinne.
Redactie
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 585
laatst gewijzigd: 13/01/2014
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.